ECLI:NL:GHSGR:2011:BR5120

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-006031-10
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloos rijgedrag leidt tot dodelijk verkeersongeval

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 11 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die op 24 mei 2010 te Wilhelminadorp een dodelijk verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die nog geen jaar in het bezit was van zijn rijbewijs, bestuurde zijn auto op roekeloze wijze en reed met een fors hogere snelheid dan toegestaan. Tijdens het nemen van een scherpe bocht verloor hij de controle over zijn voertuig en kwam in botsing met een tegemoetkomende motorfiets, waarbij de bestuurster van de motorfiets om het leven kwam en twee inzittenden van de auto zwaar lichamelijk letsel opliepen.

Het hof oordeelde dat de verdachte zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer op grove wijze had miskend. De verdachte had eerder al twee keer te hard gereden en zijn gedrag werd gekarakteriseerd als roekeloos. Het hof veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast werd hem de bevoegdheid ontzegd om motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaar. Het hof hield rekening met de ernst van het feit en de gevolgen voor de nabestaanden van het slachtoffer, en besloot dat een deel van de gevangenisstraf in de vorm van elektronische detentie mocht worden uitgevoerd.

De raadsman van de verdachte had aangevoerd dat het politieonderzoek ontoereikend was en dat er mogelijk sprake was van medeschuld van het slachtoffer. Het hof verwierp deze argumenten en concludeerde dat de verdachte roekeloos had gereden, wat leidde tot de fatale gevolgen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van voorzichtigheid in het verkeer, vooral voor beginnende bestuurders.

Uitspraak

Rolnummer: 22-006031-10
Parketnummer: 12-706030-10
Datum uitspraak: 11 mei 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Middelburg van 18 november 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 27 april 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van tweehonderdveertig uren, subsidiair honderdtwintig dagen hechtenis, met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaren met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest. Voorts is beslist omtrent de inbeslaggenomen voorwerpen als vermeld in het vonnis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 mei 2010 te Wilhelminadorp, gemeente Goes, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de [straat A], zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- met een (fors) hogere snelheid dan wettelijk ter plaatste toegestaan, in elk geval met een hogere snelheid dan een verantwoorde snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse, een bocht naar links (in de [straat A]) is ingereden en/of die bocht naar links heeft aangesneden en/of
- (vervolgens) op de weghelft voor het tegemoetkomend verkeer is geraakt en/of
- (vervolgens) in botsing, althans in aanrijding, is gekomen met een hem, verdachte, tegemoetkomende motor-rijdster en/of diens motor, welke zich op de rijbaan voor het tegemoetkomend verkeer bevond, waardoor die motorrijdster, genaamd [slachtoffer 1], werd gedood en/of waardoor de medepassagier(s) van het motorrijtuig (personenauto), genaamd [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], zwaar lichamelijk letsel, te weten die [slachtoffer 2] een gebroken schouderblad en/of die [slachtoffer 3] een gekneusde nier, of zodanig lichamelijk letsel werd(en) toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan ;
