GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 22 juni 2011
Zaaknummer : 200.080.804/01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 10-1156
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. E. Keijzerwaard te Rotterdam,
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. J.H. Pelle te 's-Gravenhage.
Als belanghebbende zijn aangemerkt:
1. [kind 1],
geboren op [geboortedatum] 1991 te Delft,
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: [kind 1],
2. [kind 2],
geboren op [geboortedatum] 1992 te Delft,
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: [kind 2],
hierna ook gezamenlijk te noemen: de jongmeerderjarigen.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 20 januari 2011 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 28 oktober 2010 van de rechtbank 's-Gravenhage.
De vader heeft op 18 maart 2011 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de moeder:
- op 21 april 2011 een brief van dezelfde datum met bijlagen;
- op 11 mei 2011 een brief van 10 mei 2011 met bijlagen.
De zaak is op 20 mei 2011 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat.
De jongmeerderjarigen zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De advocaat van de moeder heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking, de beschikking van 6 oktober 2004 van het gerechtshof 's-Gravenhage en de beschikking van 16 november 2005 van de rechtbank Utrecht.
Bij beschikking van 6 oktober 2004 heeft het gerechtshof 's-Gravenhage - voor zover in hoger beroep van belang - de door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie met ingang van 1 maart 2003 op € 195,-- per maand per kind bepaald.
Bij beschikking van 16 november 2005 heeft de rechtbank Utrecht - voor zover in hoger beroep van belang - de beschikking van 6 oktober 2004 gewijzigd en de door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie met ingang van 1 februari 2005 op nihil gesteld.
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de moeder - strekkende tot wijziging van de beschikking van 16 november 2005 in die zin dat met ingang van 27 mei 2008 de kinderalimentatie op € 250,-- per maand wordt bepaald - afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (hierna ook: kinderalimentatie) van voornoemde thans jongmeerderjarigen.
2. De moeder verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en de vader te veroordelen om met ingang van 27 mei 2008 bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de jongmeerderjarigen met een bedrag van € 250,-- per maand per kind, dan wel een zodanig bedrag waarvan de rechtbank (het hof leest: het hof) meent dat redelijk is, dan wel te bepalen dat de alimentatie die de vader heeft voldaan, niet door de moeder hoeft te worden terugbetaald.
3. De vader bestrijdt het beroep en verzoekt het hof de grieven van de moeder te verwerpen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Ontvankelijkheid
4. Vooreerst stelt het hof vast dat de rechtsstrijd van partijen zich beperkt tot de periode van 27 mei 2008 tot 27 april 2009 voor zover het [kind 1] betreft en van 27 mei 2008 tot 19 oktober 2010 voor zover het [kind 2] betreft. Op 27 april 2009 respectievelijk 19 oktober 2010 zijn [kind 1] en [kind 2] 18 jaar geworden, waardoor zij per die datum als (jong)meerderjarig worden beschouwd. Dit brengt mee dat zij vanaf dat moment zelf procespartij zijn. Niet is gebleken dat aan de moeder een volmacht is verleend om voor hen op te treden in deze procedure. Nu [kind 1] noch [kind 2] is verschenen in hoger beroep, strekt het verzoek van de moeder alleen tot de datum waarop [kind 1] en [kind 2] meerderjarig zijn geworden en zal het hof de moeder ten aanzien van de periode daarbuiten niet-ontvankelijk verklaren.
Draagkracht van de vader
5. De moeder stelt zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een situatie dat de beschikking van 16 november 2005 (waarbij de kinderalimentatie op nihil is gesteld) sindsdien door een wijziging van omstandigheden niet meer aan de wettelijke maatstaven voldoet, omdat de vader inmiddels is toegelaten tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp). De moeder voert daartoe aan dat de periode waarover zij kinderalimentatie verzoekt mede ziet op een periode waarin de vader nog niet in de schuldsanering zat. Reeds met ingang van 27 mei 2008 verbleven de jongmeerderjarigen op haar adres en heeft zij sindsdien alle kosten voor hen voldaan. Daarnaast stelt de moeder dat toepassing van de nieuwe aanbeveling inzake kinderalimentatie bij toelating van de onderhoudsplichtige tot de schuldsanering, gezien het feit dat de vader op dit moment in de schuldsanering zit eigenlijk niet redelijk is, aangezien de grootste schuld van de vader de schuld bij het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen betreft en dus betrekking heeft op de kinderalimentatie en dat daaromtrent door de vader bewust een verkeerde voorstelling van zaken is gegeven in de schuldsaneringsprocedure.
