Rolnummer: 22-006048-10
Parketnummers: 10-700459-09 en 10-703435-09
Datum uitspraak: 2 december 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 november 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
[adres],
thans gedetineerd in PI Zuid West - De Dordtse Poorten te Dordrecht.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 18 november 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 15 december 2009 te Hoogvliet, gemeente Rotterdam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet,
met een vuurwapen een of meerdere kogel(s) heeft afgevuurd in en/of in de richting van de borst en/of het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer] zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en), op of omstreeks 15 december 2009 te Hoogvliet, gemeente Rotterdam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet,
met een vuurwapen een of meerdere kogel(s) heeft afgevuurd in de richting van de borst, althans het lichaam, van die [slachtoffer] en/of (meermalen) met een scherp en/of puntig voorwerp in de borst, althans het lichaam, van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden en/of geprikt,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid,
welk feit hij, verdachte in of omstreeks de periode van 01 november 2009 tot en met 15 december 2009 te Rotterdam en/of Hoogvliet, gemeente Rotterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft uitgelokt door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen;
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en), op of omstreeks 15 december 2009 te Hoogvliet, gemeente Rotterdam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet,
(meermalen) met een vuurwapen een of meerdere kogel(s) heeft/hebben afgevuurd in de richting van de borst, althans het lichaam, van die [slachtoffer] en/of met een scherp en/of puntig voorwerp in de borst, althans het lichaam, van die [slachtoffer] heeft/hebben gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in de periode van 01 november 2009 tot en met 15 december 2009 te Rotterdam en/of Hoogvliet, gemeente Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest;
2.
hij, in of omstreeks de periode van 06 juni 2009 tot en met 15 december 2009 te Rotterdam en/of Hoogvliet, gemeente Rotterdam, in elk geval in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen,
immers heeft hij, verdachte,
- (meermalen) die [slachtoffer] achtervolgd naar haar woning en/of werkplek en/of school en/of het huis van haar ouders en/of de school van de kinderen van die [slachtoffer] en/of
- (meermalen) voor de woning en/of werkplek en/of school van die [slachtoffer] en/of het huis van haar ouders en/of de school van de kinderen van die [slachtoffer] gestaan en/of
- (meermalen) een of meer collega('s) van die [slachtoffer] ondervraagd en/of vragen gesteld over die [slachtoffer] en/of
- (meermalen) die [slachtoffer] en/of de ouders van die [slachtoffer] gebeld en/of
- (meermalen) de kinderen van die [slachtoffer] en/of de oppas van die kinderen in de gaten gehouden en/of begluurd en/of
- (meermalen) die [slachtoffer] en/of de ouders van die [slachtoffer] bedreigd en/of
- in oktober en/of november 2009 een of meerdere e-mailberichten verzonden naar die [slachtoffer] en/of
- op 28 september 2009 die [slachtoffer] gevolgd naar haar werkplek en/of naar het huis van de ouders van die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] woordelijk met een vuurwapen bedreigd en/of die [slachtoffer] een vuurwapen getoond en/of
- op 1 oktober 2009 die [slachtoffer] (telefonisch) medegedeeld: "Ik zoek je op bij je werk, bij je huis en bij de metro, ik laat je echt niet meer met rust", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- op 9 oktober 2009 die [slachtoffer] opgewacht bij metrostation Marconiplein en/of die [slachtoffer] aangesproken en/of gezegd dat hij, verdachte, van die [slachtoffer] houdt en/of dat die [slachtoffer] de kinderen laat lijden door de relatie met hem, verdachte, te verbreken en/of
- op 12 oktober 2009 de moeder van die [slachtoffer] opgebeld en/of aangegeven dat hij, verdachte, een vuurwapen had en/of dat hij, verdachte, de ouders en/of broers van die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] zou doodschieten en/of
- op 14 oktober 2009 die [slachtoffer] en/of een collega van die [slachtoffer] uitgescholden en/of de/een telefoon van die [slachtoffer] afgepakt en/of
- op 15 oktober 2009 (in het bijzijn van de kinderen van die [slachtoffer]) een broer van die [slachtoffer] geschopt;
3.