en voor zover terzake van het primair tenlastegelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 24 mei 2010 te Wilhelminadorp, gemeente Goes, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de [straat A],
- met een (fors) hogere snelheid dan wettelijk ter plaatse toegestaan, in elk geval met een hogere snelheid dan een verantwoorde snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse, een bocht naar links (in de [straat A]) is ingereden en/of die bocht naar links heeft aangesneden en/of
- (vervolgens) op de weghelft voor het tegemoetkomend verkeer is geraakt en/of
- (vervolgens) in botsing, althans in aanrijding, is gekomen met een hem, verdachte, tegemoetkomende motor-rijdster en/of diens motor, welke zich op de rijbaan voor het tegemoetkomend verkeer bevond, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Door het hof op basis van de wettige bewijsmiddelen vastgestelde feiten en omstandigheden1
Op 24 mei 2010, omstreeks 19.04 uur, reed de verdachte als bestuurder van een personenauto over de [straat A] te Wilhelminadorp, gemeente Goes.2 De [straat A] is een voor het openbaar verkeer openstaande, verharde rondweg om Wilhelminadorp, bestaande uit één rijbaan, die bestemd is voor het verkeer in beide richtingen. Het betreft een weg van ongeveer één jaar oud, waardoor het wegdek zijn optimale stroefheid heeft bereikt. De [straat A] is gelegen buiten de bebouwde kom, is aangemerkt als een 60 kilometer per uur zone en als zodanig ingericht.3
De verdachte reed, komende vanaf de [straat B], in de richting van de [straat C]. In de personenauto van de verdachte bevonden zich drie inzittenden, te weten [getuige A], die op de bijrijdersstoel zat, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], die beiden op de achterbank van de personen-auto zaten. Zij waren die dag naar het strand van de 'De Banjaard' in Kamperland geweest en bevonden zich op weg naar huis.4 Het was daglicht, droog en het (uit)zicht ter plaatse werd op geen enkele manier belemmerd.5
De verdachte reed ter hoogte van een bocht die scherp naar links verliep, welke duidelijk kenbaar is gemaakt door middel van zogenaamde bochtschilden. De verdachte is deze bocht met een dusdanige snelheid ingereden dat zijn voertuig al driftend over de rijbaan ging. Uit onderzoek is gebleken dat de verdachte aan het begin van het driftspoor met een snelheid heeft gereden van maximaal 109 kilometer per uur en minimaal 94 kilometer per uur6, terwijl hij wist dat aldaar een maximumsnelheid van 60 kilometer per uur gold.7 De verdachte heeft ten gevolge van het driften de controle over zijn voertuig verloren en is op het linkerrijbaangedeelte van de weg terecht-gekomen.8
Over de [straat A] reed een bestuurster van een motorfiets in de richting van de [straat B]. Op het moment dat de verdachte met zijn voertuig op het linkerrijbaan-gedeelte terechtkwam, kwam de bestuurster van de motor-fiets, aan de voor haar rechterzijde van de rijbaan, de personenauto tegemoetgereden. Vervolgens ontstond er een aanrijding tussen de personenauto en de motorfiets, waarbij de bestuurster van de motorfiets tegen de rechterzijde, ter hoogte van het rechterachterwiel, van de personenauto is gereden. De bestuurster van de motorfiets werd hierdoor van haar voertuig geworpen en kwam op de rijbaan van de [straat A] terecht.9 Zij overleed ter plaatse ten gevolge van een schedel-basisbreuk met hersenletsel.10 Ook de twee inzittenden, die zich op de achterbank van de personenauto bevonden, zijn er niet zonder letsel vanaf gekomen. Aan [slachtoffer 2] werd een breuk van het rechterschouderblad toegebracht.