6. De vader stelt zich op het standpunt dat [kind 2] eerst per september 2009 (gedeeltelijk) bij de moeder is gaan wonen en dat [kind 1] in het geheel niet bij de moeder is gaan wonen, maar steeds bij hem heeft gewoond. Voorts stelt de vader dat hij niet in staat is om een kinderalimentatie van € 250,-- per maand per kind aan de moeder te voldoen.
7. Het hof overweegt als volgt. Vast staat dat de kinderalimentatie bij de beschikking van 16 november 2005 van de rechtbank Utrecht op nihil is gesteld. Vast staat voorts dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van de vader op een door hem ingesteld hoger beroep tegen een afwijzende beslissing van de rechtbank op zijn verzoek op 19 januari 2010 door het gerechtshof 's-Gravenhage is uitgesproken. Uitgangspunt is dat er gedurende de periode dat de Wsnp van toepassing is, in beginsel geen ruimte (meer) is voor kinderalimentatie, immers, het vrij te laten bedrag waarover de schuldenaar dan de beschikking heeft, ligt rond het bijstandsniveau. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien sprake is van bijzondere omstandigheden. Nog daargelaten dat de moeder hiertoe niets heeft gesteld, was in het onderhavige geval de kinderalimentatie reeds op nihil gesteld. Naar het oordeel van het hof bestaat dan ook geen aanleiding om na 19 januari 2010 een kinderalimentatie vast te stellen.
8. Voor de periode van 27 mei 2008 tot 19 januari 2010 overweegt het hof als volgt. Zelfs indien het hof ervan uitgaat dat de jongmeerderjarigen met ingang van 27 mei 2008 bij de moeder zijn gaan wonen en de draagkracht van de vader over voormelde periode een kinderalimentatie toeliet, acht het hof het niet redelijk om in dit geval met terugwerkende kracht en over een periode geheel in het verleden gelegen, een kinderalimentatie vast te stellen. Nu op de vader thans de Wsnp van toepassing is, zou een dergelijke vaststelling met zich brengen dat bij de vader een nieuwe schuld wordt gecreëerd. De vader was bovendien reeds toegelaten tot de schuldsaneringsregeling toen de moeder haar inleidend verzoek bij de rechtbank indiende. Hoewel de vader onderhoudsplichtig is ten opzichte van de jongmeerderjarigen, acht het hof een zodanige uitkomst niet wenselijk. Om die reden wijst het hof het verzoek van de vrouw in hoger beroep af.
9. De overige grieven van de moeder behoeven geen behandeling. Ter terechtzitting heeft de moeder haar (primaire) standpunt, dat de beschikking van 16 november 2005 van de rechtbank Utrecht van de aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft beantwoord doordat bij die uitspraak van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan, niet langer gehandhaafd. Voorts ligt de vraag of de vader al dan niet betalingen aan de moeder onverschuldigd heeft gedaan, gezien de genoemde beschikking van de rechtbank Utrecht en de vraag of de moeder in redelijkheid gehouden kan worden tot terugbetaling van die bedragen niet aan het hof voor, nu onderhavige procedure alleen betrekking heeft op de vraag of over een bepaalde periode alsnog kinderalimentatie dient te worden vastgesteld. De zogenaamde terugbetalingskwestie behoeft dan ook geen bespreking.
10. Uit het bovenstaande volgt dat de grieven van de moeder geen doel treffen. Het hof zal als na te melden beslissen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar hoger beroep voor zover haar verzoek ziet op de periode na 27 april 2009 wat betreft [kind 1] en voor zover haar verzoek ziet op de periode na 19 oktober 2010 wat betreft [kind 2];
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Mink, van Nievelt en Mulder, bijgestaan door mr. Wijkstra als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 juni 2011.