Rolnummer: 22-003620-09
Parketnummers: 09-925824-08 en 09-930026-08 (TUL)
Datum uitspraak: 26 mei 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 22 juni 2009 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Irak) op [geboortedag] 1990,
thans gedetineerd in P.I. Veenhuizen, gevangenis Esserheem te Veenhuizen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 8 juli 2010, 30 september 2010 en van 12 mei 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van het voorarrest. Aan de verdachte is tevens de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd. Voorts is ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij, omtrent het beslag en de vordering tenuitvoerlegging beslist zoals nader in het vonnis waarvan beroep omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 07 oktober 2008 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [aangever 1] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp meermalen hebben/heeft gestoken in de rug en/of in de buik/borst, althans het lichaam van die [aangever 1], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair.
hij op of omstreeks 07 oktober 2008 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [aangever 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (diverse steekwonden in de rug en/of buik/borst en/of een klaplong en/of langdurig herstel), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp meermalen te steken in de rug en/of in de buik/borst, althans in het lichaam van die [aangever 1];
Meer subsidiair.
hij op of omstreeks 07 oktober 2008 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [aangever 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp meermalen hebben/heeft gestoken in de rug en/of in de buik/borst, althans het lichaam van die [aangever 1], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 07 oktober 2008 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 1] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
-die [aangever 1] van achteren hebben/heeft benaderd en/of vervolgens
-die [aangever 1] meermalen met een mes in de rug hebben/heeft gestoken en/of
-die [aangever 1] dreigend de woorden hebben/heeft toegevoegd "Geef je geld, geef geld" althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
-die [aangever 1] meermalen op zijn hoofd en/of lichaam hebben/heeft geslagen/gestompt en/of
-die [aangever 1] meermalen althans eenmaal met een mes in het bovenlichaam hebben/heeft gestoken en/of vervolgens
-die [aangever 1] meermalen tegen zijn lichaam hebben/heeft geslagen en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 07 oktober 2008 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets (merk Thomos), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 07 oktober 2008 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [aangever 1] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes, heeft gestoken in de rug en in de buik/borst, althans het lichaam van die [aangever 1], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op 07 oktober 2008 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 1] te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan die [aangever 1], met zijn mededader
-die [aangever 1] meermalen met een mes in de rug heeft gestoken en
-die [aangever 1] dreigend de woorden heeft toegevoegd "Geef je geld, geef geld" althans woorden van gelijke aard of strekking en
-die [aangever 1] op zijn hoofd en lichaam heeft geslagen en
-die [aangever 1] meermalen met een mes in het bovenlichaam heeft gestoken en vervolgens
-die [aangever 1] meermalen tegen zijn lichaam heeft geslagen en geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 07 oktober 2008 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets (merk Tomos) toebehorende aan [aangever 2].
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Op voet van artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering is het hof van oordeel dat met een opgave van de bewijsmiddelen kan worden volstaan.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van poging tot doodslag.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van poging tot afpersing.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het hem onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren, met aftrek van het voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander op bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag en een poging tot afpersing, waarbij het slachtoffer meermalen met een mes is gestoken. Dat het slachtoffer niet is komen te overlijden is geenszins te danken aan de verdachte en zijn mededader, temeer nu zij zijn weggerend en zij het slachtoffer aan zijn lot hebben overgelaten. Aldus heeft verdachte op een grove wijze inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Feiten als de onderhavige worden door slachtoffers in het algemeen als bedreigend en beangstigend ervaren. De vrouw van het slachtoffer raakte in shock toen zij haar man op straat zwaargewond aantrof. Daarnaast brengen dergelijke feiten bij aanwezige omstanders angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg, zeker nu het feit in het openbaar plaatsvond. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een bromfiets. Dergelijke feiten zijn niet alleen zeer ergerlijk, maar veroorzaken doorgaans ook financiële schade en overlast bij de betrokkenen. De verdachte heeft met zijn handelen blijk gegeven van een gebrek aan respect voor het eigendomsrecht van anderen.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 april 2011 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld ter zake van het plegen van openlijk geweld.