De forensisch geneeskundige M. Weststrate heeft de periode van tijdelijke ziekte dan wel van werkonbe-kwaamheid geschat op vier weken.11 [slachtoffer 3] heeft ten gevolge van het ongeval een kneuzing van de rechter nier opgelopen. De periode van tijdelijke ziekte dan wel van werkonbekwaamheid is bij hem geschat op twee weken.12
Schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994
Bij de beoordeling van het verwijt dat dit verkeerson-geval aan de schuld van de verdachte te wijten is in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, dient vooropgesteld te worden dat het moet gaan om een minstens aanmerkelijke onvoorzichtigheid die de verdachte moet kunnen worden verweten. Volgens vaste rechtspraak komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden opgemerkt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van de verkeersfout de schuld in de zin van dit artikel kan worden afgeleid.13
De verdachte heeft naar eigen zeggen een 'sportief' rijgedrag en wil zijn auto wel eens uitproberen. Hij is daarbij af en toe te overmoedig.14 Op 24 mei 2010 reed hij veelvuldig te hard. Op de heenreis was het druk op de weg en had de verdachte niet de mogelijkheid om constant harder dan andere bestuurders te rijden.15 Wel heeft [getuige A] bij de politie over de heenweg verklaard dat hij zich soms moest vasthouden aan de handgreep van het portier om niet van de stoel af te glijden.16 De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij zich nog kan herinneren dat iemand een opmerking maakte over het feit dat hij zich vast moest houden en heeft vervolgens verklaard: "Ik vind het mooie van auto rijden om voor de bocht terug te schakelen en in de bocht gas te geven. Het gaat om het gevoel. Ik krijg er een kick van".17
Over de terugreis hebben alle inzittenden verklaard dat de verdachte te hard reed.18 Bij de verkeerslichten op de [straat B] stond de verdachte vooraan. Toen deze op groen gingen, trok de verdachte direct hard op en sloeg linksaf de [straat A] in. [getuige A] schatte dat de verdachte op het rechte stuk dat volgde meer dan honderd kilometer per uur reed19, hetgeen de verdachte niet heeft ontkend.20 [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij op dat moment door de snelheid van de auto in de stoel werd gedrukt.21 Al snel volgde de eerste bocht naar rechts, waar de verdachte wederom met hoge snelheid doorheen ging.22 Deze keer moest [slachtoffer 2] zich vasthouden aan het handvat aan het dak van de auto.23 Vervolgens kwam de verdachte aan bij de bocht naar links, de bocht waarin het ongeval heeft plaatsgevonden. Bij de politie heeft de verdachte over deze bocht verklaard: "Je ziet die bocht en het is ook weer zo´n bocht om doorheen te gaan driften. Het gaat om het gevoel. Ik wil onder het uitbreken blijven van het voertuig".24 Tegen zijn vriend [getuige A], die op de bijrijderstoel zat, zei de verdachte met een rustige stem: "Dat is een lange bocht". Vervolgens reed de verdachte zonder echt snelheid te minderen de bocht in, waarop hij de controle over zijn voertuig verloor en op de weghelft van het tegemoetkomende verkeer terecht kwam.25 Vrijwel direct daarna ontstond de aanrijding.26
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat het onderzoek van de politie niet op toereikende wijze heeft plaatsgevonden op gronden als vermeld in de door de raadsman overgelegde pleitnota en heeft verzocht nader aanvullend deskundigenonderzoek te laten verrichten door het NFI of andere deskundigen van een onafhankelijk instituut.
Voorts heeft de raadsman een beroep gedaan op artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering indien al het veilig gestelde bewijsmateriaal vernietigd zou zijn, welk vormverzuim aanleiding dient te geven tot een passende strafkorting.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van de zich in het dossier bevindende stukken is het hof van oordeel dat er geen aanwijzingen zijn dat het onderzoek van de politie ontoereikend is geweest, en dat er evenmin aanwijzingen zijn voor enige door de raadsman gesuggereerde mogelijke (andere) oorz(a)ak(en). Nader onderzoek acht het hof dan ook niet noodzakelijk. Evenmin is in het voorbereidend onderzoek sprake geweest van een verzuim van vormen als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat deelname aan het verkeer van verkeersdeelnemers een grote mate van voorzichtigheid vereist. Nu de verdachte zijn rijbewijs pas sinds 17 juli 2009 in zijn bezit had, dient hij ten tijde van het ongeval aangemerkt te worden als zogenaamd 'beginnend bestuurder' als bedoeld in artikel 8 lid 3 van de Wegenverkeerswet 1994. Gezien de geringe ervaring met het besturen van een personenauto, wordt van een dergelijke bestuurder een nog grotere mate van voorzichtigheid verwacht. De verdachte heeft daarentegen alles behalve voorzichtigheid betracht. Hij is de auto gaan uitprobe-ren, omdat hem dat een kick geeft. Ondanks het feit dat de verdachte ook in 2009, als gevolg van te hard rijden, de controle over zijn voertuig is verloren en daarbij uit de bocht is gevlogen, is hij wederom met hoge snelheid de bochten van de [straat A], een voor het openbaar verkeer openstaande weg, ingereden. De verdachte wist op het moment dat hij deze handeling verrichtte, dat de mogelijkheid bestond dat hij de controle over zijn voer-tuig zou verliezen en als gevolg daarvan schade en of letsel aan zou kunnen richten aan overige weggebruikers. Desondanks heeft hij zich bewust blootgesteld aan deze mogelijkheid.
