ECLI:NL:GHSGR:2011:BU6066

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.089.092/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Stille
  • A. Husson
  • J. Stollenwerck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Nederlandse rechter in kinderalimentatiegeschil

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 2 november 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter in een kinderalimentatiegeschil. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had op 15 juni 2011 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank te Rotterdam van 17 maart 2011, waarin de rechtbank zich onbevoegd had verklaard om kennis te nemen van haar verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie. De vader, verweerder in hoger beroep, had op 8 augustus 2011 een referteverklaring ingediend. De rechtbank had eerder bepaald dat de vader aan de moeder een bijdrage van € 135,- per maand diende te betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind, geboren in 2003.

Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank zich ten onrechte onbevoegd heeft verklaard. De moeder verzocht het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en de zaak naar de rechtbank te Rotterdam te verwijzen. Het hof overwoog dat op basis van artikel 1 van de Verordening (EG) 44/2001, betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de Nederlandse rechter bevoegd is, omdat de vader ten tijde van het indienen van het verzoek in Nederland woonde. De alternatieve bevoegdheid van de Griekse rechter doet hier niet aan af.

Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de zaak verwezen naar de rechtbank te Rotterdam om op de hoofdzaak te beslissen. Deze beslissing is genomen in het belang van de minderjarige en om te waarborgen dat de juiste rechter de zaak behandelt. De uitspraak is gedaan door mrs. Stille, Husson en Stollenwerck, bijgestaan door griffier Hogendoorn, en is openbaar uitgesproken op 2 november 2011.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 2 november 2011
Zaaknummer : 200.089.092/01
Rekestnr. rechtbank : F2 RK 10-2053
[verzoekster],
wonende te [woonplaats], Griekenland,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. R.K. van der Brugge te ‘s-Gravenhage,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats in Nederland],
verweerder, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. J. Broijl te Rotterdam.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 15 juni 2011 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 17 maart 2011 van de rechtbank te Rotterdam.
De vader heeft op 8 augustus 2011 een referteverklaring ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de moeder:
- op 9 augustus 2011 een faxbericht van diezelfde datum;
van de zijde van de vader:
- op 8 augustus 2011 een faxbericht van diezelfde datum.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij beschikking van 8 maart 2004 van de rechtbank te Rotterdam is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en, voor zover hier van belang, bepaald dat de vader aan de moeder met ingang van het tijdstip waarop de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [kind], geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] (hierna: de minderjarige) telkens bij vooruitbetaling zal uitkeren € 135,- per maand.
Bij bestreden beschikking heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het verzoek van de moeder, strekkende tot wijziging van de bij beschikking van 8 maart 2004 bepaalde door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige (hierna ook te noemen: kinderalimentatie) in die zin, dat de bijdrage met ingang van 1 maart 2010 wordt bepaald op € 334,- per maand.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de rechtsmacht van de Nederlandse rechter.
2. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat de rechtbank te Rotterdam bevoegd is om van het inleidende verzoek kennis te nemen en vervolgens de zaak op grond van het bepaalde in artikel 76 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) naar de rechtbank te Rotterdam te verwijzen teneinde, met inachtneming van de beschikking van het hof, in de hoofdzaak alsnog te beslissen.
3. De vader refereert zich aan het verzoek van de moeder.
4. Het hof overweegt als volgt. Het geschil betreft een verzoek tot toekenning van kinderalimentatie, zodat op grond van het bepaalde in artikel 1 Verordening (EG) 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke handelszaken (verder ook te noemen: Brussel I), deze Verordening van toepassing is.
5. Op grond van het bepaalde in artikel 2 Brussel I is de Nederlandse rechter bevoegd om van het verzoek kennis te nemen, nu verweerder – de vader – ten tijde van het indienen van het verzoek woonplaats had in Nederland. De alternatieve bevoegdheid van de Griekse rechter op grond van het bepaalde in artikel 5 aanhef en sub 2 Brussel I doet daaraan niet af.
6. Dat betekent naar het oordeel van het hof dat de rechtbank zich ten onrechte niet bevoegd heeft verklaard om van het verzoek van de moeder kennis te nemen. Van een verklaring van partijen houdende het verlangen dat het hof in beroep de zaak aan zich houdt, is niet gebleken. Het hof zal dan ook op de voet van het bepaalde in artikel 76 Rv de bestreden beschikking vernietigen en de zaak verwijzen naar de rechtbank te Rotterdam.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en, opnieuw beschikkende,
verwijst de zaak in de staat waarin zij zich thans bevindt naar de rechtbank te Rotterdam om op de hoofdzaak te beslissen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Stille, Husson en Stollenwerck, bijgestaan door Hogendoorn als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 november 2011.