GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Uitspraak : 28 september 2011
Zaaknummer : 200.086.870/01
Rekestnr. rechtbank : F1 RK 09-2799
[appellant],
wonende te [woonplaats]
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. W.G.P. Berkers te Eindhoven,
[geintimeerde],
wonende op een geheim adres,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. drs. H. Durdu te Rotterdam.
Als informant is aangemerkt:
de Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam,
gevestigd te Rotterdam,
kantoorhoudende te Rotterdam,
hierna te noemen: Jeugdzorg.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
regio Rotterdam-Rijnmond,
locatie Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 6 mei 2011 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 7 februari 2011 van de rechtbank Rotterdam.
De moeder heeft op 6 juli 2011 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vader:
- op 1 juni 2011 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
- op 22 juni 2011 een brief van 21 juni 2011 met bijlagen;
- op 1 augustus 2011 een brief van diezelfde datum met bijlage.
Van de zijde van Jeugdzorg is bij het hof op 30 augustus 2011 een brief van diezelfde datum ingekomen, waarbij is medegedeeld dat Jeugdzorg niet ter terechtzitting zal verschijnen.
De zaak is op 31 augustus 2011 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een tolk, de heer T. Cetinkaya;
- de heer M.C. Dors namens de raad.
De hierna te noemen minderjarige [minderjarige 1] heeft geen gebruik gemaakt van de door het hof geboden gelegenheid om mondeling dan wel schriftelijk zijn mening kenbaar te maken.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de tussenbeschikking van 8 april 2010 van de rechtbank en de bestreden beschikking.
Bij de tussenbeschikking van 8 april 2010 is de raad verzocht om een onderzoek in te stellen met betrekking tot het ouderlijk gezag over de minderjarigen [de minderjarige 1], geboren [in 1999] te [geboorteplaats], en [de minderjarige 2], geboren [in 2001] te [geboorteplaats], hierna te noemen: de minderjarigen, en aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen. De behandeling van de zaak is pro forma aangehouden.
Bij de bestreden beschikking is, uitvoerbaar bij voorraad, het gezamenlijk gezag van beide ouders beëindigd en is alleen de moeder belast met het gezag over de minderjarigen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
In hoger beroep is vast komen te staan dat de ondertoezichtstelling van de minderjarigen niet is verlengd.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
2. De vader verzoekt bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat het gezamenlijk ouderlijk gezag van de vader en de moeder over de minderjarigen voortduurt, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van de minderjarigen in goede justitie juist acht.
3. De moeder bestrijdt het beroep en verzoekt het verzoek van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. De vader stelt zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte het gezamenlijk gezag van partijen heeft beëindigd. Hij is van mening dat hij vanuit zijn positie de afgelopen jaren al het mogelijke heeft gedaan om er voor de minderjarigen te zijn. Er is de vader veel aan gelegen om het contact met de minderjarigen te herstellen. Hij heeft daartoe ook meerdere pogingen gedaan. De voormalige gezinsvoogd hield de deur echter zoveel mogelijk dicht, aldus de vader. Op advies van de voormalige gezinsvoogd heeft de vader het contact met de minderjarigen beperkt tot het versturen van kaarten. Hij heeft het gevoel dat dit nu tegen hem wordt gebruikt. De vader beseft dat hij in het verleden geen goed voorbeeld is geweest voor de minderjarigen door met justitie in aanraking te komen, maar hij is vast van plan om in de toekomst zijn leven te beteren. Nog altijd betwist de vader nadrukkelijk dat hij de moeder tijdens hun huwelijk ernstig heeft mishandeld. Volgens hem bevat het raadsrapport ook overigens veel feitelijke onjuistheden. De vader stelt dat de moeder ten onrechte vreest dat hij kwaad in de zin zou hebben. Hij is steeds bereid geweest om te streven naar constructieve communicatie met de moeder. Naar zijn mening kan het ontbreken van communicatie tussen partijen hem in deze procedure dan ook niet worden tegengeworpen.
5. De moeder stelt zich op het standpunt dat gezamenlijk ouderlijk gezag niet in het belang is van de minderjarigen. Zij betoogt dat zij jarenlang door de vader is mishandeld en dat niet alleen zijzelf, maar ook de minderjarigen hierdoor ernstig zijn getraumatiseerd. De moeder geeft te kennen dat zij simpelweg niet in staat is om te communiceren met de vader. Het enkele idee dat zij met de vader in contact zou moeten treden, roept al veel angst en spanning bij haar op. Volgens de moeder is er geen ruimte voor verbetering, teminder nu de vader zich blijkens zijn beroepschrift nog steeds onvoldoende bewust is van de gevolgen van zijn handelen voor de moeder en de minderjarigen. De moeder vreest dat de minderjarigen in geval van gezamenlijk gezag klem of verloren zullen raken tussen hun ouders.
6. De raad heeft ter terechtzitting zijn advies zoals neergelegd in het raadsrapport van 25 november 2010 gehandhaafd, welk advies inhoudt dat de moeder moet worden belast met het eenhoofdig gezag over de minderjarigen. Volgens de raad is de communicatie tussen partijen ernstig verstoord. Door de raad is er daarnaast op gewezen dat de afgelopen jaren is gebleken dat de vader regelmatig niet bereikbaar is. De raad vindt het erg zorgelijk dat de vader ontkent dat er in het verleden huiselijk geweld heeft plaatsgevonden.
7. Het hof overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof gebleken dat er sprake is van een ernstig verstoorde relatie tussen partijen. Sinds de echtscheiding in 2006 communiceren zij in het geheel niet meer met elkaar. De moeder is nog altijd zeer angstig voor de vader vanwege het fysieke geweld dat hij tijdens hun huwelijk gebruikte. Zij verblijft thans met de minderjarigen op een geheim adres. Doordat de vader het huiselijk geweld en de problemen uit het verleden blijft ontkennen, is er geen enkele ruimte voor herstel van de communicatie tussen partijen. Naast het feit dat partijen niet in staat zijn om over basale zaken met elkaar te overleggen, is het hof gebleken dat de vader de afgelopen jaren meerdere malen gedurende langere tijd niet bereikbaar was op het moment dat er zaken met betrekking tot de minderjarigen moesten worden geregeld. Ter terechtzitting heeft de vader toegegeven dat hij begin 2010 een tijd lang niet bereikbaar is geweest omdat hij in Duitsland woonde en zijn mobiele telefoon het daar niet deed. Ook tijdens de detenties van de vader was het voor de voormalige gezinsvoogden vaak lastig om contact te leggen met de vader. Onder de gegeven omstandigheden acht het hof de vader en de moeder niet in staat tot gezamenlijke uitoefening van het gezag over de minderjarigen op een wijze die voor de minderjarigen niet belastend is. Het hof verwacht niet dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen. Naar het oordeel van het hof is het dan ook in het belang van de minderjarigen noodzakelijk dat de moeder alleen is belast met het gezag over hen.
8. Gelet op het hiervoor overwogene zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Lückers, Van den Wildenberg en Punselie, bijgestaan door mr. Verburg als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 september 2011.