ECLI:NL:GHSGR:2011:BU3437

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.082.741-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mink
  • H. Husson
  • A. van Veen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over teruggave identiteitsbewijs onder curatele

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 7 september 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de teruggave van een identiteitsbewijs aan de rechthebbende, die onder curatele is gesteld. De rechthebbende had in hoger beroep beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 30 november 2010, waarin zijn verzoek tot teruggave van zijn identiteitsbewijs was afgewezen. De rechthebbende stelde dat hij recht heeft op identificatie en dat de maatregel van de curator, die zijn identiteitsbewijs had ingenomen, hem in zijn dagelijks leven hinderde. Hij voerde aan dat hij zich niet kon identificeren bij het kopen van een treinticket en dat de inname van zijn identiteitsbewijs niet gerechtvaardigd was, aangezien hij niet meer naar het buitenland zou reizen.

De curator voerde echter verweer en stelde dat de rechthebbende meerdere keren naar het buitenland was gereisd en dat zijn financiële situatie problematisch was. De curator betoogde dat de maatregel noodzakelijk was om de rechthebbende te beschermen tegen zichzelf, gezien zijn schuldenlast en eerdere reizen zonder financiële middelen. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord en de overgelegde stukken in overweging genomen.

Het hof oordeelde dat de kantonrechter op goede gronden had beslist en dat de curator gerechtvaardigd was in zijn maatregel. Het hof concludeerde dat de rechthebbende niet in staat was om de gevolgen van zijn handelen te overzien en dat de kans op herhaling reëel was. Daarom werd het verzoek van de rechthebbende tot teruggave van zijn identiteitsbewijs afgewezen en de bestreden beschikking bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 7 september 2011
Rekestnummer : 200.082.741/01
Rekestnr. rechtbank : GZ VERZ 10-5205
[De rechthebbende],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat mr. N. Schuerman te Rotterdam.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[Naam belanghebbende],
werkzaam bij Stichting [naam Stichting],
kantoorhoudende te Rotterdam,
hierna te noemen: de curator.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De rechthebbende is op 23 februari 2011 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 30 november 2010 van de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de rechthebbende:
- op 15 maart 2011 een brief van diezelfde datum met bijlage;
- op 7 april 2011 een brief van 6 april 2011 met bijlage;
- op 1 augustus 2011 een brief van diezelfde datum met bijlage.
De zaak is op 4 augustus 2011 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de rechthebbende, bijgestaan door zijn advocaat;
- de curator.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is het verzoek van de rechthebbende - strekkende tot teruggave van zijn identiteitsbewijs - afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is het verzoek tot teruggave van het identiteitsbewijs van de rechthebbende.
2. De rechthebbende verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de rechthebbende in hoger beroep toe te wijzen en te vorderen (het hof begrijpt: te bepalen) dat het identiteitsbewijs van de rechthebbende weer in zijn bezit wordt gebracht.
3. De curator heeft ter zitting verweer gevoerd.
4. De rechthebbende voert ter onderbouwing van zijn verzoek tot teruggave van het identiteitsbewijs het volgende aan. Bij beschikking van 16 januari 2009 is de rechthebbende onder curatele gesteld. Nadien is hij eenmaal naar het buitenland vertrokken alwaar de curator hem weer heeft teruggehaald. De curator heeft vervolgens zijn identiteitsbewijs ingenomen. De curator acht dit gerechtvaardigd, doordat hij vreest dat de rechthebbende wederom naar het buitenland zal vertrekken. De rechthebbende is van mening dat hij het recht en de plicht heeft om zich te kunnen identificeren. Het overleggen van een kopie van het identificatiebewijs is daartoe niet