hij op of omstreeks 12 oktober 2009 te Rotterdam [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik schiet jullie dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair (poging tot moord), 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren met aftrek van voorarrest. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partij zijn beslissingen genomen zoals nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 15 december 2009 te Hoogvliet, gemeente Rotterdam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg
met een vuurwapen kogels heeft afgevuurd in de borst en het hoofd van die [slachtoffer], zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij in de periode van 06 juni 2009 tot en met 15 december 2009 te Rotterdam en Hoogvliet, gemeente Rotterdam,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], met het oogmerk die [slachtoffer], te dwingen iets te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen,
immers heeft hij, verdachte,
- meermalen die [slachtoffer] achtervolgd naar haar woning en werkplek en school en het huis van haar ouders en
- meermalen voor de woning en werkplek en school van die [slachtoffer] en het huis van haar ouders gestaan en
- meermalen een of meer collega('s) van die [slachtoffer] ondervraagd of vragen gesteld over die [slachtoffer] en
- meermalen die [slachtoffer] gebeld en
- meermalen die [slachtoffer] bedreigd en
- in oktober en november 2009 meerdere
e-mailberichten verzonden naar die [slachtoffer] en
- op 28 september 2009 die [slachtoffer] een vuurwapen getoond en
- op 1 oktober 2009 die [slachtoffer] telefonisch medegedeeld: "Ik zoek je op bij je werk, bij je huis en bij de metro, ik laat je echt niet meer met rust" en
- op 9 oktober 2009 die [slachtoffer] opgewacht bij metrostation Marconiplein en die [slachtoffer] aangesproken en gezegd dat hij, verdachte, van die [slachtoffer] houdt en dat die [slachtoffer] de kinderen laat lijden door de relatie met hem, verdachte, te verbreken en
- op 12 oktober 2009 de moeder van die [slachtoffer] opgebeld en aangegeven dat hij, verdachte, een vuurwapen had en dat hij, verdachte, die [slachtoffer] zou doodschieten en
- op 14 oktober 2009 die [slachtoffer] uitgescholden;
3.
hij op 12 oktober 2009 te Rotterdam [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik schiet jullie dood".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat onvoldoende bewijs voorhanden is om vast te kunnen stellen dat de verdachte [slachtoffer] heeft neergeschoten en dat het voor de verdachte bovendien onmogelijk is geweest om rond 09:10 uur de woning van [slachtoffer] binnen te dringen, meerdere schoten richting [slachtoffer] af te vuren, haar woning weer te verlaten en vervolgens rond 09:20 uur door de Beneluxtunnel te rijden.
Dit standpunt wordt door het hof niet onderschreven, nu uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen naar voren komt dat:
-de getuige [getuige A] zich om 09:04:48 uur in de entreehal van het flatgebouw [flatgebouw], gelegen aan de A-straat te Hoogvliet, bevond, op twee passen afstand van de buitendeur, en deze getuige, toen hij dat flatgebouw had verlaten en vervolgens langs het daarnaast - en in de nabijheid van de woning van [slachtoffer] - gelegen flatgebouw liep, de verdachte voor laatstbedoeld flatgebouw heeft zien staan wachten;
-deze getuige daarna, op ongeveer 50 meter afstand van de plaats waar de verdachte stond te wachten, [slachtoffer] is tegengekomen;
-de afstand tussen de plaats waar de verdachte stond te wachten enerzijds en de woning van [slachtoffer] anderzijds in een tijdsbestek van 2 minuten lopend - in een rustig tempo - valt te overbruggen;
-[slachtoffer] om 09:10:46 uur met [getuige B] heeft gebeld en tegen [getuige B] heeft gezegd dat zij bang was en dat de verdachte weer in de buurt was, waarop [getuige B] [slachtoffer] heeft geadviseerd hulp te zoeken en [slachtoffer] vervolgens heeft geantwoord dat zij ging kijken wie zij kon bereiken, waarna zij het gesprek - dat volgens [getuige B] ongeveer een minuut heeft geduurd - heeft beëindigd;
-de auto van de verdachte - die op dat moment door hem werd bestuurd - om 09:20:40 uur is geregistreerd, rijdend in de zuid-noord buis van de Beneluxtunnel;
- het blijkens door de politie verricht onderzoek mogelijk is om in het tijdsbestek, gelegen tussen het moment waarop vorenbedoeld telefoongesprek was beëindigd en het moment waarop de auto van de verdachte in de Beneluxtunnel werd geregistreerd, de woning van [slachtoffer] te betreden, meerdere schoten in de woonkamer te lossen, de woning te verlaten en vervolgens per auto de Beneluxtunnel te bereiken en - zelfs geheel - door te rijden.
