ECLI:NL:GHSGR:2011:BT6911

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-003294-10
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door rijden onder invloed en doorrijden na ongeval

In deze zaak gaat het om een verkeersongeval dat plaatsvond op 29 november 2009 te Roelofarendsveen, waarbij de verdachte, na het nuttigen van te veel alcohol, met zijn auto tegen een fietser aanreed. Het slachtoffer, een jonge vrouw, liep hierbij zwaar hersenletsel op en overleed later die dag in het ziekenhuis. De verdachte reed door na de aanrijding zonder zich te vergewissen van de gevolgen. In eerste aanleg werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan een jaar voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor vijf jaar. Het hof heeft in hoger beroep de zaak opnieuw beoordeeld. Het hof oordeelde dat de verdachte niet roekeloos had gehandeld, maar wel zeer onvoorzichtig en onoplettend. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en het feit dat hij de ernst van zijn daden inzag. Uiteindelijk werd de gevangenisstraf vastgesteld op 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een werkstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor vijf jaar. De verdachte werd ook verplicht om zich te houden aan reclasseringscontact.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003294-10
Parketnummer(s): 09-753738-09
Datum uitspraak: 5 oktober 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 2 juni 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 28 maart 2011, 15 juni 2011 en 21 september 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair, gekwalificeerd als overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van deze wet, en het onder 2 (kort gezegd: doorrijden na een ongeval) ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan een jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact als nader in het vonnis omschreven.
Daarnaast is de verdachte de bevoegdheid motorvoertuigen te besturen ontzegd voor de duur van vijf jaren, met aftrek en is een bestelauto verbeurdverklaard.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 november 2009 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, (Volkswagen Transporter) daarmede rijdende over de weg, de Langeweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
- hij, verdachte, heeft gereden terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde en/of (daarbij)
- hij, verdachte, heeft met een, gelet op de verkeerssituatie ter plaatse en/of de weg- en/of weersomstandigheden, (te) hoge snelheid gereden en/of
- hij, verdachte, heeft zijn snelheid niet zodanig aangepast, dat hij in staat was zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en/of
- hij, verdachte, heeft niet voldoende aandacht voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse gehad en/of - hij, verdachte, is een voor hem op zijn rijbaan rijdende fietser [slachtoffer] (kennelijk) gaan inhalen waarbij hij niet, althans niet voldoende, naar links heeft gestuurd en/of (vervolgens) tegen (de fiets van) deze [slachtoffer] is aangereden en/of
- hij verdachte, is met dat door hem bestuurde motorrijtuig gebotst of aangereden tegen een voor hem, in dezelfde richting als hij, over die weg rijdende fietser [slachtoffer], waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 november 2009 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, als bestuurder van een motorrijtuig, daarmee rijdende op de weg, de Langeweg,
- heeft gereden terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde en/of (daarbij)
- heeft met een, gelet op de verkeerssituatie ter plaatse en/of de weg- en/of weersomstandigheden, (te) hoge snelheid gereden en/of (vervolgens)
- heeft niet voldoende aandacht voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse gehad en/of
- is een voor hem op zijn rijbaan rijdende fietser [slachtoffer] gaan inhalen waarbij hij niet, althans niet voldoende, naar links heeft gestuurd en/of (vervolgens) tegen (de fiets van) deze fietser is aangereden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij op of omstreeks 29 november 2009 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de Langeweg, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat een ander (te weten [slachtoffer]) is gedood en/of dat aan een (te weten [slachtoffer]) letsel en/of schade was toegebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewijs
a. Standpunt van de advocaat-generaal ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat de verdachte dient te worden veroordeeld voor het onder
1 primair en 2 ten laste gelegde. Met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde is de advocaat-generaal van oordeel dat het (weg)gedrag van verdachte voorafgaand aan het door zijn schuld veroorzaakte ongeval dient te worden aangemerkt als roekeloos.
