GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 26 oktober 2011
Zaaknummers : 200.033.556.01 en 200.064.171.01
Rekestnrs. rechtbank : F1 RK 07-1849 en F1 RK 08-1023
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. B. Beekman te Noordwijk,
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. E.G.S.N. Asselbergs te ’s-Gravenhage.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming te ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: de raad.
VERDER PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
Het hof heeft op 9 juni 2010 een beschikking gegeven waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
Bij die beschikking is het verzoek van de moeder om de zaak te verwijzen naar een nevenzittingsplaats van het gerechtshof ’s-Gravenhage, dan wel naar een naburig gerechtshof afgewezen. Voorts is bij die beschikking mevrouw drs. [naam] tot deskundige benoemd in het kader van een ouderschapsonderzoek. De verdere behandeling van de zaak is aangehouden tot 25 september 2010 pro forma.
Op 16 mei 2011 is van de zijde van de deskundige het rapport betreffende het ouderschapsonderzoek bij het hof ingekomen (hierna: het deskundigenbericht).
Bij brief van 18 mei 2011 heeft het hof partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het deskundigenbericht.
Bij brief van 6 juni 2011, ingekomen bij het hof op 7 juni 2011, heeft (de advocaat van) de moeder haar reactie op het deskundigenbericht aan het hof doen toekomen.
Bij faxbericht van 24 juni 2011 heeft (de advocaat van) de vader zijn reactie op het deskundigenbericht aan het hof doen toekomen.
De mondelinge behandeling van de zaak is op 14 september 2011 voortgezet.
Ter zitting waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat.
De raad is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De advocaat van de vader heeft ter zitting een pleitnotitie overgelegd.
De hierna te noemen minderjarige [naam] is in raadkamer gehoord.
VERDERE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. De moeder heeft haar grief met betrekking tot de overlegging van de administratie van het bedrijf [naam] ter zitting ingetrokken, zodat daarop niet meer door het hof behoeft te worden beslist. In geschil is derhalve thans nog de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [naam], geboren op [geboortedatum in] 1998 te [geboorteplaats], verder: de minderjarige, en de regeling inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag (verder: de zorgregeling).
Hoofdverblijfplaats van de minderjarige en de zorgregeling
2. Uit de door mevrouw drs. [naam] opgestelde procesbeschrijving van het ouderschapsonderzoek de dato 11 mei 2011 blijkt dat er sprake is geweest van een intensief proces, waarbij beide ouders ieder vanuit het eigen perspectief veel inzet hebben getoond. Voorts blijkt uit deze omschrijving dat de vader in oktober 2010 tijdens een sessie heeft voorgesteld dat de minderjarige bij de moeder zou kunnen gaan wonen. Tijdens de herfstvakantie 2010 is de minderjarige daadwerkelijk verhuisd naar de moeder. Er is, doordat er na het besluit van verandering van het hoofdverblijf van de minderjarige geen gezamenlijke sessie meer heeft plaatsgevonden (met uitzondering van het paraplugesprek met de minderjarige), weinig gelegenheid geweest om gevoelens van erkenning en respect over en weer te concretiseren en te geven, aldus mevrouw drs. [naam]. Zij vermeldt in haar beschrijving dat de administratieve afhandeling door inschrijving van de minderjarige op het adres van de moeder en de pragmatische uitvoering van de zorg- en contactregeling rond is (blad twee, derde alinea verslag mevrouw [naam]), maar dat het psychologisch transformatieproces van oud- naar nieuw-ouderschap nog gaande is en mogelijk mede wordt vertraagd door de rolwisseling van partijen. Hierdoor, zo blijkt uit de procesbeschrijving, is mogelijk het ouderschapsplan niet ondertekend.
3. De moeder stelt in haar reactie op het deskundigenbericht dat er sprake is geweest van een intensief traject waarin een aantal belangrijke stappen voorwaarts zijn gezet. Zo hebben partijen met elkaar afgesproken dat de minderjarige bij de moeder verblijft en dat hij daar in de omgeving ook naar school gaat. Voorts is de onderlinge communicatie tussen de vader en de moeder verbeterd en verloopt de tussen hen overeengekomen zorgregeling naar wens. De moeder betreurt het wel dat de vader uiteindelijk niet het ouderschapsplan heeft ondertekend. Zij meent dat het voor de minderjarige belangrijk is dat beide ouders gezamenlijk duidelijkheid en structuur bieden richting de minderjarige. Het ouderschapsplan zou daarbij een prima leidraad zijn, aldus de moeder. Ter zitting is namens de moeder aanvullend verklaard dat het goed gaat met de minderjarige bij haar. Hij gaat sinds kort naar de middelbare school en heeft al vriendjes gemaakt. Zij is voor wat betreft de hoofdverblijfplaats van mening dat de juridische situatie in overeenstemming met de feitelijke situatie dient te worden gebracht. Voorts is namens de moeder verklaard dat zij graag van te voren wil worden geïnformeerd over waar de vader en de minderjarige verblijven als zij samen op vakantie naar het buitenland gaan.