Voorts komt uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen naar voren dat:
-op de binnenzijde van het handvat van de kartonnen verpakking van het door de verdachte rond 10:12 uur in een supermarkt gekochte Heineken bier schotrestdeeltjes zijn aangetroffen;
- in de auto van de verdachte - op zowel de rechter- als de linkerhelft van het stuur, de rechterhendel achter het stuur, de beugel/greep van de veiligheidsgordel linksvoor, de portiergreep aan de binnenzijde van het portier linksvoor, de hendel om dat portier te ontgrendelen, het dashboardkastje en de handrem - eveneens schotrestdeeltjes zijn aangetroffen;
- de afgevuurde kogels van het type Wadcutter en het type Rondneus, die zijn aangetroffen in het lichaam van [slachtoffer] en in haar woning, kort gezegd, overeenkomen met de munitie die eerder, te weten op 29 september 2009, in de auto van de verdachte was aangetroffen.
Indien de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang worden bezien, is het naar het oordeel van het hof boven iedere redelijke twijfel verheven dat de verdachte degene is geweest die de kogels in de borst en het hoofd van [slachtoffer] [slachtoffer] heeft afgevuurd.
Gelet op de navolgende feiten en omstandigheden, eveneens in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof voorts boven iedere redelijke twijfel verheven dat sprake is geweest van een vooropgezet plan van de verdachte om [slachtoffer] [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven:
-de verdachte heeft [slachtoffer] in de periode voorafgaande aan 15 december 2009 diverse malen met de dood bedreigd;
- de verdachte heeft [slachtoffer] op de ochtend van 15 december 2009 in de buurt van haar woning opgewacht;
- de verdachte heeft zich vervolgens met een vuurwapen naar die woning begeven;
-de verdachte heeft - gelet op het gegeven dat [slachtoffer] geen afweerletsel had en in haar woning geen sporen van een worsteling zijn aangetroffen, alsmede gezien het tijdsbestek, gelegen tussen meergenoemde tijdstippen van 09:10:46 uur en 09:20:40 uur - de schoten nagenoeg onmiddellijk gelost nadat hij de woning had betreden, waarbij hij onder meer een kogel in het achterhoofd van [slachtoffer] heeft afgevuurd.
Afwijzing van de verzoeken van de verdediging
De raadsvrouw heeft bij pleidooi in hoger beroep verzocht de volledige telefoonuitdraai (van de provider) op te vragen waaruit de tijdsduur van het tussen [slachtoffer] en [getuige B] om 09:10:46 uur gevoerde telefoongesprek blijkt.
Naar aanleiding daarvan wordt door het hof overwogen dat de officier van justitie een op 15 december 2009 betrekking hebbend overzicht van de beschikbare en door de provider ter beschikking gestelde gegevens inzake het telefoonverkeer van [slachtoffer] ter terechtzitting in eerste aanleg van 12 november 2010 heeft overgelegd, welk overzicht bij de processtukken is gevoegd. De noodzaak om - nogmaals - een telefoonuitdraai bij de provider op te vragen, is het hof - nog daargelaten de vraag of de provider de betreffende gegevens thans, bijna twee jaar na dato, nog beschikbaar heeft - dan ook niet gebleken, temeer niet nu de verdediging de betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige B] omtrent de inhoud van bedoeld gesprek niet in twijfel heeft getrokken, het hof ook geen enkele aanleiding ziet om de juistheid van hetgeen [getuige B] omtrent de inhoud van het gesprek heeft verklaard in twijfel te trekken en het hof, gelet op hetgeen volgens [getuige B] tijdens dat telefonisch contact met [slachtoffer] is besproken, ook geen enkele aanleiding ziet om de juistheid van hetgeen zij omtrent de duur van dat gesprek heeft verklaard in twijfel te trekken. Het verzoek wordt mitsdien - voor zover nodig - afgewezen.
