ECLI:NL:GHSGR:2011:BU5857

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.088.534.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Lückers
  • A. de Haan-Boerdijk
  • J. van Wijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming tot verhuizing: onderzoek raad om belang van de minderjarige te kunnen beoordelen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 2 november 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met de minderjarige naar een andere provincie. De moeder had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank, dat op 9 maart 2011 was afgewezen. De vader, die ook het gezag over de minderjarige heeft, was tegen de verhuizing en stelde dat dit negatieve gevolgen zou hebben voor de ontwikkeling van de minderjarige. Tijdens de zitting op 12 oktober 2011 waren beide ouders aanwezig, bijgestaan door hun advocaten. De raad voor de kinderbescherming was op de hoogte van de zaak, maar heeft besloten niet ter zitting te verschijnen. De moeder stelde dat de verhuizing goed voorbereid was en dat zij een nieuwe baan had gevonden, terwijl de vader betoogde dat de verhuizing schadelijk zou zijn voor de minderjarige, die al met ontwikkelingsproblemen kampt.

Het hof heeft vastgesteld dat er een verschil van mening bestaat tussen de ouders over de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige. Gezien de belangen van de minderjarige heeft het hof besloten dat er meer informatie nodig is om te beoordelen of de verhuizing in strijd is met het belang van de minderjarige. Het hof heeft de raad verzocht om een onderzoek in te stellen naar de gevolgen van de verhuizing en om hierover te rapporteren. De behandeling van de zaak is pro forma aangehouden tot 26 mei 2012, zodat de raad de tijd heeft om het onderzoek uit te voeren. De beslissing van het hof houdt iedere verdere beslissing aan totdat het rapport van de raad is ontvangen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 2 november 2011
Zaaknummer : 200.088.534.01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 10-7090
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. C.H. Remmelink te Zoetermeer,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. H. von Hegedus-Faouzi te Zoetermeer.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
regio Zuid Holland Noord,
locatie ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 6 juni 2011 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 9 maart 2011 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
De vader heeft op 2 augustus 2011 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de moeder:
- op 19 juli 2011 een brief van 6 juni 2011 met bijlagen;
- op 4 oktober 2011 een faxbericht van diezelfde datum met bijlagen, bevestigd bij brief met bijlagen ingekomen op 5 oktober 2011;
van de zijde van de vader:
- op 10 oktober 2011 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
- op 11 oktober 2011 een faxbericht van diezelfde datum met bijlagen.
Van de zijde van de raad is bij het hof op 31 augustus 2011 een brief van 30 augustus 2011 ingekomen, waarbij is medegedeeld dat de raad niet ter terechtzitting zal verschijnen.
De zaak is op 12 oktober 2011 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door mr. N.M Zeeman, kantoorgenote van mr. Remmelink;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat.
De advocaat van de vader heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is het verzoek van de moeder om vervangende toestemming om per 1 maart 2011 met de na te noemen minderjarige naar [plaatsnaam] in de provincie [naam provincie] te verhuizen, alsmede haar verzoek om vervangende toestemming ten behoeve van de trajectbegeleider om informatie te verstrekken aan de Commissie Leerlingenzorg in het kader van speciaal onderwijs ten behoeve van de minderjarige, afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. Onder meer staat vast dat partijen gezamenlijk met het gezag over de minderjarige zijn belast.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de afwijzing van het verzoek van de moeder tot het verlenen van vervangende toestemming om met de minderjarige [naam minderjarige], geboren [in 2005] te [geboorteplaats] (hierna: de minderjarige), per 1 maart 2011 naar [plaatsnaam] in de provincie [naam provincie] te verhuizen. Voorts is in geschil de afwijzing van het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen ten behoeve van de trajectbegeleider van de minderjarige om informatie te verstrekken aan de Commissie Leerlingenzorg in het kader van het speciaal onderwijs ten behoeve van de minderjarige.
2. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en alsnog, zo nodig onder verbetering en aanvulling van de gronden, vervangende toestemming te verlenen aan haar om met de minderjarige naar [plaatsnaam] in de provincie [naam provincie] te verhuizen alsmede ten behoeve van de trajectbegeleider van de minderjarige om informatie te verstrekken aan de Commissie Leerlingenzorg in het kader van speciaal onderwijs ten behoeve van de minderjarige althans een zodanige voorziening te treffen die het hof juist acht.
