ECLI:NL:GHSGR:2011:BU1519

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.085.602-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mink
  • A. van Nievelt
  • J. Engel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging kinderalimentatie in het kader van schuldsanering

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 28 september 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de kinderalimentatie die de vader aan de moeder dient te betalen voor hun jongmeerderjarige kind. De vader, die in een schuldsaneringsregeling (WSNP) zit, verzocht om nihilstelling van de alimentatie, omdat hij door zijn financiële situatie niet in staat was om de bijdrage te voldoen. De rechtbank had de vader eerder niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wijziging van de alimentatie. Het hof heeft de zaak op 15 september 2011 mondeling behandeld, waarbij zowel de vader als de moeder, alsook de jongmeerderjarige en een vertegenwoordiger van de bewindvoerder aanwezig waren.

Het hof oordeelde dat de wijziging van omstandigheden, namelijk de toelating van de vader tot de WSNP, een herbeoordeling van de alimentatieverplichting rechtvaardigde. Het hof stelde vast dat de vader gedurende de periode van 13 november 2007 tot 30 juni 2010 geen alimentatie hoefde te betalen, en dat vanaf 1 juli 2010 de bijdrage werd vastgesteld op € 136,- per maand. Met ingang van 24 mei 2011, na afloop van de schuldsanering, herleefde de oorspronkelijke alimentatieverplichting van € 155,92 per maand.

De moeder betwistte de noodzaak van de nihilstelling en stelde dat de vader zijn verplichtingen niet tijdig had ingediend. Het hof oordeelde dat de vader, gezien zijn financiële situatie, recht had op een lagere alimentatie tijdens de schuldsanering. De proceskosten werden gecompenseerd, wat gebruikelijk is in familierechtelijke zaken. De beschikking werd vernietigd en de alimentatie werd opnieuw vastgesteld, met de bepaling dat de vader de kosten van levensonderhoud en studie van de jongmeerderjarige dient te voldoen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 28 september 2011
Zaaknummer : 200.085.602/01
Rekestnr. rechtbank : F1 RK 10-2673
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. J.R.A. Röschlau te Utrecht,
tegen
[geintimeerde]
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M. Drenth te Bleiswijk
en
[de jongmeerderjarige],
wonende te [woonplaats],
verder: de jongmeerderjarige,
advocaat mr. M. Drenth te Bleiswijk.
Als degene wier verklaring in verband met de beoordeling van het verzoek van betekenis kan zijn, is aangemerkt:
mevrouw [T.], namens de bewindvoerder, werkzaam bij Bewindvoering Midden Nederland.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 13 april 2011 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 9 februari 2011 van de rechtbank Rotterdam.
De moeder heeft op 20 juni 2011 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van [de jongmeerderjarige] is bij het hof op 19 juli 2011 een brief van 17 juli 2011 ingekomen.
De zaak is op 15 september 2011 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder en [de jongmeerderjarige], bijgestaan door mr. J.B. Maliepaard namens mr. Drenth,
- mevrouw [T.] voornoemd.
De advocaat van de vader heeft ter zitting een pleitnotitie overgelegd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij de bestreden beschikking is de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek, strekkende tot wijziging van de beschikking van 27 april 1994 van de rechtbank Rotterdam in die zin dat de daarbij aan hem opgelegde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de jongmeerderjarige], [in] 1993 te [geboorteplaats] met ingang van 13 november 2007 wordt bepaald op nihil. Voorts is de vader veroordeeld in de proceskosten.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is het verzoek tot wijziging van de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de jongmeerderjarige], welke bijdrage met ingang van [de 18e verjaardag van de jongmeerderjarige in] 2011 geldt als een bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van de jongmeerderjarige ten laste van de vader.
2. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, alsnog de nihilstelling danwel wijziging van de kinderalimentatie uit te spreken en te bepalen dat de kosten van de procedures in beide instanties door partijen zelf zullen worden gedragen.
3. De moeder bestrijdt het beroep en verzoekt de vader te veroordelen in de kosten van de procedures in beide instanties (rechtbank en gerechtshof).
Positie van [de jongmeerderjarige]
4. Het hof merkt op dat voor de periode na [de 18e verjaardag van de jongmeerderjarige in] 2011 ook de belangen van [de jongmeerderjarige] als jongmeerderjarige in het geding zijn, met dien verstande dat de vader de vastgestelde alimentatie rechtstreeks aan hem dient te voldoen. Het hof heeft hem derhalve aangemerkt als belanghebbende en hem de mogelijkheid tot verweer geboden.
