4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
a. [X.] c.s. heeft bij koopovereenkomst van 28 januari 2006 van De Strandloper gekocht het perceel bosterrein gelegen aan de [straat] te [vestigingsplaats], gemeente Sluis, kadastraal bekend gemeente Oostburg sectie [sectieletters] nummer [sectienummer], groot 3,86 are voor een koopprijs van € 116.000,00 exclusief btw (hierna aangeduid als het perceel). In de koopovereenkomst is onder meer bepaald (productie 1 bij de inleidende dagvaarding):
“Artikel 9:
Ontbindende voorwaarden
Deze koop geschiedt onder de ontbindende voorwaarden, dat:
(…)
c. Op uiterlijk een juli tweeduizend zes geen bouwplan bij de Gemeente Sluis is afgegeven waarop een bouwvergunning verleend kan worden;
d. koper niet uiterlijk een juli tweeduizend zeven een juridisch perfecte onherroepelijke niet voor bezwaar of beroep vatbare bouwvergunning met betrekking tot het verkochte heeft verkregen.”
b. In de Algemene Bepalingen, die deel uitmaken van de overeenkomst, is onder meer bepaald (productie 1 bij de inleidende dagvaarding):
“Artikel IX
Koper is verplicht binnen vier weken na ondertekening van deze koopovereenkomst opdracht aan een deskundig bureau te verlenen om een schetsplan te maken volgens de bouwvoorschriften.
Alle kosten van ontwerp, bouwtekeningen, bouwaanvraag, bestemmingswijziging etcetera en eventueel overleg met de Gemeente komen voor rekening van de koper.”
c. De Strandloper heeft zich voor, bij en na de totstandkoming van de koopovereenkomst laten bijstaan door de heer [Z.] (hierna aangeduid als [Z.]), als makelaar werkzaam bij [A.] Bedrijfsmakelaars. In een brief van de Gemeente Sluis (hierna aangeduid als de gemeente) van 2 december 2005 is onder meer het volgende aan [Z.] meegedeeld (productie 2 bij de inleidende dagvaarding):
“In het verleden heeft u herhaalde malen de vraag gesteld of u op het bewuste perceelsgedeelte grond in [straat] een woning zou mogen bouwen. Daarop is steeds negatief gereageerd wegens strijd met het geldende bestemmingsplan, terwijl er geen voldoende zwaarwegende gronden aanwezig waren om, bijvoorbeeld met een vrijstelling, daarvan af te wijken. Het bebouwen van het tot “groenvoorzieningen” bestemde perceel werd als een ruimtelijk ongewenste verdichting van de bebouwing gezien, terwijl het perceel grond een duidelijke functie zou hebben als groenvoorziening in het plan.
U heeft aangegeven dat het betreffende, thans braakliggende perceel geen functie heeft als groenvoorziening, terwijl gelet op de directe omgeving de bouw van een woning op het bewuste perceel niet zal leiden tot een onevenredig verdichting van de bebouwing van het gebied. Voorts heeft u verklaard bereid te zijn op volledig vrijwillige basis een bijdrage ad € 42.500,-- aan de gemeente te willen betalen indien de door u gewenste bouwmogelijkheid wordt verkregen. Deze bijdrage kan vervolgens worden ingezet in het kader van de noodzakelijke herstructurering van de permanente woningvoorraad.
Na ampel beraad en na opname van de situatie ter plaatse, hebben wij besloten bereid te zijn op uw laatstgenoemd voorstel in te gaan en in principe medewerking te willen verlenen aan het op bedoeld perceel bouwen van een nieuwe woning op een stedenbouwkundig verantwoorde wijze. De kosten voor het volgen van de vereiste planologische procedure zijn voor rekening van de aanvrager, terwijl ook het risico van planschade door u moet worden afgedekt.
Wij stellen u voor een en ander te regelen in de vorm van een zogenoemde bevoegdhedenovereenkomst. Binnenkort zal u een concept daarvoor worden toegezonden. Nadat daaromtrent overeenstemming is bereikt en de ondertekening heeft plaats gevonden, kunnen de verdere stappen worden genomen.”
De Strandloper dan wel de gemeente heeft deze brief aan [X.] c.s. doen toekomen.
d. Bij e-mail van 9 juli 2007 heeft De Strandloper aan [X.] c.s. een concept driepartijenovereenkomst tussen de gemeente, [X.] c.s. en De Strandloper doen toekomen. [X.] c.s. heeft deze overeenkomst niet getekend. In deze conceptovereenkomst is onder meer het volgende bepaald (productie 3 bij de inleidende dagvaarding):
“ARTIKEL 1
1.1 Het doel van deze overeenkomst is het vastleggen van voorwaarden krachtens welke partijen hun bevoegdheden zullen aanwenden om het bouwplan te realiseren.
