Rolnummer: 22-004666-10
Parketnummer: 11-710098-10
Datum uitspraak: 12 juli 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Dordrecht van 1 juni 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
adres opgegeven bij akte instellen rechtsmiddel: [adres],
adres opgegeven ter terechtzitting in hoger beroep:
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
28 juni 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 50 dagen.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 juni 2008 te Oud-Beijerland met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een vrijetijdscentrum, waarin onder andere een zwembad is gevestig, gelegen aan de [adres] aldaar heeft weggenomen geld en/of een of meer horloges en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 1 juni 2008 te Oud-Beijerland met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een vrijetijdscentrum, waarin onder andere een zwembad is gevestigd, gelegen aan [adres] aldaar heeft weggenomen geld en horloges en een mobiele telefoon, toebehorende aan anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de in het zwembad aangetroffen bloedsporen van de verdachte te verklaren zijn doordat de verdachte naar zwembaden in heel Nederland gaat en rond de datum van de inbraak in het zwembad in Oud-Beijerland aanwezig moet zijn geweest en vanwege een scheenbeenoperatie bloed zou hebben verloren uit enkele wondjes op zijn been.
Het hof acht deze stelling onvoldoende onderbouwd en ook overigens niet aannemelijk, mede gelet op het feit dat de bloedsporen van de verdachte na sluitingstijd, direct na het constateren van de inbraak, zijn aangetroffen onder meer in een doucheruimte nabij de plaats waar via het dak het pand was binnengekomen. Gelet op het voorgaande en op de objectieve en aanzienlijke bewijswaarde van het aangetroffen DNA-profiel van de verdachte is het hof van oordeel dat wettig kan worden bewezen en heeft het hof ook de overtuiging bekomen dat het de verdachte is geweest die de inbraak heeft gepleegd. Het hof heeft daarbij voor de overtuiging mede in aanmerking genomen dat de verdachte meerdere malen met Justitie in aanraking is gekomen wegens het plegen van inbraken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een inbraak in een vrijetijdscentrum waarbij een grote ravage is aangericht. Met deze handelwijze heeft de verdachte blijk gegeven geen respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van anderen. Tevens heeft hij overlast en financiële schade veroorzaakt voor de betrokkenen. Bovendien veroorzaken dergelijke feiten gevoelens van angst en onrust in de samenleving.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 juni 2011, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
In het voordeel van de verdachte houdt het hof echter rekening met de omstandigheid dat het feit waarvoor de verdachte wordt veroordeeld inmiddels geruime tijd geleden is gepleegd en de verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep dat hij thans probeert zijn leven een wending ten goede te geven.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 70 (zeventig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 35 (vijfendertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. A.M.P. Gaakeer, mr. T.J.P. van Os van den Abeelen en mr. W.J. van Boven, in bijzijn van de griffier mr. A. Vasak.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 12 juli 2011.