De gedragingen die de advocaat-generaal aan zijn standpunt ten grondslag heeft gelegd bestaan uit:
- het slecht hebben geslapen de nacht voor het ongeval;
- het nuttigen van zeer veel alcohol kort voor het ongeval;
- het niet voldoende naar links sturen gedurende het inhalen van het slachtoffer;
- het tegen het slachtoffer aanrijden met zijn auto.
b. Standpunt van de verdediging
Door de verdediging wordt bestreden dat het verkeersongeval met dodelijke afloop te wijten is aan roekeloos verkeersgedrag van de verdachte. Dit standpunt is door de verdediging toegelicht aan de hand van de ter zitting in hoger beroep overgelegde pleitnotities.
Naar de mening van de raadsman dient de verdachte derhalve van het onder 1 primair, impliciet primair ten laste gelegde (de roekeloosheid) te worden vrijgesproken.
Voor wat betreft het onder 1 primair, impliciet subsidiair en 2 ten laste gelegde refereert de raadsman zich aan het oordeel van het hof.
c. Oordeel van het hof
Of er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 hangt af van verschillende factoren, zoals de aard en de ernst daarvan alsmede van de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met een of meer gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld.
Het hof overweegt als volgt.
Naar het oordeel van het hof staan op grond van de wettige bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast1.
De verdachte heeft vanaf het eind van de middag en in de avond van 28 november 2009 samen met zijn vriend [getuige 1] drie cafés bezocht in Roelofarendsveen, te weten De Pepersteeg, Het Veen en De Hoogenboom2. De verdachte heeft in deze cafés bier gedronken. Niet duidelijk is geworden hoeveel consumpties de verdachte die avond exact heeft gedronken; naar eigen zeggen ter terechtzitting in hoger beroep betrof het ongeveer zes biertjes3, maar volgens [getuige 1] zou de verdachte in het eerste café drie fluitjes, in het tweede café ongeveer 10 à 15 fluitjes en in het laatste café in ieder geval vijf flesjes bier hebben gedronken4. De verdachte heeft bij zijn verhoor bij de politie op 1 december 2009 verklaard zwaar aangeschoten te zijn geweest5.
Op 29 november 2009 om omstreeks 00.30 uur is de verdachte als bestuurder van een Volkswagen Transporter met het kenteken 46-BT-ZR over de Langeweg te Roelofarendsveen in de richting van de Plantage gereden6. De verdachte kende deze weg goed, omdat zijn huis aan het einde van de Langeweg is gelegen7.
De Langeweg is een voor het verkeer openstaande weg, gelegen binnen de bebouwde kom van Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem8. Ter plaatse van het ongeval was de Langeweg goed verlicht middels openbare straatverlichting9.
De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 29 november 2009 naast zijn vriendin [slachtoffer] op de Langeweg fietste. Hij fietste rechts aan de binnenkant en [slachtoffer] links aan de buitenkant. Na een wegversmalling hoorde hij een harde knal en zag hij [slachtoffer] door de lucht vliegen10.
Op ongeveer tweeënzestig meter na een wegversmalling is de verdachte met de rechtervoorzijde van zijn auto tegen de achterzijde van de fiets van [slachtoffer] gebotst11.
Tijdens de aanrijding werd [slachtoffer] met het hoofd tegen de rechter A-stijl en de voorruit geslagen, waardoor de voorruit brak en de A-stijl ingedeukt werd12. [Slachtoffer] is vanaf de plaats van het ongeval naar een ziekenhuis vervoerd13, waar zij diezelfde dag is overleden als gevolg van het hersentrauma dat zij bij de aanrijding had opgelopen14.
De verdachte heeft zijn auto honderd meter verderop tot stilstand gebracht en is vervolgens weggereden15.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat op grond van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep en de zich in het dossier bevindende stukken niet genoegzaam is komen vast te staan dat de verdachte voorafgaande aan de aanrijding met een, gelet op de verkeerssituatie ter plaatse en/of de weg- en/of weersomstandigheden, te hoge snelheid heeft gereden.
Het hof spreekt de verdachte derhalve van dat onderdeel van de tenlastelegging vrij.
Voorts is het hof van oordeel dat, mede gelet op de verklaring van de verdachte dat hij het slachtoffer niet heeft gezien, onvoldoende is komen vast te staan dat de verdachte het slachtoffer is gaan inhalen waarbij hij niet of onvoldoende naar links heeft gestuurd.