De raadsvrouw heeft bij pleidooi in hoger beroep tevens, indien het hof de verklaring(en) van [getuige A] voor het bewijs mocht gebruiken, verzocht deze [getuige A] als getuige ter terechtzitting te horen, stellende dat de verdediging hem dan met "de tijdsspanne" wil confronteren. Naar het hof begrijpt, heeft de raadsvrouw daarbij gerefereerd aan haar hiervoor weergegeven standpunt, inhoudende dat het voor de verdachte onmogelijk is geweest om rond 09:10 uur de woning van [slachtoffer] binnen te dringen, meerdere schoten richting [slachtoffer] af te vuren, haar woning weer te verlaten en vervolgens rond 09:20 uur door de Beneluxtunnel te rijden.
Het hof overweegt dienaangaande dat het moment waarop [getuige A] het flatgebouw [flatgebouw] heeft verlaten, althans het moment waarop hij op het punt stond dat flatgebouw te verlaten, middels het aldaar aanwezige camerasysteem is vastgelegd. [getuige A] heeft gedetailleerd verklaard omtrent de plaats waar hij vervolgens de verdachte respectievelijk [slachtoffer] is tegengekomen. Het hof vermag niet in te zien waarom die verklaring - zoals door de raadsvrouw is gesteld - niet zou stroken met het gegeven dat [slachtoffer] om 09:10:46 uur een telefoongesprek met meergenoemde [getuige B] heeft gevoerd. Omtrent de tijdsspanne, gelegen tussen dat telefoongesprek en het moment waarop de auto van de verdachte in de Beneluxtunnel is geregistreerd, kan [getuige A] niet uit eigen waarneming of ondervinding verklaren. De noodzaak om hem als getuige ter terechtzitting te horen, is het hof dan ook niet gebleken, reden waarom ook dit verzoek wordt afgewezen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Nadat de verdachte [slachtoffer] - verder aan te duiden als: het slachtoffer - gedurende een geruime periode had belaagd, waarbij hij haar ook meermalen had bedreigd, en haar daardoor zodanige angst had aangejaagd dat zij zich in de loop van die periode genoodzaakt zag tijdelijk haar toevlucht bij haar ouders te zoeken, heeft de verdachte haar, circa twee weken nadat zij in haar eigen woning was teruggekeerd, opzettelijk en met voorbedachte raad in de borst en in het achterhoofd geschoten. De verdachte heeft het slachtoffer vervolgens hulpeloos en voor dood in haar woning achtergelaten, alwaar zij pas ruim 10 uur later door de politie, die door haar verontruste ouders was gealarmeerd, is aangetroffen. Dat het slachtoffer deze aanslag heeft overleefd, valt aan niets anders dan louter toeval toe te schrijven. Het slachtoffer is aanvankelijk kunstmatig in coma gehouden en vertoonde pas na ruim een maand weer enig teken van leven. De kogel, die via haar achterhoofd de basale kernen van haar hersenen is binnengedrongen, kon operatief niet worden verwijderd. Van het buitengewoon ernstige letsel, dat het slachtoffer door toedoen van de verdachte heeft opgelopen, ondervindt zij - zoals uit haar slachtofferverklaring blijkt - nog steeds de ingrijpende lichamelijke en psychische gevolgen. Die lichamelijke gevolgen zal zij ook de rest van haar leven ondervinden, terwijl geenszins valt uit te sluiten - zelfs alleszins aannemelijk is - dat zij het gebeuren van 15 december 2009, mede vanwege de daaruit voortvloeiende levenslange fysieke beperkingen, ook in psychisch opzicht nimmer ten volle zal kunnen verwerken. Het slachtoffer, dat thans nog in een revalidatiecentrum verblijft, is volkomen afhankelijk van anderen en zal ook in de toekomst op hulp van en verzorging door anderen aangewezen blijven. Niet alleen het leven van het slachtoffer is definitief veranderd, ook haar naaste familieleden - waaronder de kinderen van haar en de verdachte, die thans 5, 6 en 11 jaar oud zijn - worden elke dag opnieuw geconfronteerd met deze - ook voor hen - uitermate traumatische gebeurtenis. Een gebeurtenis, waarvan de gevolgen onomkeerbaar zijn. De verdachte heeft zijn kinderen een onbezorgde jeugd en een vitale moeder ontnomen en heeft door zijn handelen in één klap de geborgenheid van hun gezinsleven weggevaagd.