Grondslag van het verzoek
5. Bij beschikking van 29 juli 1998 heeft de rechtbank Rotterdam bepaald dat de vader aan de moeder met ingang van “heden”, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de jongmeerderjarige] telkens bij vooruitbetaling zal uitkeren fl.250,- (€ 113,45) per maand, vermeerderd met het bedrag van iedere uitkering die hem op grond van geldende wetten of regelingen ten behoeve van [de jongmeerderjarige] kan of zal worden verleend. Na toepassing van de wettelijke indexering bedraagt de kinderalimentatie per 1 januari 2011 € 155,92 per maand.
6. Het hof overweegt als volgt. Ingevolge artikel 1:401 eerste en vierde lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud bij latere uitspraak worden gewijzigd wanneer zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen of indien zij van aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft beantwoord doordat bij die uitspraak van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
7. De vader stelt dat sprake is van een wijziging van omstandigheden waardoor de vastgestelde onderhoudsbijdrage heeft opgehouden te voldoen aan de wettelijke maatstaven. De wijziging van omstandigheden is gelegen in het feit dat hij bij vonnis van 13 november 2007 van de rechtbank Utrecht is toegelaten tot de schuldsaneringsregeling in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP), waardoor hij onvoldoende financiële middelen heeft om de bijdrage te voldoen. Het hof is van oordeel dat de door de vader gestelde wijziging van omstandigheden een herbeoordeling van de wettelijke maatstaven rechtvaardigt. De vader kan derhalve worden ontvangen in zijn verzoek tot nihilstelling.
Draagkracht
8. De vader stelt dat hij door de beperkte financiële middelen niet meer in staat is om te voldoen aan zijn alimentatieverplichting. De vader benadrukt dat hij de kinderalimentatie wel wil betalen, maar deze niet kan betalen en dat hij in het kader van de WSNP om een nihilstelling moet verzoeken. De nihilstelling vormt momenteel een belemmering om de schuldsanering te beëindigen en hem een schone lei te geven. Pas daarna kan hij de alimentatieverplichting hervatten. Na overleg tussen Recofa en familierechters is per 1 juli 2010 een passage opgenomen in het rapport Alimentatienormen, inhoudende dat gedurende de toepassing van de schuldsanering een maximale kinderalimentatie van € 136,- per maand per kind kan worden bepaald indien daarvoor draagkracht is. Na het einde van het schuldsaneringstraject kan de alimentatieverplichting herleven, zo stelt de vader.
9. De moeder betwist de stellingen van de vader. De vader heeft pas twee en een half jaar na het van toepassing zijn van de schuldsanering een verzoek tot nihilstelling van de kinderalimentatie ingediend. De noodzaak tot verlaging van de kinderalimentatie was blijkbaar niet aanwezig. Daarnaast had de vader bij toepassing van de schuldsanering kunnen verzoeken om rekening te houden met de vaststaande kinderalimentatie. De onderhoudsplicht van de vader jegens [de jongmeerderjarige] is immers van hogere prioriteit dan de regeling met zijn schuldeisers.
10. [De jongmeerderjarige] heeft verklaard dat hij in 6 VWO zit en daarna wil gaan studeren. Hij is niet in staat in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. Hij is van mening dat de vader zijn verantwoordelijkheid als vader moet nemen en een bijdrage in de kosten van zijn levensonderhoud dient te voldoen ter aanvulling op hetgeen de moeder betaalt.
11. De bewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat de vader zich aan de verplichtingen van het schuldsaneringstraject heeft gehouden en sinds 24 mei 2011 een schone lei heeft. De afwikkeling daarvan kan echter pas plaatsvinden indien het verzoek tot nihilstelling is toegewezen. De bewindvoerder gaat ervan uit dat de alimentatie conform de Recofa-richtlijn tot 1 juli 2010 op nihil wordt gesteld en dat per 1 juli 2010, conform de nieuwe richtlijn, een kinderalimentatie van maximaal € 136,- per maand wordt vastgesteld. De vader heeft sinds 1 november 2007 zijn alimentatieverplichtingen niet meer voldaan en is nu in afwachting van de uitspraak van het hof, maar de achterstallige bijdrage van € 136,- per maand per 1 juli 2010 kan uit de boedel worden voldaan.