Voorts heeft de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat het onderzoek door de politie aan de motorfiets van het slachtoffer en naar mogelijke andere oorzaken gelegen aan haar zijde ontoereikend is geweest op gronden als vermeld in de door de raadsman overgelegde pleitnota.
Het hof begrijpt het verweer van de raadsman als een beroep op medeschuld van het slachtoffer door niet adequaat te reageren en overweegt als volgt. Het hof is van oordeel dat de raadsman zijn stelling onvoldoende concreet heeft onderbouwd. Het dossier, met name het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse27 bevat geen enkele aanwijzing voor de aanname dat het slachtoffer zelf door onoplettend of onvoorzichtig verkeersgedrag het ongeval niet heeft voorkomen.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.
Het hof is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de verdachte welbewust en met ernstige gevolgen onaanvaardbare risico´s heeft genomen. Het hof concludeert zodoende dat de verdachte roekeloos heeft gereden en dat het ontstane ongeval aan zijn schuld te wijten is. Er is hier sprake van de zwaarste vorm van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Voorts is het hof van oordeel dat er zodanig lichamelijk letsel is toegebracht aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] dat daaruit tijdelijke ziekte en verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met aftrek van voorarrest, met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaren met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de inbeslaggenomen personenauto, Volkswagen Golf gti, kleur zwart, met kenteken [kenteken A] zal worden verbeurdverklaard en dat het hof zich niet in staat zal verklaren een beslissing te nemen met betrekking tot de overige voorwerpen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat het bewijs te veel twijfel oproept. Het hof verwijst kort-heidshalve naar de pleitnota van de raadsman.
De raadsman heeft voor wat betreft de eventuele straftoe-meting aangevoerd aansluiting te zoeken bij het advies van de reclassering. De reclassering is van mening dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet wenselijk is. De raadsman heeft voorts verzocht te volstaan met een taakstraf en ten hoogste een geldboete en/of een ontzegging van de rijbevoegdheid.
Het oordeel van het hof
Anders dan de verdediging acht het hof op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is tenlastegelegd; het rijgedrag van de verdachte dat tot het ongeval heeft geleid, dient als roekeloos te worden gekwalificeerd. Dit is een strafverzwarende omstandigheid als bedoeld in artikel 175, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 mei 2010 te Wilhelminadorp, gemeente Goes, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de [straat A], zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden doordat hij roekeloos,
- met een fors hogere snelheid dan wettelijk ter plaatse toegestaan, een bocht naar links (in de [straat A]) is ingereden en/of die bocht naar links heeft aangesneden en
- vervolgens op de weghelft voor het tegemoetkomend verkeer is geraakt en
- vervolgens in aanrijding is gekomen met een hem, verdachte, tegemoetkomende motorrijdster en diens motor, welke zich op de rijbaan voor het tegemoetkomend verkeer bevond, waardoor die motorrijdster, genaamd [slachtoffer 1], werd gedood en waardoor de medepassagiers van het motorrijtuig (personenauto), genaamd [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld in roekeloosheid bestaat en het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en anderen zodanig lichamelijk letsel wordt toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte is ontstaan.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoon-lijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op roekeloze wijze een auto bestuurd en een dodelijk verkeersongeval veroorzaakt. De verdachte heeft zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer op uiterst grove wijze miskend, te meer omdat de verdachte - hoewel nog geen jaar in het bezit van zijn rijbewijs - toch ook al eerder, kort na het behalen van dat rijbewijs, tot tweemaal toe te hard heeft gereden.
Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat zijn handelen ertoe heeft geleid dat een jonge vrouw is overleden en dat groot en onherstelbaar leed aan de nabestaanden is toegebracht, zoals ook uit de door de vader en de vriend van het slachtoffer ter terechtzitting in hoger beroep voorgedragen verklaringen blijkt.
Bij het bepalen van de straf heeft het hof in het voordeel van de verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een verkeersdelict, noch voor enig ander strafbaar feit.
Voorts heeft het hof kennis genomen van het rapport van de reclassering van 29 oktober 2010.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur alsmede een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf en een geheel onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Het hof acht het gewenst, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, dat het onvoorwaar-delijk gedeelte van de gevangenisstraf door middel van elektronische detentie ten uitvoer zal worden gelegd en zal derhalve bepalen dat deze straf op die wijze ten uitvoer mag worden gelegd.
Het voorwaardelijk gedeelte van de op te leggen gevange-nisstraf strekt er mede toe de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan strafbare feiten.
Beslag
De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een personenauto met kenteken [kenteken A], Volkswagen Golf gti, kleur zwart, met betrekking tot welke het primair tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan, volgens opgave van de verdachte op zijn minst mede aan de verdachte toebehorend, zal het hof de verbeurdverklaring gelasten, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het primair bewezenverklaarde is begaan. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlaste-gelegde heeft begaan zoals hiervoor overwogen.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Geeft in overweging om het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer te leggen in de vorm van elektronische detentie.
Bepaalt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, en/of artikel 27a Sr bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte terzake van het primair bewezen-verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 (drie) jaren.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd:
- personenauto met kenteken [kenteken A], Volkswagen Golf gti, kleur zwart.
Dit arrest is gewezen door mr. L.F. Gerretsen-Visser, mr. W.P.C.M. Bruinsma en mr. S.A.J. van 't Hul, in bijzijn van de griffier A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 mei 2011.
1 Wanneer hier wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld een als bijlage bij het proces-verbaal van de Regiopolitie Zeeland, district Oosterscheldebekken, nummer [nummer], gevoegd ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Verklaringen zijn zakelijk weergegeven.
2 Het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse, p. 8 en 22 van de bijlage, het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 13 en het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B], p. 26.
3 Het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse, p. 5 en 8 van de bijlage.
4 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 13, het proces-verbaal van verhoor van [getuige A], p. 17 en het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2], p. 20 en 21.
5 Het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse, p. 5 en 19 van de bijlage en het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 13.
6 Het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse, p. 21 van de bijlage.
7 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 13.
8 Het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse, p. 22 en het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 14.
9 Het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse, p. 22 van de bijlage en het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 13 en 14.
10 Verslag betreffende een niet natuurlijke dood, opgemaakt door [deskundige A], bijlage bij proces-verbaal.
11 De letselbeschrijving van [slachtoffer 2], opgemaakt door M. Weststrate, p. 90.
12 De letselbeschrijving van [slachtoffer 3], opgemaakt door M. Weststrate, p. 91.
13 vgl. HR 1 juni 2004, LJN AO5822, NJ 2005, 252.
14 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 12.
15 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 12.
16 Het proces-verbaal van verhoor van [getuige A], p 16.
17 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 12
18 Het proces-verbaal van verhoor van [getuige A], p. 18 het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2], p. 21 en het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 3], p. 24.
19 Het proces-verbaal van verhoor van [getuige A], p. 18.
20 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 13.
21 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2], p. 21.
22 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2], p. 21, het proces-verbaal van verhoor van [getuige A], p. 18 en het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 13.
23 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2], p. 21.
24 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 13.
25 Het proces-verbaal van verhoor van [getuige A], p. 18 en het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 13
26 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B], p. 27.
27 Het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse, p. 3 van de bijlage