De door de verdachte gepleegde poging tot moord draagt ook een voor de rechtsorde schokkend karakter. Daarenboven valt deze poging tot moord, naar het oordeel van het hof, qua ernst en gevolgen nauwelijks te onderscheiden van een voltooid delict. Het hof zal dit in de duur van de op te leggen gevangenisstraf tot uitdrukking brengen.
Gedurende de aan 15 december 2009 voorafgaande periode, waarin de verdachte het slachtoffer heeft belaagd, heeft hij op een uitermate indringende wijze inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer gemaakt. De verdachte bleef het slachtoffer maandenlang op een ongehoorde manier terroriseren, intimideren, bedreigen en achtervolgen en viel daarbij ook andere personen in haar omgeving lastig, waaronder haar moeder, [slachtoffer 2], die hij in die periode ook met de dood heeft bedreigd. Deze gebeurtenissen zijn door het slachtoffer, gezien haar daarop betrekking hebbende aangiften, als zeer bedreigend en beangstigend ervaren en hebben haar daarenboven veel overlast bezorgd. Dat het slachtoffer met recht bevreesd was voor haar welzijn, blijkt helaas uit hetgeen de verdachte haar op 15 december 2009 heeft aangedaan.
Het hof heeft acht geslagen op de rapportages die over de persoon van de verdachte zijn uitgebracht, waaronder een rapport van de psychiater dr. D.J. Vinkers en een rapport van de GZ-psycholoog drs. A.F.J.M. Zwegers, gedateerd op respectievelijk 2 maart 2010 en 5 maart 2010. Deze deskundigen zijn beiden van oordeel dat bij de verdachte sprake is van lichte zwakzinnigheid en afhankelijke persoonlijkheidstrekken. Er is bij de verdachte nauwelijks autonomie tot ontwikkeling gekomen en er bestaat een zeer hoge onvolwassen steunbehoefte. De persoonlijkheidsstructuur wordt verder gekenmerkt door enig narcisme. Vanwege de ontkennende houding van de verdachte hebben de deskundigen zich evenwel geen oordeel omtrent de toerekeningsvatbaarheid kunnen vormen. Het hof houdt het er derhalve voor dat de feiten de verdachte volledig kunnen worden toegerekend.
Verder heeft het hof kennis genomen van een reclasseringsrapport omtrent de verdachte d.d. 14 april 2010. Hierin wordt onder andere vermeld dat de verdachte voornamelijk gefixeerd lijkt te zijn op zichzelf en niet zozeer op zijn omgeving. Hij lijkt zich niet te kunnen inleven in zijn kinderen of het slachtoffer. De conclusie van de reclassering is dat de verdachte een ander beeld van zichzelf heeft dan het beeld dat anderen van hem hebben. Door de ontkennende houding van de verdachte is, zoals voornoemde deskundigen ook al hadden geconcludeerd, geen inschatting van het recidiverisico mogelijk.
Het hof heeft voorts in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een op zijn naam gesteld uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 november 2011, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder een tweetal mishandelingen.
