Rolnummer: 22-001609-11
Parketnummer: 09-605040-11
Datum uitspraak: 29 november 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 24 maart 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
<naam>,
geboren te <geboorteplaats> op <geboortedag>,
<adres>.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 15 november 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van honderdtwintig uren, subsidiair zestig dagen jeugddetentie, waarvan veertig uren, subsidiair twintig dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft de rechtbank ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel beslist zoals in het vonnis waarvan beroep vermeld.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 december 2010 te Gouda met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Groen van Prinsterersingel ter hoogte van het Omlooppad, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen <benadeelde partij> en/of <slachtoffer 1>, welk openlijk geweld bestond uit
- het tegen de wil van die <benadeelde partij> en <slachtoffer 1> gooien van sneeuwballen tegen en/of in de richting van die <benadeelde partij> en <slachtoffer 1> en/of
- het omsingelen van die <benadeelde partij> en/of (vervolgens)
- hardhandig van de fiets duwen/trekken van die <benadeelde partij> en/of
- het ten val laten brengen van die <benadeelde partij> en/of
- het met geschoeide voet schoppen tegen het/de be(e)n(en) van die <benadeelde partij> en/of
- het meermalen duwen en trekken aan die <benadeelde partij> en/of
- het (hardhandig) duwen van een sneeuwbal in/tegen het gezicht van die <benadeelde partij> en/of
- het gooien/hardhandig duwen van een fiets in de richting van die <benadeelde partij> en/of
- het schoppen tegen het/de be(e)n(en) van die <slachtoffer 1> en/of
- het duwen en/of tackelen van die <slachtoffer 1> en/of
- het trekken aan de fiets en/of de sleutels van die <slachtoffer 1> en/of
- het schoppen tegen de fiets van die <slachtoffer 1> en/of
- het roepen van "dat kan er nu gebeuren" en/of "kankerhoeren" en/of "twit (vertaald "pak ze/haar")" althans andere woorden van soortgelijk dreigende en/of beledigende aard of strekking en/of
- het uitlachen van die <slachtoffer 1> en/of <benadeelde partij> en/of
- het laten ontstaan van een dreigende situatie voor die <benadeelde partij> en/of <slachtoffer 1> door het continu filmen van de geweldshandelingen
2.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 17 december 2010 te Gouda met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Het Omlooppad, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen <slachtoffer 2> en/of <slachtoffer 3> en/of <slachtoffer 4> en/of <slachtoffer 5> , welk geweld bestond uit:
- het schreeuwen tegen die <slachtoffer 4> en/of <slachtoffer 2> en/of <slachtoffer 3> en/of (vervolgens)
- het insluiten van die <slachtoffer 4> en/of <slachtoffer 2> en/of <slachtoffer 3> en/of
- het meermalen slaan en/of met geschoeide voet schoppen tegen het lichaam van de <slachtoffer 4> en/of
- het (hardhandig) beetpakken van die <slachtoffer 4> en/of (vervolgens)
- het filmen onder de rok van die <slachtoffer 4> en/of
- het optillen van de rok van die <slachtoffer 4> en/of (vervolgens)
- het naar beneden trekken van de (onder)broek van die <slachtoffer 4> en/of (vervolgens)
- het in de bil(len) knijpen van die <slachtoffer 4> en/of
- het stoppen van sneeuw in de panty van die <slachtoffer 4> en/of
- het roepen van "lekker wijf, kom maar, dan doe ik het nog een keer" of woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- het van korte afstand met sneeuw bekogelen van die <slachtoffer 4> en/of <slachtoffer 2> en/of <slachtoffer 3> en/of
- het slaan op de arm van die <slachtoffer 2> en/of
- het vastpakken van die <slachtoffer 2> en/of (vervolgens)
- het maken van neukbewegingen in de richting van <slachtoffer 2> en/of
- het duwen/trekken aan die <slachtoffer 3> en/of
- het slaan/stompen tegen de rug van die <slachtoffer 3> en/of
- het trekken aan de tas van die <slachtoffer 3> en/of
- het meermalen met geschoeide voet schoppen tegen de benen van die <slachtoffer 3> en/of
- het uitlachen van die <slachtoffer 4> en/of <slachtoffer 2> en/of <slachtoffer 3> en/of
- het laten ontstaan van een dreigende situatie voor die <slachtoffer 4> en/of <slachtoffer 2> en/of <slachtoffer 3> door het continu filmen van de geweldshandelingen en/of
- het (hardhandig) van de fiets duwen van die <slachtoffer 5> ten gevolge waarvan zij bovenop haar fiets is gevallen en/of - het op boze/dreigende toon roepen tegen die <slachtoffer 5> "meisje, meisje" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Anders dan de advocaat-generaal is -naar het oordeel van het hof- niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is ten laste gelegd.
