ECLI:NL:GHSGR:2011:BU3645

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-006395-10
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over het bezit van een nepvuurwapen en de gevolgen daarvan

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 8 november 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een nepvuurwapen, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. De verdachte had op 24 februari 2010 in zijn woning een imitatie vuurwapen, dat een sprekende gelijkenis vertoonde met een echt vuurwapen. Dit voorwerp werd als een ernstige bedreiging voor personen beschouwd, waardoor het hof oordeelde dat er streng tegen het bezit van dergelijke wapens moet worden opgetreden. De verdachte was eerder veroordeeld voor andere misdrijven, wat meegewogen werd in de strafmaat.

Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage en sprak de verdachte vrij van twee van de drie ten laste gelegde feiten. Voor het derde feit, het voorhanden hebben van het nepvuurwapen, werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het wapen en dat het voorwerp onder de wetgeving viel die het bezit van dergelijke wapens verbiedt. De uitspraak benadrukt de noodzaak van strenge handhaving van de wetgeving omtrent wapens, vooral wanneer het gaat om voorwerpen die als bedreigend kunnen worden ervaren.

Uitspraak

Rolnummer: 22-006395-10
Parketnummer: 09-757332-10
Datum uitspraak: 8 november 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 3 december 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
thans gedetineerd in de P.I. Haaglanden - HvB Zoetermeer te Zoetermeer.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 20 juni 2011 en 27 oktober 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts is een beslissing gegeven omtrent het in beslag genomen voorwerp, als nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 07 februari 2010 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (ongeveer 400 euro) en/of acht kentekenbewijzen en/of acht sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam] en/of [aangever 1] en/of [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- tonen en/of richten van een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp aan/op die [aangever 1] en/of die [aangever 2] en/of die [aangever 3] en/of
- tonen aan en/of richten van een mes en/of het maken van bewegingen met het mes gericht op die [aangever 1] en/of die [aangever 2] en/of die [aangever 3];
2. hij op of omstreeks 7 februari 2010 tot en met 24 februari 2010 te Zoetermeer en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen ter voorbereiding van een te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten artikel 312 en/of artikel 317 Wetboek van Strafrecht, althans een te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk een voorwerp (te weten een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp) bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad;
3. hij op of omstreeks 24 februari 2010 te Zoetermeer een wapen van categorie I onder 7°, te weten een nabootsing van een pistool, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen voorhanden heeft gehad.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde overweegt het hof het volgende.
Nu op grond van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld, dat het de verdachte is geweest die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde, dient hij van dat feit te worden vrijgesproken.
Voorts is het hof met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd, zodat de verdachte ook van dat feit behoort te worden vrijgesproken.
Gelet op het vorenstaande behoeft het voorwaardelijke verzoek van de raadsvrouw om een proces-verbaal stemherkenning op te laten maken, geen bespreking meer.
Nadere bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw bepleit dat het onder 3 ten laste gelegd feit niet kwalificeerbaar is als het misdrijf van artikel 13 van de Wet wapens en munitie wegens het ontbreken van een bestanddeel, een en ander zoals verwoord in de door haar overgelegde pleitnota, en derhalve - zo begrijpt het hof - in de visie van de verdediging geen strafbaar feit behelst. Voorts heeft de raadsvrouw betoogd dat er geen bewijs is dat de verdachte het wapen voorhanden heeft gehad, eveneens zoals vermeld in de door haar overgelegde pleitnota.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Het in artikel 2 onder categorie I sub 7 van de Wet wapens en munitie bepaalde is nader uitgewerkt in artikel 3 van de Regeling wapens en munitie, welke bepaling - voor zover hier van belang - luidt:
als voorwerpen van categorie I onder 7º, die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen of zodanig op een wapen gelijken dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn worden aangewezen
a. voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertonen met een vuurwapen (...).
In het wettelijk stelsel zijn dergelijke gelijkende voorwerpen derhalve door hun vorm en afmeting geschikt voor bedreiging of afdreiging. Anders dan de raadsvrouw stelt, voldoet de tenlastelegging dan ook aan de wettelijke vereisten.
Met betrekking tot het verweer dat de vereiste bewustheid voor het voorhanden hebben van het namaakwapen ontbrak, overweegt het hof als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van het wapen in de woning. Het wapen is bovendien in zijn onmiddellijke nabijheid - bij zijn aanhouding - gelegen op de salontafel aangetroffen. Voorts heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 27 oktober 2011 verklaard dat hij zich ervan bewust was dat het voorwerp zodanige gelijkenis vertoont met een vuurwapen, dat het onder omstandigheden bedreigend overkomt.
Het hof acht op grond van het vorenstaande bewezen dat de verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van het wapen en de gelijkenis van het wapen met een echt vuurwapen. Daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan hetgeen onder feit 3 is ten laste gelegd. De verweren dienaangaande worden mitsdien verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 februari 2010 te Zoetermeer een wapen van categorie I onder 7°, te weten een nabootsing van een pistool, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft thuis een nepvuurwapen (een verboden wapen in de zin van de Wet wapens en munitie) voorhanden gehad. Doordat dit voorwerp een sprekende gelijkenis vertoont met een echt vuurwapen, is dit voorwerp geschikt voor bedreiging of afdreiging. Tegen het bezit van dergelijke wapens dient derhalve streng te worden opgetreden.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 13 oktober 2011, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een inbraak en openlijke geweldpleging tegen personen. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het op de beslaglijst genoemde voorwerp, te weten een imitatie vuurwapen, aan het verkeer zal worden onttrokken.
Met betrekking tot de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen overweegt het hof het volgende.
Het hof zal het op de in kopie aan dit arrest gehechte beslaglijst onder nummer 1 genoemde voorwerp onttrekken aan het verkeer, nu het onder 3 bewezen verklaarde feit met behulp daarvan is begaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp zoals vermeld op de beslaglijst, te weten: 1 stuks vuurwapen, kleur zwart, imitatie KWC Delta 6 mm.
Dit arrest is gewezen door mr. M.J.J. van den Honert, mr. M.C.R. Derkx en mr. N. Zandbergen, in bijzijn van de griffier mr. C.J.A. Sabatier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 november 2011.
mr. N. Zandbergen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.