ECLI:NL:GHSGR:2011:BR5609

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.085.199.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Nievelt
  • A. Stollenwerck
  • J. van Wijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van erkenning minderjarigen in verband met niet-biologisch vaderschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 3 augustus 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vernietiging van de erkenning van drie minderjarigen door de heer [naam man]. De appellanten, de man en de vrouw, hebben in hoger beroep beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 10 januari 2011, waarin de erkenning door de heer [naam man] van de minderjarigen werd vernietigd. De bijzondere curator, mr. I.J. Pieters, heeft zich als belanghebbende aangemeld en heeft op 31 mei 2011 een verweerschrift ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 juni 2011 waren de appellanten, de bijzondere curator en een vertegenwoordiger van Jeugdzorg aanwezig. De minderjarige [naam minderjarige 1] is afzonderlijk gehoord en heeft haar mening kenbaar gemaakt.

De zaak draait om de vraag of de erkenning van de minderjarigen door de heer [naam man] kan worden vernietigd, gezien het feit dat hij niet de biologische vader is. De appellanten hebben de erkenning aangevraagd om ervoor te zorgen dat de heer [naam man] gezag kan uitoefenen over de minderjarigen, vooral voor het geval de moeder niet in staat zou zijn om dit zelf te doen. De bijzondere curator heeft echter betoogd dat het afstammingsrecht de biologische werkelijkheid moet volgen en dat de erkenning niet de juiste weg is om gezag te verkrijgen. Het hof heeft de argumenten van de bijzondere curator en Jeugdzorg in overweging genomen en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de erkenning vernietigd kan worden op basis van artikel 1:205 van het Burgerlijk Wetboek, aangezien de heer [naam man] niet de biologische vader is.

Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd en het in hoger beroep meer of anders verzochte afgewezen. De beslissing is genomen met inachtneming van het belang van de minderjarigen, die gebaat zijn bij rust en harmonie in hun opvoedingssituatie, en niet bij de juridische strijd tussen de ouders.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 3 augustus 2011
Zaaknummer : 200.085.199.01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 10-4788
[de man] en
[de moeder],
beiden wonende te [woonplaats],
verzoekers in hoger beroep,
hierna gezamenlijk te noemen: de appellanten,
advocaat mr. E.A.C. van Kempen te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende zijn aangemerkt:
1. Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland,
gevestigd te ’s-Gravenhage,
kantoorhoudende te Leiden,
hierna te noemen: de stichting, en
2. mr. I.J. Pieters,
in zijn hoedanigheid van bijzondere curator over de nader te noemen minderjarigen,
kantoorhoudende te Leiden,
hierna te noemen: de bijzondere curator;
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De appellanten zijn op 7 april 2011 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 10 januari 2011 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
De bijzondere curator heeft op 31 mei 2011 een verweerschrift ingediend.
De zaak is op 29 juni 2011 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de appellanten, bijgestaan door hun advocaat;
- de bijzondere curator;
- de heer J. Jongeneel namens Jeugdzorg.
De na te noemen minderjarige [naam minderjarige 1] is afzonderlijk gehoord en heeft haar mening kenbaar gemaakt.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is vernietigd de erkenning door [de man], geboren [in 1977] te [geboorteplaats], van de hierna te noemen minderjarigen, kinderen van de gezagdragende moeder, [naam moeder], geboren [in 1979] te [geboorteplaats].
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de vernietiging van de erkenning van de minderjarigen:
- [naam minderjarige 1] geboren [in 1999], te [geboorteplaats] (hierna: [kind 1]),
- [naam minderjarige 2], geboren [in 2001] te [geboorteplaats] (hierna: [kind 2]), en
- [naam minderjarige 3], geboren [in 2003] te [geboorteplaats] (hierna: [kind 3]), hierna gezamenlijk te noemen: de minderjarigen, door [de man].
2. De appellanten verzoeken het hof de bestreden beschikking te vernietigen
3. De bijzondere curator bestrijdt het beroep en verzoekt primair het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. De appellanten stellen dat zij tot de erkenning door de heer [naam man] van de minderjarigen zijn overgegaan om ervoor te zorgen dat hij het gezag over de minderjarigen heeft en beslissingen ten aanzien van hen kan nemen indien er onverhoopt iets met de moeder mocht gebeuren of indien zij psychisch niet in staat zal zijn zelf uitvoering te geven aan het gezag over de minderjarigen. Zij achten dit van belang zodat de minderjarigen de beste hulp krijgen en ook contact met elkaar houden, hetgeen volgens hen een voortdurende strijd met Jeugdzorg oplevert. De appellanten benadrukken in het verzoekschrift dat het dragen van de achternaam “[naam man]” van de minderjarigen op zichzelf niet het belangrijkste is voor hen. Indien het voor de minderjarigen eenvoudiger is om de achternaam “[naam moeder]” te blijven dragen, kan die naamswijziging wat de appellanten betreft worden verzocht.
5. De bijzondere curator stelt zich op het standpunt dat het afstammingsrecht de biologische werkelijkheid zoveel mogelijk dient te volgen. Vast staat dat de heer [naam man] niet de biologische vader van de minderjarigen is. De bijzondere curator is van mening dat het afstammingsrecht niet de aangewezen weg is om te voorzien in het gezag over de minderjarigen. Daartoe staat volgens hem in principe artikel 1:253t van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) ter beschikking. De bijzondere curator is van mening dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er is voldaan aan de rechtsgrond, genoemd in artikel 1:205 BW, op basis waarvan de erkenning vernietigd kan worden, aangezien de heer [naam man] niet de biologische vader van de minderjarigen is.
6. Jeugdzorg sluit zich aan bij hetgeen door de bijzondere curator naar voren is gebracht.
7. Het hof overweegt als volgt. Op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is het hof van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft beslist zoals weergegeven in de bestreden beschikking. In hoger beroep zijn geen feiten en omstandigheden gebleken die tot een ander oordeel zullen leiden. Het hof neemt daarbij mede in aanmerking dat het door de moeder ter zitting tot tweemaal toe gestelde belang bij de erkenning van de minderjarigen door haar echtgenoot, te weten dat hij bij haar ontstentenis de strijd die zij voert met Jeugdzorg kan voortzetten, bepaald niet het belang van de minderjarigen is. Die zijn vooral gebaat bij rust en harmonie in de opvoedingssituatie. Het hof neemt daarbij voorts in aanmerking dat de erkenning tot onrust en verwarring bij de minderjarigen heeft geleid. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. van Nievelt, Stollenwerck en van Wijk, bijgestaan door mr. Rasmijn als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 augustus 2011.