Het hof spreekt de verdachte ook van dat onderdeel van de tenlastelegging vrij.
De door het hof wel bewezen verklaarde gedragingen die ook in de tenlastelegging zijn omschreven, leveren in samenhang bezien naar het oordeel van het hof geen roekeloos rijgedrag op. Het hof neemt daarbij in het bijzonder in aanmerking dat op grond van het verhandelde
ter terechtzitting in hoger beroep en de zich in het dossier bevindende stukken niet met zekerheid kan worden vastgesteld hoeveel alcohol de verdachte voorafgaande aan het ongeval nu precies heeft genuttigd.
Gelet op het voorgaande zal het hof de verdachte vrijspreken van het roekeloze karakter van zijn rijgedrag.
Het hof is voorts van oordeel dat uit de bewezen verklaarde gedragingen van de verdachte kan worden afgeleid dat het rijgedrag van de verdachte ten tijde van het ongeval zeer onvoorzichtig en/of onoplettend is geweest.
De verdachte had de fietsers, waaronder het slachtoffer, die zich op zijn weghelft bevonden, wel kunnen en ook moeten zien. Dat de verdachte het slachtoffer desondanks niet (tijdig) heeft opgemerkt en niet of onvoldoende is uitgeweken, is te wijten aan zijn zeer onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag en dat gedrag is, mede gezien de omstandigheid dat hij met in ieder geval te veel drank op om nog behoorlijk te kunnen besturen achter het stuur zat, aan zijn schuld te wijten.
Met betrekking tot het ten laste gelegde doorrijden na ongeval is het hof van oordeel dat, gelet op de kracht van de botsing en de beschadiging aan de voorruit en op de omstandigheid dat de verdachte op korte afstand na de botsing is gestopt alvorens weg te rijden, de verdachte moet hebben geweten of minstens redelijkerwijze hebben moeten vermoeden dat aan een ander letsel en/of schade was toegebracht.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 29 november 2009 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, (Volkswagen Transporter) daarmede rijdende over de weg, de Langeweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
- hij, verdachte, heeft gereden terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde en
- hij, verdachte, heeft zijn snelheid niet zodanig aangepast, dat hij in staat was zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en
- hij, verdachte, heeft niet voldoende aandacht voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse gehad en
- hij verdachte, is met dat door hem bestuurde motorrijtuig gebotst of aangereden tegen een voor hem, in dezelfde richting als hij, over die weg rijdende fietser [slachtoffer],
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994.
2.
hij op 29 november 2009 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval op de Langeweg, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat een ander (te weten [slachtoffer]) letsel en/of schade was toegebracht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van deze wet.
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair (met roekeloosheid als schuldvorm) en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan een jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact. Daarnaast heeft de advocaat-generaal de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vijf jaren gevorderd, alsmede de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen auto.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee zeer ernstige strafbare feiten.
De verdachte is na het nuttigen van te veel alcohol in zijn auto gestapt, terwijl hij wist dan wel moest weten dat hij niet meer tot behoorlijk besturen in staat was.
De verdachte is, zonder snelheid te minderen, aangereden tegen het voor hem op de rijbaan fietsende slachtoffer. Het slachtoffer heeft hierbij zwaar hersenletsel opgelopen en is daaraan overleden.
De verdachte is na de aanrijding doorgereden zonder zich ervan te vergewissen of hij aan een ander letsel of schade had toegebracht.
Door het handelen van de verdachte, zoals onder 1 primair is bewezenverklaard, is groot en onherstelbaar leed toegebracht aan de familie, partner en naaste omgeving van het nog jonge slachtoffer, die zich geconfronteerd zagen met de gewelddadige dood van een dierbare.
Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij na de aanrijding, waarbij de voorruit van zijn auto is gesprongen, is doorgereden zonder zijn betrokkenheid bij het ongeval kenbaar te maken. Door zich niet te melden heeft hij ook een objectief onderzoek naar zijn alcoholgebruik onmogelijk gemaakt. Verdachte heeft met zijn handelen kennelijk alleen zijn eigen belang voor ogen gehad en alle andere belangen, waaronder in de eerste plaats die van het slachtoffer, daaraan ondergeschikt gemaakt.