Het hof rekent de verdachte de gepleegde feiten bijzonder zwaar aan. Gelet op de aard van de feiten, de buitengewoon ernstige en onomkeerbare gevolgen van meer in het bijzonder het onder 1 bewezen verklaarde feit en de persoon van de verdachte acht het hof een gevangenisstraf van zeer lange duur passend en geboden, enerzijds om het leed van het slachtoffer, haar kinderen en haar naaste familieleden, voor zover mogelijk, te vergelden, anderzijds om het slachtoffer en de maatschappij in het algemeen gedurende lange tijd tegen de verdachte te beschermen.
Volledigheidshalve wordt nog overwogen dat het hof heeft geconstateerd dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, met ruim twee maanden is overschreden, nu het hoger beroep op 26 november 2010 is ingesteld en de stukken van het geding pas op 3 augustus 2011 ter griffie van het hof zijn ontvangen. Naar het oordeel van het hof wordt deze overschrijding evenwel gecompenseerd door de bijzonder voortvarende behandeling van de zaak in hoger beroep. Nu de verdachte daarenboven op 16 december 2009 voor het onder 1 bewezen verklaarde feit in verzekering is gesteld, gevolgd door een voorlopige hechtenis vanaf 21 december 2009, de voorlopige hechtenis van de verdachte ten aanzien van de onder 2 en 3 bewezen verklaarde feiten bij beschikking van 30 december 2009 is bevolen en de zaak mitsdien binnen twee jaren na aanvang van de redelijke termijn met een uitspraak in hoger beroep wordt afgerond, wordt met vorenbedoelde constatering volstaan en zal het hof aan de overschrijding van de redelijke termijn dan ook geen gevolgen voor de strafmaat verbinden.
Vorderingen tot schadevergoeding van [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en vorderingen ingediend tot vergoeding van geleden schade
a. als gevolg van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde tot een bedrag van in totaal
EUR 60.395,10, bestaande uit EUR 5.395,10 ter zake van geleden materiële schade en EUR 55.000,- ter zake van geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade, en
b. als gevolg van het aan de verdachte onder 2 ten laste gelegde tot een bedrag van EUR 1.225,54 ter zake van geleden materiële schade, te vermeerderen met de kosten voor rechtsbijstand tot een bedrag van EUR 100,-.
Deze vorderingen zijn door de benadeelde partij in hoger beroep gehandhaafd.
De advocaat-generaal heeft ook in zoverre tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep geconcludeerd en mitsdien tot - kort gezegd - volledige toewijzing van de hiervoor onder a bedoelde vordering en gedeeltelijke toewijzing van de hiervoor onder b bedoelde vordering, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vorderingen van de benadeelde partij zijn door en namens de verdachte niet betwist en komen het hof ook niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat deze voor integrale toewijzing gereed liggen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vorderingen heeft gemaakt - welke kosten het hof begroot op nihil ten aanzien van de onder a vermelde vordering en op EUR 100,- ten aanzien van de onder b vermelde vordering - en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde partij]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van in totaal EUR 61.620,64 aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 en 2 bewezen verklaarde is toegebracht, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van
EUR 60.395,10, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag, evenals genoemde rente, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 57, 63, 285, 285b en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot een bedrag van in totaal EUR 61.620,64 (eenenzestigduizend zeshonderd twintig euro en vierenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van EUR 60.395,10 (zestigduizend driehonderd vijfennegentig euro en tien cent) vanaf de dag van het ontstaan van de als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde geleden schade tot aan de dag der algehele voldoening van laatstgenoemd bedrag, en veroordeelt de verdachte om voormeld bedrag van
EUR 61.620,64 en voormelde rente tegen een behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op EUR 100,- (honderd euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] een bedrag te betalen van EUR 61.620,64 (eenenzestigduizend zeshonderd twintig euro en vierenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van EUR 60.395,10 (zestigduizend driehonderd vijfennegentig euro en tien cent) vanaf de dag van het ontstaan van de als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde geleden schade tot aan de dag der algehele voldoening van laatstgenoemd bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 319 (driehonderd negentien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien en voor zover de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. D.J.C. van den Broek, mr. L.A.J.M. van Dijk en mr. C.G.M. van Rijnberk, in bijzijn van de griffier mr. A. Vasak.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 december 2011.