GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 22 juni 2011
Rekestnummer : 200.081.727/01
Rekestnr. rechtbank : EJ VERZ 10-83601
[appellante]
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat mr. D.F.J. Sol-Thoolen te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende zijn aangemerkt:
1. [de zoon van de rechthebbende]
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de zoon van de rechthebbende,
2. [de dochter van de rechthebbende],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de dochter van de rechthebbende,
3. [de partner van de rechthebbende],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de partner van de rechthebbende,
4. [H.],
h.o.d.n. Échelle Bewind en Curatele,
kantoorhoudende te [adres]
hierna te noemen: de bewindvoerder.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De rechthebbende is op 4 februari 2011 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 5 november 2010 van de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie ’s-Gravenhage.
De bewindvoerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de rechthebbende:
- op 10 maart 2011 een brief van 5 maart 2011 met bijlagen;
- op 14 maart 2011 een brief van 12 maart 2011 met bijlage;
- op 17 mei 2011 een brief van diezelfde datum namens de bewindvoerder.
De zaak is op 1 juni 2011 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de rechthebbende, bijgestaan door haar advocaat;
- de bewindvoerder;
- de partner van de rechthebbende.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is het verzoek tot ondercuratelestelling van de rechthebbende afgewezen. Voorts is een bewind ingesteld over alle goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende en is benoemd tot bewindvoerder: [H.], h.o.d.n. Échelle Bewind en Curatele, kantoorhoudende te [adres].
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de afwijzing van het verzoek tot ondercuratelestelling van de rechthebbende: [de rechthebbende], geboren [in] 1948 te [geboorteplaats].
2. De rechthebbende verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat de curatele wordt ingesteld op welke grond het hof in goede justitie de juiste meent te zijn, en met benoeming van de bewindvoerder tot curator.
3. De rechthebbende stelt dat de kantonrechter ten onrechte niet de verzochte curatele heeft ingesteld, doch het minder bescherming biedende bewind. Zij stelt daartoe dat wel degelijk sprake is van verkwisting als bedoeld in artikel 1:378 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek en dat het bewind haar onvoldoende bescherming biedt.
4. De bewindvoerder en de partner van de rechthebbende ondersteunen het verzoek van de rechthebbende. De bewindvoerder heeft zich bereid verklaard als curator van de rechthebbende op te treden.
5. Hof overweegt als volgt. Bij dit verzoek tot ondercuratelestelling in de plaats van de onderbewindstelling dient de vraag te worden beantwoord of sprake is van omstandigheden waardoor de onderbewindstelling niet meer toereikend is om de belangen van de rechthebbende voldoende te waarborgen.
6. Op grond van artikel 1:378 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek kan een meerderjarige onder curatele worden gesteld wegens verkwisting. Het hof verstaat onder verkwisting een voortdurende, door spilziekte veroorzaakte wanverhouding tussen inkomsten en uitgaven welke maatschappelijk gezien niet verantwoord is.
7. In de aan het hof voorliggende zaak staat vast dat de rechthebbende in de afgelopen jaren zonder duidelijke aanleiding een schuldenlast van ruim € 10.000,- heeft doen ontstaan, dat zij deze financiële verplichtingen samen met haar partner is aangegaan en dat aan zijn zijde een schuldenlast van ruim € 90.000,- bestaat. De rechthebbende blijkt niet, althans onvoldoende in staat weerstand te bieden aan mensen of instanties die haar om geld vragen. Naar zij stelt, kan zij in het bijzonder aan de wensen en het optreden van haar partner met wie zij samenleeft, geen weerstand bieden. Daardoor gaat zij steeds nieuwe financiële verplichtingen aan waaraan zij - gelet op het feit dat zij geen eigen inkomsten heeft en samen met haar partner van diens pensioen van € 1.200,- netto per maand moet rondkomen - niet kan voldoen. De bewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat de zorgen ten aanzien van de persoon van de rechthebbende nog onverminderd aanwezig zijn. Het hof acht het aannemelijk dat deze zorgen ten aanzien van de rechthebbende versterkt worden door het feit dat de partner van de rechthebbende al wel bescherming van curatele geniet. Voorts neemt het hof in aanmerking dat de rechthebbende, evenals haar partner, recentelijk is toegelaten tot de wettelijke schuldsanering en het ontstaan van nieuwe schulden grote gevolgen kan hebben voor haar persoonlijke situatie. Het hof stelt vast dat de grote uitgaven de geldelijke toestand van de rechthebbende onmiskenbaar in gevaar hebben gebracht.
8. Op basis van het voorgaande komt het hof tot het oordeel dat de belangen van de rechthebbende niet langer voldoende worden gewaarborgd met de huidige onderbewindstelling, daarbij mede gelet op haar bescherming in het rechtsverkeer. Voor het hof staat voldoende vast dat de rechthebbende de gevolgen van haar gedragingen niet kan overzien en dat zij mede door haar persoonlijke problematiek geen grip heeft op haar gedrag. De rechthebbende brengt zichzelf daardoor in onwenselijke situaties, waardoor haar belangen in het geding zijn. Hierbij is sprake van een afglijdende schaal. Mede vanwege haar persoonlijke problematiek acht het hof het noodzakelijk dat in verband met haar verkwistende gedrag zowel de vermogensrechtelijke als de niet-vermogensrechtelijke belangen van de rechthebbende worden behartigd door een derde door middel van curatele.
9. Het bewind eindigt blijkens artikel 1:449 van het Burgerlijk Wetboek van rechtswege door de ondercuratelestelling van de rechthebbende, zodat het hof te dien aanzien volstaat met vernietiging van de bestreden beschikking.
10. Het hof overweegt voorts ten overvloede op dat het Burgerlijk Wetboek – anders dan bij meerderjarigenbewind – (nog) niet de mogelijkheid kent om een curatele in te stellen voor bepaalde tijd. In de door de rechthebbende aangehaalde uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 26 februari 2010 (LJN: BM0931) deden zich uitzonderlijke omstandigheden voor waardoor de curatele voor de duur van twee jaar werd uitgesproken. De thans ingestelde curatele heeft derhalve te gelden voor onbepaalde tijd.
11. Mitsdien wordt als volgt beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
vernietigt de bestreden beschikking en, opnieuw beschikkende:
stelt [de rechthebbende], geboren [in] 1948 te [geboorteplaats], onder curatele;
benoemt tot curator: [H.], h.o.d.n. Échelle Bewind en Curatele, kantoorhoudende te [adres];
bepaalt dat de instelling van de curatele binnen tien dagen na deze beschikking door de curator zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant, De Telegraaf te Amsterdam en het Algemeen Dagblad te Rotterdam;
verstaat dat de griffier op de voet van artikel 1: 391 BW gevolg geeft aan het bepaalde in artikel 2 van het Besluit curateleregister (Besluit van 26 november 1969, Stb. 528);
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. van Nievelt, van de Poll en Linsen Penning-de Vries, bijgestaan door mr. Willems als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 juni 2011.