Het hof overweegt daartoe dat op grond van de zich in het strafdossier bevindende verklaringen van <getuige D> en <getuige L> het hof weliswaar tot de overtuiging komt dat de verdachte aanwezig was bij het plegen van de onder 2 ten laste gelegde (gewelds)handelingen doch dat het strafdossier onvoldoende aanwijzingen behelst dat door de verdachte enige geweldhandeling is gepleegd. Evenmin bevat het dossier enig aanknopingspunt om te kunnen vaststellen dat de verdachte enige significante bijdrage heeft geleverd aan de aan hem verweten gedragingen -zoals de plaats waar en op welke afstand van het gebeuren hij zich bevond-, zodat hij van het hem onder 2 ten laste gelegde behoort te worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 december 2010 te Gouda met anderen, op de openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen <benadeelde partij> en <slachtoffer 1>, welk openlijk geweld bestond uit
- het tegen de wil van die <benadeelde partij> en <slachtoffer 1> gooien van sneeuwballen tegen en in de richting van die <benadeelde partij> en <slachtoffer 1> en
- het omsingelen van die <benadeelde partij> en
- het ten val laten brengen van die <benadeelde partij> en
- het met geschoeide voet schoppen tegen de benen van die <benadeelde partij> en
- het meermalen duwen en trekken aan die <benadeelde partij> en
- het hardhandig duwen van een fiets in de richting van die <benadeelde partij> en
- het schoppen tegen de benen van die <slachtoffer 1> en
- het duwen en tackelen van die <slachtoffer 1> en
- het trekken aan de fiets en de sleutels van die <slachtoffer 1> en
- het schoppen tegen de fiets van die <slachtoffer 1> en
- het roepen van "dat kan er nu gebeuren"en
"kankerhoeren" en "twit althans andere woorden van soortgelijk dreigende en beledigende aard of strekking en
- het uitlachen van die <slachtoffer 1> en <benadeelde partij> en
- het laten ontstaan van een dreigende situatie voor die <benadeelde partij> en <slachtoffer 1> door het continu filmen van de geweldshandelingen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van honderdtwintig uren, subsidiair zestig dagen jeugddetentie waarvan veertig uren, subsidiair twintig dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen personen. De verdachte heeft samen met anderen sneeuwballen gegooid tegen twee meisjes en deze meisjes vervolgens omsingeld, bedreigd, geduwd, geschopt en uitgelachen. Van één van de meisjes is tevens de fiets weggenomen en zij is ten val gebracht. Voor de slachtoffers is dit een angstaanjagende en intimiderende ervaring geweest. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers en daarbij gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaakt.
Daarbij komt nog dat het bewezenverklaarde feit - door een ander dan de verdachte - is gefilmd met een mobiele telefoon en dat dat filmpje later - door een ander dan de verdachte - op het internet is geplaatst. Het filmpje heeft zozeer uitgebreide media-aandacht gekregen dat de slachtoffers keer op keer werden en worden geconfronteerd met dit voor hen belastende feit.
Dat de verdachte geen prominente rol heeft gespeeld leidt naar het oordeel van het hof -voor het bewezenverklaarde feit- niet tot een lagere straf. Door er op korte afstand bij te zijn en mee te lopen met de groep rondom de slachtoffers heeft de verdachte zich geschaard achter de door de groep gepleegde gewelddadige handelingen en bijgedragen aan het getalsmatige overwicht en de intimidatie en bedreiging van de slachtoffers.
Het hof heeft tevens acht geslagen op de volgende rapporten:
- het rapport Raadsonderzoek strafzaken van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 8 maart 2011, opgemaakt door M. Warmelink, raadsonderzoeker;
- het rapport Raadsonderzoek strafzaken van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 23 augustus 2011, opgemaakt door M. Kerkhoven, raadsonderzoeker.
Uit de genoemde rapporten komt -kort samengevat- naar voren dat de verdachte inzicht heeft in zijn eigen handelen en dat hij zich kan inleven in het slachtoffer. De Raad voor de Kinderbescherming maakt zich geen zorgen om het functioneren van de verdachte; hij gaat naar school en dat lijkt goed te gaan. Tevens heeft hij een adequate vrijetijdsbesteding. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd aan de verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen. Nu ook ter terechtzitting in hoger beroep niet is gebleken dat de verdachte een dergelijke "stok achter de deur" nodig heeft, zal het hof het advies van de Raad volgen en geen voorwaardelijk(e) straf(deel) opleggen.
Het hof heeft bij de strafoplegging in het voordeel van de verdachte rekening gehouden met het feit dat hij een "first offender" is.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding <benadeelde partij>
In het onderhavige strafproces heeft <benadeelde partij> zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van EUR 500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte niet betwist.
Naar het oordeel van het hof is genoegzaam komen vast te staan dat immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor volledige toewijzing. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot het totaalbedrag van EUR 500,- worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen. Daarbij zal het hof bepalen dat het bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ingetreden tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
<benadeelde partij>
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
EUR 500,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer <benadeelde partij>.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 25 (vijfentwintig) dagen jeugddetentie.
Vordering van de benadeelde partij <benadeelde partij>
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, <benadeelde partij>, terzake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 500,00 (vijfhonderd euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 december 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd <benadeelde partij>, een bedrag te betalen van EUR 500,00 (vijfhonderd euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 (drie) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 december 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Dit arrest is gewezen door mr. A.E. Mos-Verstraten, mr. T.L. Tan en mr. N.C. van Bellen, in bijzijn van de griffier mr. M. ter Riet.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 november 2011.
Mr. Van Bellen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.