voldoende en is in strijd met de wet. Hij ondervindt in het dagelijks leven hinder van de maatregel. Zo is hij verplicht zijn identiteitsbewijs te tonen indien hij een elektronisch ticket heeft gekocht voor de trein. Bovendien, zo stelt de rechthebbende, vereist het afreizen naar een land binnen de Europese Unie geen identiteitsbewijs, zodat de inname van het identiteitsbewijs zijn doel voorbijgaat. De rechthebbende is van mening dat zijn belangen dienen te prevaleren boven die welke als grond zijn aangevoerd door de curator teneinde te voorkomen dat de rechthebbende zich naar het buitenland begeeft. Om voormelde redenen verzoekt de rechthebbende teruggave van het identiteitsbewijs.
5. De curator betwist gemotiveerd de stellingen van de rechthebbende. Vooreerst betwist de curator dat de maatregel is genomen na een eenmalig incident. De rechthebbende is vóór het instellen van de curatele naar [naam land] gereisd, alwaar hij moest worden teruggehaald. In juli 2010 heeft de curator kunnen voorkomen dat de rechthebbende een reis naar [plaatsnaam in het buitenland] bestelde. Echter, in diezelfde maand is de rechthebbende met een invalide vriend zonder middelen van bestaan naar [naam land] vertrokken. Zijn schuldenlast is inmiddels opgelopen tot € 150.000,-. Naast het feit dat het terughalen van de rechthebbende uit het buitenland extra kosten met zich brengt, zo stelt de curator, brengt de rechthebbende met zijn handelen bovenal zichzelf en anderen in gevaar. De curator en de begeleiders zijn van mening dat de rechthebbende tegen zichzelf dient te worden beschermd. In overleg met hen is besloten tot het inhouden van het identiteitsbewijs van de rechthebbende. Uit het feit dat het de rechthebbende ondanks deze maatregel is gelukt om in juni 2011 naar [naam land] af te reizen met een noodpaspoort, blijkt de ernst van de situatie. De rechthebbende is thans in het bezit van een kopie van zijn identiteitsbewijs waaruit is af te leiden dat hij onder curatele is gesteld met vermelding van contactgegevens van begeleiders en/of de curator, zodat daarmee tegemoet wordt gekomen aan zijn recht en plicht om zich te identificeren. Voorts heeft de curator desgevraagd verklaard dat het hem niet bekend is dat de rechthebbende hinder ondervindt van de maatregel.
6. Het hof overweegt als volgt.
7. Gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is het hof van oordeel dat de kantonrechter op goede gronden heeft geoordeeld en beslist zoals deze heeft gedaan. Het hof neemt deze gronden over en maakt deze tot de zijne. Daartoe neemt het hof in aanmerking dat ter zitting is gebleken dat de rechthebbende meerdere malen naar het buitenland is gereisd en financiële verplichtingen is aangegaan, zonder daartoe de financiële middelen te hebben. Door te reizen naar het buitenland zonder middelen van bestaan is de rechthebbende in zijn bestaan afhankelijk van derden en overheidsinstanties in een onbekende omgeving. Naar het oordeel van het hof kan de rechthebbende de gevolgen van zijn handelen onvoldoende overzien en brengt hij daarmee zichzelf en anderen in gevaar. Nu vaststaat dat hij niet eenmalig, doch over een relatief korte periode meerdere malen naar het buitenland is gereisd en daartoe zelfs een noodpaspoort heeft aangevraagd, acht het hof de kans op herhaling reëel indien de rechthebbende in het bezit van zijn identiteitsbewijs wordt gesteld. Het hof acht het van belang dat de rechthebbende tegen zichzelf wordt beschermd en acht de door de curator getroffen maatregel onder de hiervoor verrmelde omstandigheden gerechtvaardigd. Nu bovendien niet, althans onvoldoende, gebleken is dat de rechthebbende in het maatschappelijk verkeer ernstige hinder ondervindt van de getroffen maatregel, acht het hof geen grond aanwezig het verzoek van de rechthebbende tot teruggave van het identiteitsbewijs toe te wijzen. Het vorenstaande leidt tot bekrachtiging van de bestreden beschikking.
8. Mitsdien wordt als volgt beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Mink, Husson en Van Veen, bijgestaan door mr. Willems als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 september 2011.