Het hof heeft acht geslagen op de over de verdachte opgemaakte deskundigenrapporten, zijnde de rapportage van
A.C.J. Schrama, gz-psycholoog, d.d. 25 januari 2009, inclusief aanvullend rapport van 4 mei 2009, alsmede de rapportage van B.G.J. Gunnewijk, psychiater, d.d. 6 februari 2009, inclusief aanvullend rapport van 27 april 2009.
De deskundigen concluderen in voornoemde rapportages dat de verdachte voor het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden aangemerkt. Gelet op de daaraan ten grondslag liggende beschouwingen, kan het hof zich in deze conclusie vinden en zal daarmee bij de straftoemeting dan ook rekening houden.
Het hof stelt vast dat de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, nu de inzendtermijn voor de stukken in hoger beroep met bijna twee maanden is overschreden.
Gelet echter op het feit dat de zaak op 26 februari 2010 is binnengekomen bij het gerechtshof en op 12 mei 2011 is afgedaan, is het hof van oordeel dat - mede gelet op de verschillende tussentijdse noodzakelijke (aanvullende) deskundigenonderzoeken omtrent de persoon van de verdachte - sprake is van een zodanige voortvarende behandeling in hoger beroep, dat de overschrijding van de inzendtermijn hierdoor is gecompenseerd en aan de voornoemde schending geen rechtsgevolgen hoeven te worden verbonden.
Het hof is - mede gelet op de ter zake door voornoemde deskundigen gegeven aanbevelingen - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. De door de raadsman aangevoerde omstandigheid dat de verdachte op grond van een status als ongewenst vreemdeling te zijner tijd wellicht niet in aanmerking kan komen voor detentiefasering doet daaraan niet af.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een vouwmes, wordt onttrokken aan het verkeer.
Het hof zal het op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 1 genoemde voorwerp, met behulp waarvan het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan, te weten een vouwmes, onttrekken aan het verkeer.
Vordering tot schadevergoeding [aangever 1]
In het onderhavige strafproces heeft [aangever 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 primair en 2 tenlastegelegde, tot een bedrag van EUR 13.700,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van EUR 13.700,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij in hoger beroep.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte deels betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair en onder 2 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve hoofdelijk worden toegewezen tot een bedrag van EUR 5.600,-.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van EUR 5.600,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1].
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de kinderrechter te 's-Gravenhage van 23 april 2008 onder parketnummer 09-930026-08 is de verdachte onder meer veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie met bevel dat die werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij voornoemd vonnis van de kinderrechter te 's-Gravenhage voorwaardelijk opgelegde werkstraf zal worden afgewezen.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering is in beginsel gegrond.
Naar het oordeel van het hof zijn er in het licht van de aan de verdachte op te leggen straf thans evenwel geen termen aanwezig voor toewijzing van die vordering.
De vordering zal dan ook worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14h, 14i, 14j, 24c, 36b, 36c, 36f, 45, 47, 57, 63, 287, 310 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en de verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren.
Bepaalt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, en/of artikel 27a Sr bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
In beslag genomen voorwerpen
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, genoemd op de beslaglijst onder nummer 1, te weten: een vouwmes.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [aangever 1] terzake van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 5.600,00 (vijfduizend zeshonderd euro) bestaande uit EUR 1.600,00 (duizend zeshonderd euro) materiële schade en EUR 4.000,00 (vierduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 1], een bedrag te betalen van EUR 5.600,00 (vijfduizend zeshonderd euro) bestaande uit EUR 1.600,00 (duizend zeshonderd euro) materiële schade en EUR 4.000,00 (vierduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 63 (drieënzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voorzover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te 's-Gravenhage van 1 december 2008, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter te 's-Gravenhage van 23 april 2008 voorwaardelijk opgelegde taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie.
Dit arrest is gewezen door mr. N. Schaar, mr. M.J.J. van den Honert en mr. W.J. van Boven, in bijzijn van de griffier mr. S. Hartog-Zamani. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 mei 2011.