12. Het hof overweegt als volgt. Vaststaat dat de vader in de periode van 13 november 2007 tot 24 mei 2011 is toegelaten tot de schuldsaneringsregeling in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (verder: WSNP). In aanmerking dient te worden genomen dat de saniet, gedurende de tijd waarin de schuldsaneringsregeling op hem van toepassing is, slechts kan beschikken over het op voet van artikel 295, tweede lid, van de Faillissementswet (hierna: Fw) door de rechter-commissaris vastgestelde vrij te laten bedrag. Dit bedrag ligt, gelet op het daarbij van toepassing verklaarde artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, beneden het bijstandsniveau, tenzij de rechter-commissaris op de voet van artikel 295, derde lid, Fw anders heeft bepaald. Dientengevolge beschikt een saniet, behoudens bijzondere omstandigheden, niet over draagkracht om onderhoudsbijdragen te betalen.
13. Tot 1 juli 2010 was het gebruikelijk dat in een dergelijk geval de onderhoudsverplichting, desgevraagd, voor de duur van de schuldsanering op nihil werd bepaald. Voorwaarde hierbij is dat de rechter-commissaris geen rekening heeft gehouden met de onderhoudsverplichting bij de bepaling van het vrij te laten inkomen. Het hof stelt vast dat dit het geval is in onderhavige zaak.
14. Vanaf 1 juli 2010 is in het rapport Alimentatienormen, na overleg met Recofa, als aanbeveling opgenomen, dat het vrij te laten bedrag van de onderhoudsplichtige ouder is, dan wel zal worden verhoogd met de bij rechterlijke uitspraak of overeenkomst vastgestelde kinderalimentatie, zij het per kind tot een maximum van het bedrag dat recht geeft op de buitengewone lastenaftrek als gevolg van de bijdrage in de onderhoudskosten van een kind (in 2010 € 136,- per maand). Deze aanbeveling geldt niet in het geval waarin de onderhoudsgerechtigde dan wel de rechthebbende ouder een WWB-uitkering geniet. In dat geval is er geen reden af te wijken van het uitgangspunt dat de belangen van de overige crediteuren prevaleren boven die van de collectiviteit. Dit betekent dat vanaf 1 juli 2010 in het nominaal bedrag rekening wordt gehouden met een alimentatieverplichting voor zover die volgens bovenstaande richtlijn is opgelegd.
15. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de kinderalimentatie gedurende de periode dat op de vader het WSNP-traject van toepassing was, dient te worden verlaagd. In aanmerking nemende de wijziging van de Recofa-richtlijn stelt het hof de door de vader ten behoeve van [de jongmeerderjarige] te betalen bijdrage als volgt vast:
- met ingang van 13 november 2007 tot en met 30 juni 2010 op nihil en
- met ingang van 1 juli 2010 tot en met 23 mei 2011 op € 136,- per maand.
16. Na afloop van het schuldsaneringsaneringstraject zal de oorspronkelijke alimentatieverplichting, zoals bepaald in de beschikking van 29 juli 1998, herleven. Dit betekent dat de vader met ingang van 24 mei 2011 een alimentatie ten behoeve van [de jongmeerderjarige] zoveel als deze dan geïndexeerd bedraagt, te weten € 155,92 per maand, dient te voldoen. Het hof zal aldus beslissen.
Proceskostenveroordeling
17. De vader stelt dat hij ten onrechte in de proceskosten is veroordeeld.
18. De moeder verzoekt de vader te veroordelen in de proceskosten van beide procedures.
19. Het hof ziet geen reden om de vader te veroordelen in de proceskosten en zal – zoals gebruikelijk in zaken van familierechtelijke aard – de kosten van beide instanties compenseren.
20. Het vorenstaande leidt tot vernietiging van de bestreden beschikking. Mitsdien wordt als volgt beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zo¬ver aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt - met dienovereenkomstige wijziging van de beschikking van 29 juli 1998 van de rechtbank Rotterdam - de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de jongmeerderjarige], geboren [in] 1993 te [geboorteplaats] over de periode:
• van 13 november 2007 tot en met 30 juni 2010 op nihil en
• van 1 juli 2010 tot en met 23 mei 2011 op € 136,- per maand;
• met ingang van 24 mei 2011 tot [de 18e verjaardag van de jongmeerderjarige in] 2011 op € 155,92 per maand;
bepaalt met ingang van [ de 18e verjaardag van de jongmeerderjarige in ] 2011 de door de vader aan de jongmeerderjarige te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie op € 155,92 per maand,
wat de na heden te verschijnen termijnen betreft bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten in beide instanties aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Mink, van Nievelt en Engel, bijgestaan door mr. Willems als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 september 2011.