GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 2 februari 2011
Zaaknummer : 200.064.349/01 (hoofdverblijfplaats) en
200.064.353/01 ( huurrecht echtelijke woning)
Rekestnr. rechtbank : FA RK 09-5707
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. W.G.H. Janssen te Leiden,
[geintimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. W.B. van Rookhuijzen te Voorburg.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Utrecht,
regio Haaglanden en Zuid-Holland Noord,
locatie ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: de raad.
Als degene wiens verklaring in verband met de beoordeling van het verzoek van betekenis kan zijn, is aangemerkt:
de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Diemen,
hierna te noemen: de WSJ.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 29 april 2010 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 8 februari 2010 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
De moeder heeft op 22 juni 2010 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vader:
- op 9 juni 2010 een brief d.d. 7 juni 2010 met bijlagen;
van de zijde van de moeder:
- op 17 januari 2011 een brief d.d. 17 januari 2011 met bijlage;
- op 26 januari 2011 een brief d.d. 26 januari 2011 met bijlage.
Bij brief van 27 mei 2010 heeft de raad het hof medegedeeld niet ter terechtzitting te zullen verschijnen en het hof een raadsrapport van 17 september 2009 in het kader van een beschermingsonderzoek doen toekomen.
De zaak is op 28 januari 2011 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
Namens de WSJ is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niemand verschenen.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Voorts is - uitvoerbaar bij voorraad - bepaald dat de minderjarigen: [minderjarige 1] geboren [in] 2000 te [geboorteplaats], en [minderjarige 2], geboren [in] 2003 te [geboorteplaats], de hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de moeder, een regeling inzake de verdeling van de zorg-en opvoedingstaken vastgesteld en is bepaald dat de moeder de huurster zal zijn van de woonruimte te [adres] (verder: de echtelijke woning). Het meer of anders verzochte is afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
In hoger beroep is voorts komen vast te staan:
Bij vonnis in kort geding van 12 mei 2010 van de voorzieningenrechter in de rechtbank
’s-Gravenhage is – voor zover in hoger beroep van belang - het de vader verboden gedurende een periode van een half jaar na betekening van het vonnis direct of indirect contact te zoeken met de moeder en met de kinderen, tenzij (het hof leest:) het contact met de kinderen plaatsvindt in het kader van een door de gezinsvoogd tot stand gebracht, begeleid contact tussen de vader, en onder de ontbindende voorwaarde dat de moeder binnen twee weken na de datum van dit vonnis een wijzigingsverzoek indient ten aanzien van de bestaande zorgregeling bij de familiekamer van de rechtbank. Voorts is het de vader verboden gedurende een periode van een half jaar na de betekening van het vonnis te verblijven op de [adressen] te [woonplaats], het vorenstaande op straffe van een dwangsom. Het vonnis is tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het meer of anders verzochte is afgewezen.
Bij beschikking van 11 augustus 2010 van de kinderrechter in de rechtbank ’s-Gravenhage – met wijziging in zoverre van de beschikking van 8 februari 2010 van deze rechtbank – verbiedt de rechtbank de vader tot 12 november 2010 contact te zoeken met de kinderen. Voorts is bepaald dat de vader vanaf 12 november 2010 tot 12 mei 2011 contact zal hebben met de kinderen eens per vier weken gedurende twee uur, in aanwezigheid van mevrouw [S.] van de WSJ op een door mevrouw [S.] aan te wijzen locatie. De beschikking is tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het meer of anders verzochte is afgewezen.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil zijn de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (hierna gezamenlijk verder: de kinderen) en de toedeling van het huurrecht van de echtelijke woning.
2. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen (naar het hof begrijpt:) voor zover het betreft de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de toewijzing van het huurrecht van de (voormalige) echtelijke woning en, in zoverre opnieuw beschikkende, te bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijf bij de vader zullen hebben en dat het huurrecht van de echtelijke woning aan hem wordt toegewezen.
3. De moeder bestrijdt het beroep.
Hoofdverblijfplaats van de kinderen (zaaknummer 200.064.349/01)
4. Het hof overweegt als volgt. Gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof vast dat sprake is van een zeer ernstige problematiek zowel bij de moeder als bij de kinderen, alsmede in de relatie van partijen in hun hoedanigheden van ouders, waardoor naar het oordeel van het hof het gevaar bestaat dat de kinderen klem of verloren raken bij beide ouders danwel anderszins in hun belangen worden geschaad. Het hof acht het daarom in het belang van de kinderen noodzakelijk ambtshalve een bijzondere curator te benoemen om de kinderen zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen.
5. Het hof zal als bijzondere curator benoemen: mevrouw mr. A.A.J. de Nijs, die zich bereid heeft verklaard deze opdracht op zich te nemen. De taak van de bijzondere curator is vooreerst te waarborgen dat in de onderhavige procedure het belang van de kinderen bij een veilige woonsituatie voldoende wordt behartigd en, waar mogelijk, gesprekken met de kinderen te voeren. De taak van de bijzondere curator is daartoe echter niet beperkt en betreft in ruime zin de behartiging van de belangen van de kinderen in de onderhavige ernstige conflictsituatie tussen de beide ouders en in het eenoudergezin van de vrouw.
6. Teneinde de bijzondere curator in de gelegenheid te stellen inzicht te krijgen in de belangen van de kinderen en het hof daarover te kunnen inlichten, houdt het hof de behandeling van de zaak aan tot de zitting van 17 maart 2011 te 9.30 uur. Het hof verzoekt de bijzondere curator - voor zover dat mogelijk is gezien de korte termijn - verslag te doen van haar werkzaamheden en bevindingen met afschrift aan beide partijen.
Toewijzing huurrecht echtelijke woning (zaaknummer 200.064.353/01)
7. Ten aanzien van het huurrecht van de echtelijke woning overweegt het hof als volgt. Het hof stelt vast dat de moeder sinds het feitelijk uiteengaan van partijen het feitelijk gebruik heeft van de echtelijke woning en dat de kinderen vooralsnog hun gewone verblijfplaats bij de moeder hebben. Gelet op deze feitelijke omstandigheden is het hof van oordeel dat het huurrecht van de echtelijke woning aan haar toekomt. De vader heeft geen gronden aangevoerd die kunnen leiden tot een andersluidend oordeel. Het hof zal dienovereenkomstig beslissen.
8. Mitsdien wordt als volgt beslist.
In de zaak met zaaknummer 200.064.349/01 (hoofdverblijfplaats):
benoemt tot bijzondere curator over [minderjarige 1] geboren [in] 2000 te [geboorteplaats], en [minderjarige 2], geboren [in] 2003 te [geboorteplaats]:
mevrouw mr. A.A.J. de Nijs,
kantoorhoudende te [adres]
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de zaak voor het overige aan tot de terechtzitting van 17 maart 2011 te 9.30 uur;
beveelt de griffier een kopie van alle gedingstukken in onderhavige zaak aan
mr. A.A.J. de Nijs te zenden;
In de zaak met zaaknummer 200.064.353/01 (toewijzing huurrecht echtelijke woning):
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover daarin is bepaald dat de moeder de huurster zal zijn van de woonruimte te [adres].
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Stollenwerck en Mulder, bijgestaan door mr. Willems als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 februari 2011.