Dergelijke delicten zijn feiten waardoor de rechtsorde zeer ernstig is geschokt en die in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg brengen.
Daarnaast heeft het hof in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 september 2011, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het rijden onder invloed. Dat en evenmin de vanwege die veroordeling gevolgde alcoholverkeerscursus heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, RN Adviesunit 1 Den Haag, d.d. 2 februari 2010 en een Pro Justitia rapport van drs. L.C.S. Hafkemeijer, psycholoog te 's-Gravenhage, d.d. 26 maart 2010. Geadviseerd wordt onder andere een voorwaardelijke gevangenisstraf, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht in verband met zijn alcoholgebruik.
Het hof houdt er rekening mee dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep ervan blijk heeft gegeven dat hij de ernst van het door hem toegebrachte leed inziet én dat hij hieronder gebukt gaat.
Nu het hof - anders dan de advocaat-generaal en de rechtbank - niet bewezen acht dat verdachte roekeloos heeft gehandeld en de proceshouding van de verdachte anders interpreteert dan de rechtbank in haar vonnis heeft gedaan, komt het hof tot een beduidend minder zware strafoplegging dan door de advocaat-generaal is gevorderd en door de rechtbank is opgelegd.
Evenals de rechtbank in eerste aanleg realiseert het hof zich dat waarschijnlijk geen enkele straf de nabestaanden met het hun aangedane leed zal kunnen verzoenen. Ook het hof heeft getracht een evenwicht te vinden tussen het onpeilbare verdriet van de nabestaanden enerzijds en de persoon en zijn persoonlijke omstandigheden van de - nog jonge - verdachte anderzijds.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur naast een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid zal het hof ter zake van hetgeen onder 1 primair bewezen is verklaard en voor na te melden duur de verdachte de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen.
Beslag
Het na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp zoals dit vermeld is onder 1 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het onder 1 en 2 bewezen verklaarde is begaan. Het hof zal daarom dit voorwerp verbeurdverklaren.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d 24, 33, 33a en 57 van de Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, impliciet subsidiair en
2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of in het kader van de na te melden bijzondere voorwaarde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van Stichting Reclassering Nederland te 's Gravenhage, in dit geval GGZ Reclassering Palier, en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dat inhoudt een meldingsgebod en een ambulante behandeling bij de verslavingszorg.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Geeft eerstgenoemde instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte terzake van het onder 1 primair bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1.00 STK Bestelauto 46-BT-ZR, Volkswagen transport 2005.
Dit arrest is gewezen door mr. L.F. Gerretsen-Visser,
mr. W.P.C.M. Bruinsma en mr. I.P.A. van Engelen,
in bijzijn van de griffier mr. C.B. Jans.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 5 oktober 2011.
Mr. I.P.A. van Engelen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina's betreft dit de pagina's van een doorgenummerde bundel processen-verbaal, reg.nr. 2009310336-1, politie Hollands Midden, Dienst Informatie, BU Veredeling, pagina 1 t/m 268.
2 De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 28 maart 2011,
p. 7 en 8 proces-verbaal van de terechtzitting
3 De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 28 maart 2011,
p. 8 proces-verbaal van de terechtzitting
4 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], p. 75, 76, 77
5 Proces-verbaal verhoor van verdachte, p. 93
6 De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg van 20 mei 2010,
p. 2 proces-verbaal van de terechtzitting
7 Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 67, laatste alinea
8 Proces-verbaal verkeersongevalanalyse, p. 195
9 Proces-verbaal verkeersongevalanalyse, p. 196
10 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], p. 79, 80
11 Proces-verbaal verkeersongevalanalyse, p. 196, 201
12 Proces-verbaal verkeersongevalanalyse, p. 201
13 Proces-verbaal van bevindingen, p. 37, laatste alinea
14 Proces-verbaal schouw stoffelijk overschot, p. 178; Verslag betreffende een niet-natuurlijke dood, p. 180
15 De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 28 maart 2011, p.8 proces-verbaal van de terechtzitting; Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], p. 80