ECLI:NL:GHSGR:2011:BR6826

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-004923-09
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor invoer van aanzienlijke hoeveelheden heroïne met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 25 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die was veroordeeld voor de invoer van heroïne. De verdachte, geboren in Turkije in 1970 en thans gedetineerd in P.I. Veenhuizen, werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van aanzienlijke hoeveelheden heroïne in Nederland in de periode van april tot juni 2008. Het hof oordeelde dat de verdachte samen met anderen in een korte tijd vier transporten van heroïne had uitgevoerd, met een totaalgewicht van meer dan 1100 kilogram. De heroïne was ingenieus verpakt in accucellen en omhuld met loden platen, wat duidt op een professionele organisatie achter de invoer.

De verdachte werd in eerste aanleg veroordeeld tot negen jaar gevangenisstraf, maar de advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een straf van twaalf jaar. Het hof oordeelde dat de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien jaar rechtvaardigden. Het hof sprak de verdachte vrij van het vijfde tenlastegelegde feit, dat betrekking had op witwassen, omdat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte zich hieraan schuldig had gemaakt.

De uitspraak benadrukt de ernstige inbreuk die de internationale handel in heroïne vormt op de rechtsorde en de volksgezondheid. De verdachte toonde geen inzicht in de strafwaardigheid van zijn handelen, wat het hof meebracht in de strafmotivering. Het hof heeft ook beslissingen genomen over in beslag genomen voorwerpen, waarbij sommige aan het verkeer werden onttrokken en andere aan de verdachte werden teruggegeven.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004923-09
Parketnummer: 10-603029-08
Datum uitspraak: 25 maart 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 21 september 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1970,
adres: [adres],
thans gedetineerd in P.I. Veenhuizen, lokatie Norgerhaven te Veenhuizen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 11 maart 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na aanpassing van de omschrijving van de tenlastelegging op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering - ten laste gelegd:
1.
dat hij in of omstreeks de periode van 1 april 2008 tot en met 10 april 2008 te Almere en/of Tilburg, althans op een of meer plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 238,5 kilogram, althans een zeer aanzienlijke hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, althans van een materiaal bevattende een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
dat hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2008 tot en met 16 mei 2008 te Almere en/of Tilburg, althans op een of meer plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad, een zeer aanzienlijke hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, althans van een materiaal bevattende een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
dat hij in of omstreeks de periode van 14 mei 2008 tot en met 23 mei 2008 te Almere en/of Tilburg, althans op een of meer plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 250 kilogram, althans een zeer aanzienlijke hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, althans van een materiaal bevattende een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
dat hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2008 tot en met 11 juni 2008 te Almere en/of Tilburg, althans op een of meer plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 460,5 kilogram, althans een zeer aanzienlijke hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5.
dat hij op of omstreeks 11 juni 2008 te Almere, althans op een of meer plaatsen in Nederland, van een voorwerp, te weten een geldbedrag van ongeveer 113.000 euro, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat geldbedrag was of wie dat geldbedrag voorhanden had, terwijl hij wist dat dit geldbedrag -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was uit de handel in verdovende middelen (heroïne), althans uit misdrijf.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren, met aftrek van voorarrest en met beslissingen omtrent het beslag als nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Verweer van de verdediging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte – op gronden als vermeld in zijn pleitnotities en onder meer onder verwijzing naar de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Salduz v. Turkije – betoogd dat de bij de politie afgelegde verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], althans een aantal van die verklaringen, alsmede de onder de medeverdachte [medeverdachte 1] in beslag genomen administratieve bescheiden van diens bedrijf [bedrijf A] van het bewijs dienen te worden uitgesloten.
Nu het hof de door de raadsman bedoelde verklaringen en administratieve bescheiden niet voor het bewijs zal bezigen, behoeft het gevoerde verweer geen bespreking.
Vrijspraak
Het onder 5 tenlastegelegde is gebaseerd op het bepaalde in artikel 420bis, eerste lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafrecht. Naar het oordeel van het hof is evenwel niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich op of omstreeks 11 juni 2008 aan de in díe strafbepaling bedoelde vorm van witwassen schuldig heeft gemaakt. De verdachte zal dientengevolge van het onder 5 tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande:
1.
dat hij in de periode van 1 april 2008 tot en met 10 april 2008 te Tilburg, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 238,5 kilogram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
dat hij in de periode van 1 mei 2008 tot en met 16 mei 2008 te Tilburg, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een zeer aanzienlijke hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
