ECLI:NL:GHSGR:2011:BU5335

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.088.846-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Haan-Boerdijk
  • A. van de Poll
  • R. Roelvink-Verhoeff
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van hoger beroep door onder curatele gestelde moeder

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 2 november 2011 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het hoger beroep dat is ingesteld door een moeder die onder curatele was gesteld. De moeder had op 10 juni 2011 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 14 maart 2011, waarin Jeugdzorg was benoemd tot voogdes over haar minderjarige kind. De rechtbank had de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De moeder was onder curatele gesteld op 9 december 2010 wegens een geestelijke stoornis, en haar curator was mevrouw Hillery Helegonda van Randwijk. Het hof overwoog dat, ingevolge artikel 1:381 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, een onder curatele gestelde persoon onbekwaam is om rechtshandelingen te verrichten, tenzij de wet anders bepaalt. Dit geldt ook voor het procesrecht, wat de vraag opriep of de moeder ontvankelijk kon worden verklaard in haar hoger beroep.

Tijdens de zitting op 27 oktober 2011 waren de moeder, haar advocaat, vertegenwoordigers van de raad voor de kinderbescherming, de gezinsvoogd van Jeugdzorg en de vader aanwezig. Het hof besloot de behandeling van de zaak pro forma aan te houden, zodat partijen de gelegenheid kregen om zich schriftelijk uit te laten over de ontvankelijkheid van de moeder in haar hoger beroep, gezien haar curatele.

Het hof stelde partijen in de gelegenheid om uiterlijk 23 november 2011 hun standpunten schriftelijk in te dienen en hield verdere beslissingen aan. De uitspraak werd gedaan door de rechters M. de Haan-Boerdijk, A. van de Poll en R. Roelvink-Verhoeff, met mr. Wittich-de Ridder als griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 2 november 2011
Zaaknummer : 200.088.846/01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 11-1900
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep, tevens verweerster in voorwaardelijk incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. E.J.W. Schuijlenburg te Zoetermeer,
tegen
de raad voor de kinderbescherming te ’s-Gravenhage,
verweerder in hoger beroep, tevens verzoeker in voorwaardelijk incidenteel appel,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden,
gevestigd te ’s-Gravenhage,
locatie Delft / Westland / Oostland,
hierna te noemen: Jeugdzorg.
2. [vader],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vader.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 10 juni 2011 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 14 maart 2011 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
De raad heeft op 2 augustus 2011 een verweerschrift tevens houdende voorwaardelijk incidenteel appel ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de moeder:
- op 7 juli 2011 een brief van 6 juli 2011 met bijlagen.
De zaak is op 27 oktober 2011 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw E.K.M. Bakker en mevrouw R. Uddin namens de raad;
- mevrouw C.H. Lagendijk (gezinsvoogd) namens Jeugdzorg;
- de vader.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de rechtbank Jeugdzorg benoemd tot voogdes over de na te noemen minderjarige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. Voorts is in hoger beroep komen vast te staan dat de minderjarige op 7 april 2011 door de vader is erkend en dat de moeder en de vader op 3 mei 2011 zijn gehuwd.
DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET HOGER BEROEP
1. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het hoger beroep overweegt het hof als volgt.
2. Vast staat dat de moeder bij beschikking van de rechtbank Delft van 9 december 2010 onder curatele is gesteld wegens een geestelijke stoornis. Mevrouw Hillery Helegonda van Randwijk is sindsdien haar curator. Ingevolge artikel 1:381 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is een onder curatele gestelde persoon onbekwaam rechtshandelingen te verrichten voor zover de wet niet anders bepaalt. Deze handelingsonbekwaamheid omvat onder meer - enige bijzondere wettelijke uitzonderingen daargelaten - de rechtshandelingen van de onder curatele gestelde op het gebied van onder meer het personen- en familierecht en het procesrecht. Op grond van artikel 1:381 lid 6 BW is de onder curatele gestelde in alle overige zaken dan die van curatele niet procesbekwaam. Gelet hierop rijst de vraag of de moeder kan worden ontvangen in haar hoger beroep.
3. Nu deze vraag geen onderdeel heeft uitgemaakt van het debat ter zitting zal het hof de behandeling van de zaak pro forma aanhouden teneinde partijen in de gelegenheid te stellen zich schriftelijk uit te laten over de ontvankelijkheid van de moeder in haar hoger beroep.
4. Het hof beslist mitsdien als volgt.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET VOORWAARDELIJKE INCIDENTELE HOGER BEROEP
Het hof:
alvorens nader te beslissen:
stelt partijen in de gelegenheid zich uiterlijk 23 november 2011 schriftelijk uit te laten over de ontvankelijkheid van de moeder in hoger beroep, gelet op de omstandigheid dat zij onder curatele is gesteld, en houdt daartoe de behandeling van de zaak pro forma aan tot 23 november 2010;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. De Haan-Boerdijk, Van de Poll en Roelvink-Verhoeff, bijgestaan door mr. Wittich- de Ridder als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 november 2011.