4. De vader stelt dat het ouderschapsonderzoek weliswaar zinvol was, doch dat de deskundige zich te veel richtte op het tot stand brengen van een convenant en niet zozeer op het belang van de minderjarige om hem zo evenwichtig mogelijk te laten opgroeien. De vader had gehoopt dat er in de procesbeschrijving van de deskundige meer aanknopingspunten te vinden zouden zijn voor zijn zienswijze en de manier waarop het belang van de minderjarige het beste kan worden gewaarborgd. Ter zitting is namens de vader aanvullend verklaard dat het partijen niet is gelukt om zich daadwerkelijk op hun ouderschap te heroriënteren. De gemaakte afspraken tussen de vader en de moeder zien slechts op de uitvoering van een en ander. Volgens de vader is er geen overeenstemming bereikt tussen hem en de moeder. Hij acht het van belang dat de bestreden beschikking wordt bekrachtigd. Mocht zich in de toekomst een situatie voordoen waarin het daadwerkelijk wenselijk dan wel noodzakelijk is dat de minderjarige weer bij de vader gaat wonen, dan is het van belang dat dit kan geschieden zonder het opstarten van een nieuwe gerechtelijke procedure, aldus de vader.
5. Het hof overweegt als volgt met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de minderjarige. Gebleken is dat de vader tijdens het ouderschapsonderzoek heeft voorgesteld om de minderjarige bij de moeder te laten wonen, zodat op die wijze wellicht de strijd tussen partijen zou kunnen worden weggehaald. De vader heeft hiermee naar het oordeel van het hof laten zien dat hij het beste voor heeft met de minderjarige. In oktober 2010 is de minderjarige bij de moeder gaan wonen, alwaar hij thans nog steeds verblijft. Het gaat goed met hem. Hij gaat sinds kort naar de middelbare school en hij heeft al een aantal vriendjes gemaakt. De minderjarige heeft tijdens het kinderverhoor laten weten bij de moeder te willen blijven wonen, te meer nu hij in zijn leven al vele malen is verhuisd. De vader steunt nog steeds het verblijf van de minderjarige bij de moeder. Gelet op het voorgaande acht het hof het in het belang van de ontwikkeling van de minderjarige dat zijn verblijf bij de moeder wordt voortgezet en dat, anders dan de vader voorstaat, de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke situatie door de hoofdverblijfplaats van de minderjarige te bepalen bij de moeder. Op die wijze komt er immers duidelijkheid en rust voor de minderjarige. Het hof zal derhalve de bestreden beschikking voor wat betreft de hoofdverblijfplaats van de minderjarige vernietigen.
6. Nu de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de moeder zal worden bepaald, is nog aan de orde de zorgregeling. Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de tijdens het ouderschapsonderzoek overeengekomen zorgregeling aanpassing behoeft, aangezien deze niet aansluit op het nieuwe schoolrooster van de minderjarige. Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat de minderjarige een weekend in de veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 20.00 uur bij de vader verblijft, die de minderjarige ophaalt bij de moeder en de minderjarige ook weer terugbrengt bij haar. Naast deze weekendregeling zijn partijen ter zitting een weekregeling overeengekomen, inhoudende dat de minderjarige op de overige vrijdagen bij de vader zal zijn van 17.00 uur tot 21.00 uur. De vader haalt en brengt de minderjarige. De korte vakanties, bijzondere dagen en feestdagen zullen in onderling overleg worden bepaald. Het hof zal bepalen dat de zomervakantie in gelijke helften wordt verdeeld. Deze zorgregeling zal worden opgenomen in het dictum. Het hof merkt nog op dat partijen bij de verdeling van de zomervakantie rekening dienen te houden met de omstandigheid dat de moeder op [geboortedatum] jarig is. Voorts dienen partijen elkaar tijdig te informeren over een voorgenomen vakantie in het buitenland.
7. Gelet op de door de deskundige overgelegde rekening ter zake van het ouderschapsonderzoek, stelt het hof hierbij de vergoeding van de deskundige vast op € 4.178,80 (inclusief omzetbelasting) zoals door haar is verzocht. Blijkens mededeling van de griffie is dit bedrag reeds aan de deskundige voldaan. Deze kosten blijven ten laste van ’s Rijks kas.
8. Mitsdien wordt als volgt beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [naam], geboren op [geboortedatum in] 1998 te [geboorteplaats], bij de moeder zal zijn;
bepaalt voorts in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken dat de minderjarige bij de vader zal zijn:
- een weekend in de veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 20.00 uur, waarbij de minderjarige wordt opgehaald door de vader en ook weer door hem wordt teruggebracht;
- naast deze weekendregeling op vrijdag van 17.00 uur tot 21.00 uur. De vader haalt en brengt de minderjarige.
De korte vakanties, bijzondere dagen en feestdagen zullen in onderling overleg worden bepaald. De zomervakantie zal bij gelijke helften worden verdeeld;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
stelt de kosten van het deskundigenbericht vast op € 4.178,80 (inclusief omzetbelasting), en bepaalt dat deze kosten ten laste van ’s Rijks kas komen en verstaat dat de griffier van dit hof dit bedrag reeds aan de deskundige heeft voldaan;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Kamminga, Stille en Linsen-Penning de Vries,bijgestaan door mr. Dooting als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 oktober 2011.