Rolnummer: 22-002395-09
Parketnummer: 11-500347-08
Datum uitspraak: 14 juli 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 23 april 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983, [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
30 juni 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd 2 jaar.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1.:
hij op of omstreeks 2 mei 2008 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van 20 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag van 20 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
-[slachtoffer 1], die als bestuurder van een auto over de
Groenezoom reed, tot stoppen heeft/hebben gedwongen
door voor die auto op de weg te gaan staan en/of
- in de auto van [slachtoffer 1] is/zijn gestapt en/of
(op agressieve en/of dwingende wijze) tegen [slachtoffer
1]heeft/hebben gezegd: "Wij gaan nu naar de MAC" en/of
- op dreigende en/of dwingende en/of intimiderende en/of
agressieve wijze tegen [slachtoffer 1] heeft/hebben
gezegd: "Jij hebt vast wel geld voor ons" en/of
- [slachtoffer 1] (een) klap(pen) en/of tik(ken) en/of
duw(en) tegen zijn (achter)hoofd heeft/hebben gegeven
en/of
- op dreigende en/of intimiderende en/of agressieve wijze
tegen [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd: "We gaan
pinnen bij de ABN AMRO!" en/of
- (vervolgens) [slachtoffer 1] heeft/hebben begeleid naar
een pinautomaat, waar [slachtoffer 1] onder dwang en/of
toezicht van verdachte en/of zijn mededader(s) een
bedrag van 20 euro heeft gepind en/of
- (vervolgens) op dreigende en/of dwingende en/of
intimiderende en/of agressieve wijze tegen [slachtoffer
1] heeft/hebben gezegd: "Je gaat hier geen
probleem van maken!", althans woorden van gelijke aard
en/of strekking;
2.:
hij op of omstreeks 16 april 2008 te Dordrecht (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een balletjespistool en/of een aansteker in de vorm van een revolver, zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad;
3.:
hij op of omstreeks 16 april 2008 te Dordrecht toen de aldaar dienstdoende E. en/of L., brigadier(s) van politie Zuid-Holland-Zuid verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 3 van de Opiumwet, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner/hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig te rukken en/of te trekken in een richting/positie tegengesteld aan die waarin die brigadier(s) verdachte trachtte(n) te geleiden/houden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, tweede cumulatief alternatief,
2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 mei 2008 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag van 20 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededader
- op dwingende en agressieve wijze tegen die [slachtoffer
1] heeft gezegd: "Jij hebt vast wel geld voor ons" en
- [slachtoffer 1] een tik tegen zijn hoofd heeftgegeven en
- op agressieve wijze tegen [slachtoffer 1]
heeftgezegd: "We gaan pinnen bij de ABN AMRO!" en
- (vervolgens) [slachtoffer 1]hebben begeleid naar
een pinautomaat, waar die [slachtoffer 1] onder
toezicht van verdachte en zijn mededader een
bedrag van 20 euro heeft gepind
2.:
hij op 16 april 2008 te Dordrecht een wapen van categorie I onder 7°, te weten een balletjespistool, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen voorhanden heeft gehad;
3.:
hij op 16 april 2008 te Dordrecht toen de aldaar dienstdoende E. en L., brigadier van politie Zuid-Holland-Zuid verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 3 van de Opiumwet, op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden en vastgegrepen, teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem over te brengen naar een plaats van verhoor, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die brigadiers verdachte trachtten te geleiden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep ter zake van het onder 1 tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, nu de nauwe en bewuste samenwerking niet bewezen kan worden verklaard.
Het hof verwerpt dit verweer.
Anders dan door de raadsman betoogd valt uit de gebezigde bewijsmiddelen genoegzaam af te leiden dat ter zake van het onder 1, tweede cumulatief alternatief, bewezenverklaarde sprake is van mededaderschap van verdachte ten aanzien van de tenlastegelegde handelingen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1, tweede cumulatief alternatief, bewezenverklaarde:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, tweede cumulatief alternatief, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan een afpersing, op de wijze zoals is bewezenverklaard.
Dit is een ernstig en verwerpelijk feit dat voor de direct betrokkene zeer schokkend en angstaanjagend moet zijn geweest. Verdachte en zijn mededader hebben zich bij de bevrediging van hun hebzucht niets gelegen laten liggen aan de belangen van het slachtoffer.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van overvallen nog langdurig de psychisch nadelige gevolgen daarvan ondervinden.
Voorts heeft verdachte een voorwerp, sprekend lijkend op een echt vuurwapen, voorhanden gehad en heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan wederspannigheid bij zijn aanhouding.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 juni 2011, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur 6 maanden, in beginsel passend en geboden is.
Het hof zal echter gelet op het opgetreden tijdsverloop gelegen tussen de datum van het instellen van het hoger beroep op 29 april 2009 en de uiteindelijke behandeling van de zaak in hoger beroep op 30 juni 2011, bepalen dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, zal worden opgelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 180, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, tweede cumulatief alternatief, 2 en 3 tenlastegelegde zoals hiervoor overwogen heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is
bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, tweede cumulatief alternatief, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren werkstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. M.P.J.G. Göbbels,
mr. R.M. Bouritius en mr. P.J. Wurzer, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 juli 2011.
Mr. P.J. Wurzer is buiten staat dit arrest te ondertekenen.