dat hij in de periode van 14 mei 2008 tot en met 23 mei 2008 te Tilburg, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 250 kilogram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
dat hij in de periode van 1 juni 2008 tot en met 11 juni 2008 te Tilburg, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 460,5 kilogram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep, met uitzondering van de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf, onder aanvulling van gronden zal worden bevestigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4, en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft tezamen en in vereniging met anderen in slechts ongeveer 10 weken tijd tot viermaal toe zeer aanzienlijke hoeveelheden heroïne – omhuld door loden platen en verpakt in accucellen - vanuit Turkije via Duitsland in Nederland ingevoerd. Gezien het aantal pallets met accu’s dat is ingevoerd bij gelegenheid van de transporten, die aan het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde ten grondslag liggen, het totaalgewicht van die pallets en de in aansluiting op die drie transporten bij [bedrijf B] ingeleverde kilo’s lood, is het alleszins aannemelijk dat de “zeer aanzienlijke hoeveelheid”, bedoeld in het onder 2 bewezenverklaarde, circa 200 kilo heeft betroffen. Daarmede komt het totale gewicht van de vier bewezen verklaarde transporten op ruim 1100 kilo uit.
De in een beperkt tijdsbestek en in een beperkt aantal transporten ingevoerde hoeveelheid heroïne en de vernuftige wijze waarop deze heroïne was verpakt, wijzen erop dat achter de invoer een professionele organisatie schuilging, een organisatie waar onder meer de verdachte deel van uitmaakte. De verdachte stond enerzijds in contact met de medeverdachte [medeverdachte 2], die hem onder meer informeerde omtrent de dag waarop een transport vanuit Turkije in gang was gezet, de hoeveelheid heroïne die met dat transport was gemoeid en degene(n) voor wie die heroïne was bestemd. Anderzijds stond de verdachte in contact met de medeverdachte [medeverdachte 1], wiens bedrijf [bedrijf A] in Duitsland onder meer werd gebruikt om de voor het vervoer van de heroïne benodigde accu’s te bestellen en de opdrachten te verstrekken voor het vervoer van de accu’s met heroïne van Turkije naar Duitsland en vervolgens, na inklaring, van Duitsland naar de loods van [bedrijf C] in Nederland. Omtrent de vorderingen van ieder transport werd de verdachte door de medeverdachte [medeverdachte 1] op de hoogte gehouden. Deze medeverdachte zorgde er vervolgens voor dat de accu’s met heroïne vanuit voornoemde loods naar zijn bedrijf [bedrijf D] in Tilburg werden gebracht, alwaar de heroïne uit de accu’s werd gehaald. Ook van de vorderingen op dat gebied werd de verdachte op de hoogte gesteld. De van de medeverdachte [medeverdachte 1] verkregen informatie speelde de verdachte vervolgens weer door aan de medeverdachte [medeverdachte 2]. Aldus heeft de verdachte een centrale rol bij de vier bewezen verklaarde transporten vervuld.
De internationale handel in heroïne vormt niet alleen een ernstige inbreuk op de nationale en internationale rechtsorde, maar vormt ook een bedreiging voor de volksgezondheid. De heroïne, die in april en mei 2008 is ingevoerd, is, anders dan de in juni 2008 ingevoerde heroïne, niet onderschept. Dat houdt in dat ongeveer 650 kilo heroïne, mede door toedoen van de verdachte, binnen afzienbare tijd op de afzetmarkt is beland, met alle mogelijke gevolgen van dien voor de samenleving, niet alleen waar het de risico’s voor de volksgezondheid betreft, maar ook waar het de schade betreft die voortvloeit uit de veelal met de handel in en het gebruik van heroïne gepaard gaande criminaliteit. De verdachte heeft zich daaraan niets gelegen laten liggen en zich klaarblijkelijk slechts laten leiden door eigen financieel gewin. Zelfs nog ter terechtzitting in hoger beroep van 11 maart 2011 heeft hij er op geen enkele wijze blijk van gegeven het strafwaardige van zijn handelen in te zien, noch van het laakbare daarvan, al was het maar tot op zekere hoogte, doordrongen te zijn.
Het hof is - alles overwegende en mede vanuit een oogpunt van zowel speciale als generale preventie - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
De in beslag genomen loonstroken en arbeidsovereenkomst, vermeld onder de nummers 29 en 30 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen, zullen aan het verkeer onttrokken worden verklaard, aangezien deze aan de verdachte toebehorende bescheiden van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang, deze bescheiden zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar een feit – kort gezegd: hypotheekfraude - ter zake waarvan eveneens de verdenking is gerezen dat dit door de verdachte is begaan en deze bescheiden tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten kunnen dienen.
Over de in beslag genomen geldbedragen, vermeld onder de nummers 54, 55, 57, 58, 62 en 64 op vorenbedoelde lijst, zal het hof geen beslissing nemen, nu deze geldbedragen op grond van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering in beslag zijn genomen.
Ten aanzien van de overige op meergenoemde lijst vermelde in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zal het hof de teruggave aan de verdachte gelasten aan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 36b, 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 5 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) jaren.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de loonstroken en de arbeidsovereenkomst, vermeld onder de nummers 29 en 30 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen, onttrokken aan het verkeer
Gelast de teruggave aan de verdachte van de voorwerpen, vermeld onder de nummers 1 tot en met 28, 31 tot en met 37, 41, 43, 51 en 74 tot en met 76 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen.
Dit arrest is gewezen door mr. L.A.J.M. van Dijk, mr. C.G.M. van Rijnberk en mr. Chr.A. Baardman, in bijzijn van de griffier mr. M.M. Koers. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 maart 2011.