GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Zaaknummer : 200.078.662/01
Zaak/rolnummer rechtbank : 327870 / HA ZA 09-105
arrest d.d. 6 september 2011
1. [appellante sub 1],
wonende te Voorschoten,
2. [appellante sub 2],
wonende te Leiden,
appellanten in het principaal hoger beroep,
geïntimeerden in het incidenteel hoger beroep,
eiseressen in het incident,
hierna te noemen: [appellanten],
advocaat: mr. J.C. Klompé te Loosdrecht,
[geïntimeerde]
wonende te Voorschoten,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
verweerster in het incident,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. Z.M. Gyömörei te 's-Gravenhage.
Bij exploot 11 juni 2010, hersteld bij exploot van 14 juni 2010, is [appellanten] in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 12 mei 2010 en heeft van Dorp c.s. [geïntimeerde] gedagvaard voor de rol van 31 augustus 2010.
Geen der partijen heeft de zaak voor de rol van 31 augustus 2010 aangebracht.
Bij herstelexploten van 13 september 2010 heeft [geïntimeerde] aan [appellanten] aangezegd dat [geïntimeerde] in hoger beroep komt tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 12 mei 2010 en heeft [geïntimeerde] [appellanten] opgeroepen tegen de rol van 14 december 2010.
Tegen [appellanten] is aanvankelijk verstek verleend.
[geïntimeerde] heeft bij memorie van grieven (in incidenteel appel) zeven grieven aangevoerd.
Ter rolle van 3 mei 2011 heeft [appellanten] het verstek gezuiverd.
Van Dorp c.s heeft onder overlegging van vier producties een incidentele conclusie strekkende tot niet-ontvankelijkheid genomen.
[geïntimeerde] heeft een conclusie van antwoord in incident genomen.
Ten slotte hebben partijen de processtukken gefourneerd en arrest in het incident gevraagd.
Beoordeling van het incident
1. [appellanten] vordert niet-ontvankelijkverklaring van [geïntimeerde] in haar hoger beroep. Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
2. Geen van beide partijen heeft de zaak aangebracht tegen de roldatum van 31 augustus 2010. Als een zaak niet op de rol waartegen gedagvaard is, is aangebracht heeft elk der partijen op grond van art. 125 lid 4 Rv. het recht om dit verzuim te herstellen door binnen veertien dagen na de rol met een geldig herstelexploot de andere partijen op te roepen tegen een nieuwe roldatum en de zaak tegen de nieuwe roldatum aan te brengen. [geïntimeerde] heeft op 13 september 2010 binnen veertien dagen na de roldatum van 31 augustus 2010 exploten aan [appellanten] uitgebracht, die aan de wettelijke eisen voldoen, waarbij Van Dorp c.s is opgeroepen tegen de rol van 14 december 2010. De zaak is tegen de rol van 14 december 2010 aangebracht. Hiermee is de zaak op de rol van 14 december 2010 op een geldige manier aanhangig gemaakt. Hieraan doet niet af, dat [geïntimeerde] geïntimeerde is in het principaal hoger beroep, omdat elk der partijen bevoegd is binnen veertien dagen een herstelexploot uit te brengen. Ook doet daaraan niet af dat de termijn van hoger beroep op 13 september 2010 reeds was verstreken, omdat op 11 juni 2010 de termijn van hoger beroep nog niet was verstreken.
3. [appellanten] voert aan, dat [geïntimeerde] in het herstelexploot van 13 september 2010 had moeten vermelden dat zij het oorspronkelijke exploot van 11 juni 2010 handhaaft. Dit betoog gaat niet op, omdat het exploot van 11 juni 2010 niet op verzoek van [geïntimeerde], maar op verzoek van haar wederpartijen is uitgebracht. Als men zou willen dat [geïntimeerde] zich achter het exploot van 11 juni 2010 zou stellen, zou men dan ook eerder moeten spreken over overnemen van het exploot dan van handhaven van het exploot. Er is echter geen enkele reden waarom [geïntimeerde] verplicht zou zijn om de inhoud van het op verzoek van [appellanten] uitgebrachte exploot van 11 juni 2010 over te nemen. De stelling van [appellanten] dat het herstelexploot zou moeten vermelden dat het oorspronkelijke exploot wordt gehandhaafd, gaat dan ook niet op.
4. Het herstelexploot is geldig. [geïntimeerde] heeft de zaak op de juiste wijze in hoger beroep aangebracht. Het hof zal het beroep van [appellanten] op niet-ontvankelijkheid in het hoger beroep verwerpen. Het hof zal [appellanten] veroordelen in de kosten van het incident.
5. Het hof zal [appellanten] een termijn verlenen voor het nemen van een memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep. Anders dan [geïntimeerde] stelt, zal [appellanten], indien zij het principaal hoger beroep alsnog wil doorzetten, tegelijk met het nemen van de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep, grieven in het principaal hoger beroep naar voren kunnen brengen.
6. Het hof zal verder iedere beslissing aanhouden.
Beslissing in het incident
verwerpt het beroep van [appellanten] op niet-ontvankelijkheid;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het incident, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 894,- aan salaris van de advocaat, en bepaalt dat dit bedrag binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moet zijn voldaan, bij gebreke waarvan de wettelijke rente als bedoreld in artikel 6:119 BW verschuldigd is vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart dit arrest, voor zover betrekking hebbend op de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad;
verleent [appellanten] een termijn tot de rol van 18 oktober 2011 voor het nemen van een memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.A. Schuering, J.M.Th. van der Hoeven-Oud en R. van der Vlist en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 september 2011 in aanwezigheid van de griffier.