3. De vader bestrijdt haar beroep en verzoekt de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, althans dit ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. De moeder is van mening dat de rechtbank ten onrechte haar verzoeken heeft afgewezen. Zij heeft de verhuizing goed voorbereid. Zij heeft een baan gevonden in de nieuwe woonomgeving en heeft de minderjarige aangemeld bij een school voor speciaal onderwijs. Ze heeft getracht de wijzigingen voor de minderjarige als gevolg van de verhuizing tot een minimum te beperken. De verhuizing zou om die reden ook pas plaatsvinden na afloop van het schooljaar. Ook heeft zij overleg gepleegd met de vader, waarna partijen op zich overeenstemming hadden bereikt. Gezien de leeftijd van de minderjarige zou hij zich gemakkelijk aan kunnen passen aan de nieuwe situatie. De verhuizing zal voor de minderjarige juist meer rust, orde en regelmaat brengen omdat de moeder thans veelvuldig met de minderjarige in de weekenden naar haar nieuwe partner gaat. De moeder heeft voorgesteld de vakantieregeling ten behoeve van de vader uit te breiden om zo het teruglopen van de contactmomenten tussen de vader en de minderjarige op te vangen. Ter zitting heeft de moeder uiteengezet dat zij niet wenste mee te werken aan een deskundigenonderzoek, zoals voorgesteld door de vader, omdat de minderjarige niet bij dit onderzoek zou worden betrokken. Het onderzoek zou uitsluitend op basis van schriftelijke informatie betreffende de minderjarige plaatsvinden.
5. De vader betwist dat ten aanzien van de voorgenomen verhuizing van de moeder met de minderjarige tussen partijen overeenstemming was / is bereikt. Een verhuizing betekent voor de minderjarige voor de derde keer een andere school, weer nieuwe vriendjes maken en nieuwe mensen die voor de minderjarige gaan zorgen en een vermindering van het contact met de vader. Ook dienen alle trajecten rondom zijn welzijn en ontwikkeling, van de school, de kinderarts, de psycholoog, de fysiotherapeut en de diëtiste, opnieuw te worden opgestart. De vader heeft getracht de moeder te overtuigen van het feit dat het belang van de minderjarige zich tegen de voorgenomen verhuizing verzet, gelet op zijn ontwikkelingsproblematiek. In dat kader heeft hij aan de moeder voorgesteld om een onafhankelijke deskundige onderzoek te doen verrichten naar de mogelijke gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige. De moeder heeft geweigerd daaraan mee te werken, waarmee zij naar zijn mening het belang van de minderjarige niet voorop heeft gesteld.
6. Het hof overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de ouders beiden betrokken zijn op de minderjarige en zijn belang in beginsel voorop wensen te stellen. Zij verschillen echter van mening over de vraag of het belang van de minderjarige zich verzet tegen de verhuizing van [woonplaats] naar [plaatsnaam].
7. Op basis van de thans overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting acht het hof zich niet voldoende voorgelicht om te kunnen beoordelen of het belang van de minderjarige zich verzet tegen een verhuizing van [woonplaats] naar [plaatsnaam]. Het hof ziet daarom aanleiding om de raad te verzoeken te onderzoeken of een verhuizing van de moeder met de minderjarige van [woonplaats] naar [plaatsnaam], in strijd met de belangen van de minderjarige moet worden geacht. De raad dient daarover te rapporteren en te adviseren. Teneinde de raad in de gelegenheid te stellen het onderzoek uit te voeren, zal het hof de behandeling van de zaak pro forma aanhouden tot 26 mei 2012.
8. Het hof beslist daarom als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
verzoekt de raad een onderzoek in te stellen zoals hiervoor in rechtsoverweging 7 is uiteengezet en daaromtrent rapport en advies uit te brengen;
houdt de behandeling aan tot zaterdag 26 mei 2012 pro forma;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Lückers, De Haan-Boerdijk en Van Wijk, bijgestaan door mr. Rasmijn als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 november 2011.