1.2 Om dit doel te bereiken betaalt de grondeigenaar (bedoeld is De Strandloper, toevoeging hof) aan de gemeente een bijdrage.
ARTIKEL 2
2.1 De door verzoeker (bedoeld is [X.] c.s., toevoeging hof) krachtens het bouwplan beoogde woningbouw is in strijd met de bepalingen van het vigerende bestemmingsplan.
2.2 De gemeente spant zich in om, teneinde de voorbereidende werkzaamheden en de beoogde woningbouw doorgang te laten vinden, op schriftelijk verzoek van verzoeker een planologische procedure te volgen.
(…)
ARTIKEL 3
3.1 Verzoeker is aan de gemeente een bijdrage verschuldigd die bestaat uit: de reguliere bouwleges over de bouwkosten conform de legesverordening; de kosten van de planologische procedure. Deze bedragen worden vóór het starten van de procedure(s) in rekening gebracht bij de verzoeker en moeten door verzoeker aan de gemeente zijn voldaan binnen 30 dagen na ontvangst van de betreffende facturen. (…)
3.6 Voorts betaalt de grondeigenaar op het moment dat de planologische vrijstelling is verleend en onherroepelijk is een bijdrage van € 42.500,00 aan de gemeente ten behoeve van de reserve stedelijke vernieuwing van het ISV-fonds. Dit bedrag wordt direct nadat het bestemmingsplan is gewijzigd en/of de vrijstelling als bedoeld in artikel 19 lid 1 WRO is verleend in rekening gebracht bij de grondeigenaar en moet door de grondeigenaar aan de gemeente zijn voldaan binnen 30 dagen na ontvangst van de betreffende facturen.”
e. [X.] c.s. heeft in een e-mail van 4 september 2007 het volgende aan De Strandloper meegedeeld (productie 5 bij de inleidende dagvaarding):
“Zoals afgesproken in ons telefoongesprek eerder vandaag bevestig ik hierbij dat wij er mee accoord gaan dat u, indien u andere gegadigden voor het perceel aan de [straat] in [vestigingsplaats] vindt, dit aan hen te koop aanbiedt en daarmee de koopovereenkomst met ons ontbonden kan worden, opdat er geen kosten voor beide partijen zullen zijn.”
f. De Strandloper heeft hierop gereageerd in een e-mail van 10 september 2007 5:56 PM. Daarin is aan [X.] c.s. meegedeeld (productie 5 bij de inleidende dagvaarding):
“Wij gaan akkoord met uw aanbod voor ontbinding van de overeenkomst. Zoals hieronder omschreven. Wij zullen morgen de notaris verzoeken de zaak verder af te werken. Mocht u alsnog de schetsplannen en of overige informatie ter beschikking willen stellen vernemen wij dat graag van u”
g. [X.] c.s. heeft bij e-mail van 10 september 2007 11:14 PM vervolgens onder meer het volgende aan De Strandloper meegedeeld (productie 5 bij de inleidende dagvaarding):
“Zoals vanavond in ons telefonisch kontakt al aangegeven, vroegen wij even de tijd om e.e.a. op een rijtje te zetten.
Na ampel beraad deze avond hebben wij het definitieve besluit genomen er toch voor te willen gaan om de overeenkomst alsnog gestand te doen.
Wij hebben daarbij onze architect, de heer [B.] van [C.] Architecten te [vestigingsplaats], volledig gemachtigd om namens ons te handelen in deze.
Ik verzoek u dan ook met hem verder kontakt te onderhouden over de voortgang.”
h. De Strandloper heeft in een e-mail van 11 september 2007 onder meer het volgende aan [X.] c.s. meegedeeld (productie 2 bij de conclusie van antwoord):
“Hiermee willen wij nogmaals bevestigen dat u vorige week de ontbinding heeft aangeboden met reden dat u niet de totaal alle kosten voor het wijzigen van de planologische procedure (het gronstuk van tuingrond naar bouwgrond) aan de gemeente niet wenste te voldoen. Wij hebben u erop gewezen dat u met ons bent overeengekomen in de koopakte dat u de totale kosten voor het wijzigen van de bestemming voor uw rekening komen. Hieronder vallen proceure kosten, bouwtekeningen etc maar ook de kosten voor de gemeente ten behoeve van de reserve stedelijke vernieuwing ISV fonds t.w. € 42.500,-- euro (omschrijving bij planologische vrijstelling) U was een andere mening toegedaan en wenst de overeenkomst te ontbinden en wij kregen de opdracht een ander koper te zoeken. (zie mail 4 september) Wij hebben de opdracht uitgevoerd en uw het aanbod schriftelijk geaccepteerd en met een cc.mail aan notaris Mr Loof gestuurd om 5.56 uur.”
i. In een brief d.d. 14 september 2007 heeft notaris mr. [D.] onder meer het volgende aan de architect van [X.] c.s. meegedeeld (productie 3 bij de conclusie van antwoord):
“Blijkens de e-mail van de heer [Y.] aan de heer [Z.] gedateerd 4 september 2007 is tussen partijen klaarblijkelijk overleg geweest over deze verkoop. De heer [Y.] schrijft daarin letterlijk dat de koopovereenkomst kan worden ontbonden zonder dat er voor partijen daaraan kosten zijn verbonden. Uiteraard staat het partijen volledig vrij om in onderling overleg een overeenkomst te ontbinden. Blijkens de e-mail van de heer [Z.] van 11 september heeft hij ook medegedeeld namens de Coöperatieve Vereniging De Strandloper U.A. met die ontbinding akkoord te gaan.
