ECLI:NL:GHSGR:2011:BU6078

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.086.631/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Kamminga
  • A. Dusamos
  • J. Willems
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van bewind over goederen van rechthebbende

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 2 november 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van het bewind over de goederen van de rechthebbende, geboren in 1968. De rechthebbende had in hoger beroep beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 8 februari 2011, waarin het verzoek tot opheffing van het bewind was afgewezen. De rechthebbende, bijgestaan door zijn advocaat mr. H.H.R. Bruggeman, verzocht het hof om de bewindvoerder te ontslaan en het bewind met onmiddellijke ingang op te heffen, omdat hij meende in staat te zijn zijn vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen.

Tijdens de zitting op 13 oktober 2011 werd het verzoek van de rechthebbende besproken. De bewindvoerder, Georgina Elisabeth Hillers, voerde verweer en stelde dat handhaving van het bewind noodzakelijk was. Het hof overwoog dat de rechthebbende in de afgelopen periode zelf contact had gehad met schuldeisers en dat de verhouding tussen hem en de bewindvoerder ernstig verstoord was geraakt. Dit had geleid tot een situatie waarin de schulden verder waren opgelopen en de schuldhulpverlening onvoldoende inzicht had gekregen in de financiële situatie van de rechthebbende.

Het hof concludeerde dat de rechthebbende, nu er geen bewijs was dat hij door zijn psychische of lichamelijke gesteldheid niet in staat was zijn belangen te behartigen, in staat was om zijn vermogensrechtelijke belangen zelf te waarnemen. Het hof vernietigde de bestreden beschikking en besloot dat het bewind per heden werd beëindigd. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof wees het in hoger beroep meer of anders verzochte af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 2 november 2011
Zaaknummer : 200.086.631/01
Rekestnr. rechtbank : 11-80102
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: [rechthebbende],
advocaat mr. H.H.R. Bruggeman te Lisse.
Als belanghebbende is aangemerkt:
Georgina Elisabeth HILLERS,
werkzaam bij AdmitS,
gevestigd te Delft,
hierna te noemen: de bewindvoerder.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De rechthebbende is op 4 mei 2011 in hoger beroep gekomen van een beschikking van
8 februari 2011 van de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie Alphen aan den Rijn.
De bewindvoerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de rechthebbende:
- op 14 juni 2011 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
- op 4 oktober 2011 een brief van 3 oktober 2011 met bijlagen;
van de zijde van de kantonrechter te Alphen aan den Rijn:
- op 15 juni 2011 het procesdossier uit eerste aanleg.
De zaak is op 13 oktober 2011 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- [de rechthebbende], bijgestaan door zijn advocaat;
- de bewindvoerder.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is het verzoek, na wijziging ter zitting, tot opheffing van het bewind van de rechthebbende: [rechthebbende], geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats].
2. [De rechthebbende] verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de bewindvoerder te ontslaan conform artikel 1:448 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek van de bewindvoering van [de rechthebbende] wegens gewichtige redenen met onmiddellijke ingang.
Ter zitting heeft [de rechthebbende] zijn verzoek gewijzigd in die zin, dat hij verzoekt het bewind met onmiddellijke ingang op te heffen.
3. De bewindvoerder heeft ter zitting verweer gevoerd.
4. [De rechthebbende] acht zich in staat zijn vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. De afgelopen periode heeft hij zelf contact gehad met schuldeisers en andere partijen.
5. De bewindvoerder acht handhaving van het bewind noodzakelijk.
6. Het hof overweegt als volgt. Bij beschikking van 20 oktober 2009 van de kantonrechter te Alphen aan den Rijn is (voor de tweede keer) een bewind ingesteld over alle goederen, die (zullen) toebehoren aan [de rechthebbende] en is de bewindvoerder benoemd. Daartoe werd overwogen, dat aannemelijk is geworden dat de rechthebbende als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen.
7. Op grond van artikel 1:449 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek kan, voor zover thans van belang, de kantonrechter het bewind opheffen op verzoek van de rechthebbende, indien de oorzaken die tot de onderbewindstelling aanleiding hebben gegeven niet meer bestaan. Het hof is van oordeel dat aan de wettelijke gronden voor opheffing van het bewind is voldaan en overweegt daartoe als volgt.
8. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is het hof gebleken dat de verhouding tussen [de rechthebbende] en de bewindvoerder ernstig verstoord is geraakt. Het is aannemelijk geworden dat - wat daar ook de reden van zij – contact met de bewindvoerder zowel voor [de rechthebbende] als voor derden (schuldeisers) vrijwel onmogelijk is gebleken. Gevolg hiervan is dat de schulden verder zijn opgelopen, de schuldhulpverlening onvoldoende inzicht heeft verkregen in de financiële situatie van [de rechthebbende] en het risico bestaat dat dit traject voortijdig wordt beëindigd bij het ontstaan van nieuwe schulden. [De rechthebbende] heeft ter zitting onweersproken gesteld dat hij door deze gang van zaken de afgelopen maanden zelf zijn vermogensrechtelijke belangen heeft waargenomen door contact op te nemen met zijn schuldeisers. Nu gesteld noch gebleken is dat hij hiertoe door zijn psychische danwel lichamelijke gesteldheid onvoldoende in staat is gebleken, en daarbij in aanmerking nemende dat vanuit de schuldhulpverlening een oogje in het zeil zal worden gehouden op zijn vermogensrechtelijke belangen, acht het hof [de rechthebbende] op dit moment ten volle in staat zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Het vorenstaande leidt tot vernietiging van de bestreden beschikking.
9. Gelet op het door [de rechthebbende] gestelde belang bij spoedige beëindiging van het bewind, zal het hof bepalen dat het bewind per heden wordt beëindigd.
10. Mitsdien wordt als volgt beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en, opnieuw beschikkende:
heft op het bewind over alle goederen die toebehoren aan [de rechthebbende], geboren op
[geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats];
verstaat dat de onderbewindstelling is opgeheven met ingang van heden;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Kamminga, Dusamos en Willems, bijgestaan door mr. Willems als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 november 2011.