ECLI:NL:GHSGR:2011:BU5112

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
18 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-001147-11
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens heimelijk filmen in doucheruimte

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 18 november 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte was eerder vrijgesproken van het ten laste gelegde, dat bestond uit het heimelijk filmen van twee vrouwen in een doucheruimte en slaapruimte. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een taakstraf en schadevergoeding aan de benadeelde partij. Het hof heeft echter geoordeeld dat de ten laste gelegde feiten niet bewezen zijn. Het hof concludeerde dat er geen sprake was van 'dwingen' in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht, omdat de slachtoffers niet op de hoogte waren van het filmen. Bovendien oordeelde het hof dat het heimelijk filmen van personen in een doucheruimte of slaapruimte, zelfs met de intentie om de beelden voor seksuele doeleinden te gebruiken, niet kan worden aangemerkt als een seksuele handeling. Hierdoor is de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De vordering van de benadeelde partij werd eveneens niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde werd vrijgesproken. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001147-11
Parketnummer: 09-530187-09
Datum uitspraak: 18 november 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 11 februari 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 4 november 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van vijftig uren, subsidiair vijfentwintig dagen hechtenis, en dat de vordering van
de benadeelde partij [benadeelde partij 2] zal worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2000 tot en met 30 juni 2004 te Moordrecht, (telkens) door (een) feitelijkhe(i)d(en) een persoon genaamd [aangeefster 1] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), (telkens) bestaande uit het maken van een video-opname van die [aangeefster 1] terwijl zij zich uitkleedt en/of gebruik maakt van de douche, bij welke video-opname het naakte lichaam en/of het wassen en/of insmeren van het naakte lichaam van die [aangeefster 1] zichtbaar is en/of op videoband is vastgelegd, en bestaande die feitelijkhe(i)d(en) uit het - terwijl die vrouw naakt in/onder de douche(ruimte) staat - het (heimelijk) geplaatst hebben van een (kleine) camera in de doucheruimte/badkamer en/of (vervolgens) filmen met die camera van die naakte [aangeefster 1];
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2000 tot en met 31 januari 2004 te Moordrecht, (telkens) door (een) feitelijkhe(i)d(en) een persoon genaamd [aangeefster 2] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), (telkens) bestaande uit het maken van een video-opname van die [aangeefster 2] terwijl zij zich uitkleedt en/of aankleedt, bij welke video-opname het (gedeeltelijk) naakte lichaam van die [aangeefster 1] zichtbaar is en/of op videoband is vastgelegd, en bestaande die feitelijkhe(i)d(en) uit het - terwijl die [aangeefster 2](gedeeltelijk) naakt op/in de zolder/slaapruimte en/of in de badkamer staat - het (heimelijk) geplaatst hebben van een (kleine) camera op de zolder (verborgen onder kleding) en/of in de badkamer en/of (vervolgens) filmen met die camera van die (gedeeltelijk) naakte [aangeefster 2];
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 en 2 ten laste gelegde vrijgesproken. De benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] zijn in hun vorderingen tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft zich - anders dan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] - in hoger beroep niet opnieuw gevoegd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
Naar het oordeel van het hof is in casu geen sprake van "dwingen" in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht, aangezien zowel [aangeefster 1] als [aangeefster 2] niet heeft bemerkt dat zij met de door de verdachte - heimelijk - opgestelde camera werd gefilmd.
Het hof is bovendien van oordeel dat het heimelijk filmen van personen die, zoals onder 1 ten laste is gelegd, zich in een doucheruimte uitkleden en/of gebruik van de douche maken dan wel, zoals onder 2 ten laste is gelegd, zich in een slaapruimte aan- of uitkleden - ook in geval de persoon die filmt de intentie heeft om die filmpjes nadien te gebruiken ter bevrediging van zijn eigen lustgevoelens of die van derden - niet kan worden aangemerkt als een handeling van seksuele aard en dientengevolge ook geen ontuchtige handeling als bedoeld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht oplevert.
Naar het oordeel van het hof is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Vordering tot schadevergoeding van [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft haar in eerste aanleg ingediende vordering tot schadevergoeding in hoger beroep gehandhaafd.
Nu de verdachte evenwel onder meer van het onder 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, dient de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Aangezien door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen die vordering kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door mr. D.J.C. van den Broek, mr. L.A.J.M. van Dijk en mr. C.G.M. van Rijnberk, in bijzijn van de griffier mr. A.M.F.F. van Rede-van den Bosch.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 18 november 2011.
De griffier is buiten staat dit arrest te ondertekenen.