Gezien bovenstaande e-mails ga ik er vanuit dat er ook enig overleg tussen partijen over deze zaak heeft plaatsgevonden. Dit komt niet zomaar uit de lucht vallen.
Nu er tussen partijen overeenstemming bestond over de ontbinding van de koopovereenkomst staat het de kopers naar mijn mening niet vrij hier weer op terug te komen en één week later te schrijven dat zij de overeenkomst toch maar gestand willen doen. Immers, naar mijn mening was er overeenstemming tussen partijen om de koopovereenkomst te ontbinden. Ook dan geldt als er een nadere overeenkomst is gesloten kan die alleen in onderling overleg worden veranderd. Kort om: naar mijn mening is de koopovereenkomst ontbonden.
(…)
Hoe het ook zij, gezien mijn bovenstaande mening zou ik er niet aan meewerken dat te mijner kantore een levering plaatsvindt van het betreffende perceel aan uw cliënten zolang het bovenstaande niet definitief geregeld is.”
j. In een brief d.d. 2 oktober 2007 van de toenmalig advocaat van [X.] c.s. is onder meer het volgende aan De Strandloper meegedeeld (productie 6 bij de inleidende dagvaarding):
“Ik begrijp van cliënten dat er tussen u en cliënten een discussie is ontstaan omtrent een vergoeding ad € 42.500,00 welke aan de gemeente zou moeten worden voldaan. Cliënten hebben voor het sluiten van de koopovereenkomst een brief ontvangen waarbij de heer [Z.] jegens de gemeente verklaart dat hij bereid (is, toevoeging hof) om op volledig vrijwillige basis een bijdrage ad € 42.500,00 aan de gemeente te willen betalen. In de koopovereenkomst komt dit bedrag nergens terug. Cliënten waren dan ook in de veronderstelling dat dat bedrag was opgenomen in het bedrag ad € 116.000,00. Gezien de m2 prijs is dat ook een meer dan logische gedachte.
Evenwel hebben cliënten begin juli 2007 van uw makelaar, de heer [Z.], een email ontvangen waarbij was gevoegd een conceptovereenkomst. Tot grote verbazing van mijn cliënten waren mijn cliënten in een keer partij in een overeenkomst tussen de gemeente Sluis en de coöperatie. Bovendien zou uit de conceptovereenkomst kunnen worden afgeleid dat het bedrag ad € 42.500,00 voor rekening van mijn cliënten zou zijn. Ik begrijp van mijn cliënten dat de heer [Z.] er ruim anderhalf jaar over gedaan heeft voordat hij deze conceptovereenkomst in zijn bezit had. Vervolgens stelt de heer [Z.] dat mijn cliënten binnen een week respectievelijk anderhalve week de overeenkomst moeten tekenen.
Mijn cliënten hebben uitstel gevraagd en tijd voor beraad. Evenwel hebben cliënten niet of nauwelijks tijd gehad. De heer [Z.] heeft cliënten dusdanig onder druk gezet en daarbij toegevoegd dat het wellicht verstandiger was wanneer mijn cliënten de koopovereenkomst zouden ontbinden. Mijn cliënten hebben aangegeven dat zij daartoe in beginsel niet bereid waren maar slechts onder voorwaarden.
Die voorwaarden waren dat er een koper zou komen voor het betreffende perceel en dat de kosten van cliënten volledig zouden worden vergoed. Het betreft daarbij om ongeveer een bedrag van € 37.950,00, terzake de reeds door cliënten betaalde kosten aan onder andere architect, gemeente en andere adviseurs. Cliënten hebben aangegeven dat zij onder die voorwaarden bereid waren eventueel mee te werken aan een ontbinding van de overeenkomst. Cliënten hebben dat vastgelegd in een email van 4 september 2007. De email van 4 september 2007 moet volgens cliënten aldus worden uitgelegd dat zij een aanbod doen onder welke voorwaarden zij bereid zijn om met een ontbinding van de overeenkomst in te stemmen. Dat betekent dat ertoe vereist zijn een koper en het vergoeden van schade.”
k. Het perceel is op 30 november 2007 aan de nieuwe kopers geleverd.