ECLI:NL:GHSGR:2011:BU5805

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
31 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.091.795.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. van Leuven
  • M. van Nievelt
  • E. Engel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van een procesonbekwame minderjarige in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 31 augustus 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep, ingesteld door een procesonbekwame minderjarige. De minderjarige had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank 's-Gravenhage, gedateerd 28 juni 2011. De minderjarige was vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. R.M.L. Theelen, en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (WSS) was betrokken als belanghebbende. De moeder en vader van de minderjarige waren ook als belanghebbenden aangemerkt, met hun respectieve advocaten aanwezig tijdens de zitting.

De procedure in hoger beroep werd op 18 augustus 2011 mondeling behandeld. De WSS had op 15 augustus 2011 een verweerschrift ingediend, terwijl de raad voor de kinderbescherming op 18 augustus 2011 meedeelde niet ter terechtzitting te verschijnen. De minderjarige kreeg de gelegenheid om zijn mening aan het hof kenbaar te maken, buiten aanwezigheid van de andere partijen.

Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige zelfstandig hoger beroep heeft ingesteld, maar dat hij vanwege zijn minderjarigheid niet bekwaam is om als procespartij op te treden. De wet biedt in bepaalde gevallen een uitzondering voor minderjarigen, maar in deze zaak was daarvan geen sprake. Het hof concludeerde dat het hoger beroep niet door een advocaat in de hoedanigheid van bijzondere curator was ingesteld, waardoor de minderjarige niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn hoger beroep. De beslissing werd genomen met inachtneming van de relevante wetgeving en de feiten die door de rechtbank waren vastgesteld.

De uitspraak van het hof was dat de minderjarige niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn hoger beroep, en deze beslissing werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 31 augustus 2011.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 31 augustus 2011
Zaaknummer : 200.091.795/01
Rekestnr. rechtbank : 11-170
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de minderjarige,
advocaat mr. R.M.L. Theelen te ’s-Gravenhage,
tegen
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Diemen,
namens de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden,
hierna te noemen: de WSS.
Als belanghebbende zijn aangemerkt:
1. [belanghebbende 1],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. drs. J.H.T. van Brunschot te ’s-Gravenhage,
2. de heer [belanghebbende 2],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vader.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
regio Haaglanden en Zuid-Holland Noord,
locatie ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De minderjarige is op 4 augustus 2011 in hoger beroep gekomen van een beschikking van
28 juni 2011 van de kinderrechter in de rechtbank ’s-Gravenhage.
De WSS heeft op 15 augustus 2011 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de raad is bij het hof op 18 augustus 2011 een brief van 17 augustus 2011 ingekomen, waarbij is medegedeeld dat de raad niet ter terechtzitting zal verschijnen.
De zaak is op 18 augustus 2011 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de advocaat van de minderjarige;
- mevrouw M. van Gils en mevrouw E. Holterman namens de WSS;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
De minderjarige is buiten aanwezigheid van partijen in de gelegenheid gesteld zijn mening aan het hof kenbaar te maken.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de tussenbeschikking van 22 maart 2011 en de bestreden beschikking van de rechtbank ’s-Gravenhage.
Bij tussenbeschikking van 22 maart 2011 is de ondertoezichtstelling van de hierna te noemen minderjarige verlengd van 30 maart 2011 tot 30 juni 2011 met behoud van de Stichting Jeugdzorg Haaglanden (hierna te noemen: Jeugdzorg) en is de aan Jeugdzorg verleende machtiging de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een AWBZ-instelling verlengd van 30 maart 2011 tot 30 juni 2011, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling. De beschikking is tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De behandeling van het verzoek is voor het overige aangehouden.
Bij opvolgende - bestreden - beschikking zijn de ondertoezichtstelling van de minderjarige en de aan Jeugdzorg verleende machtiging de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een AWBZ-instelling verlengd van 30 juni 2011 tot 30 maart 2012. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
ONTVANKELIJKHEID VAN HET HOGER BEROEP
De minderjarige heeft zelfstandig hoger beroep ingesteld, terwijl hij vanwege zijn minderjarigheid onbekwaam is om in hoger beroep in rechte zelfstandig als procespartij op te treden dan wel een ander te machtigen namens hem als zodanig op te treden. In de wet zijn gevallen aan te wijzen waarin bij wijze van uitzondering op de algemene regel aan een minderjarige een eigen, formele rechtsingang is toegekend. In deze beroepszaak is daarvan geen sprake. Evenmin is het hoger beroep ingesteld door een advocaat in hoedanigheid van bijzondere curator van de minderjarige. Het hof acht de minderjarige derhalve niet-ontvankelijk in het hoger beroep. Het hof zal aldus beslissen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
verklaart de minderjarige niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Leuven, Van Nievelt en Engel, bijgestaan door mr. Rasmijn als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 augustus 2011.