Rolnummer: 22-002864-11
Parketnummer: 09-752634-10
Datum uitspraak: 14 december 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 25 mei 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] [geboortedatum] 1992,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rijnmond - Gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 30 november 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen alsmede omtrent het beslag als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 december 2010 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van 410 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- zonder toestemming en/of onverhoeds binnendringen in het magazijn van [bedrijf] en/of
- duwen van die [slachtoffer 2] (waardoor die [slachtoffer 2] ten val kwam) en/of het (vervolgens) beetpakken van die [slachtoffer 2] bij de arm(en) en/of be(e)n(en) en/of het sleuren van die [slachtoffer 2] naar een (andere) ruimte in die winkel (kantoor) en/of
- (meermalen) (dreigend) met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, richten op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of tonen van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- slaan (met een vuurwapen, althans van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp) op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] en/of
- richten en/of plaatsen van een vuurwapen, althans van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] en/of
- (vervolgens) duwen/trekken van die [slachtoffer 1] in (de richting van) een (andere) ruimte in die winkel (kantoor) en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer 1] zeggen dat zij moest blijven zitten met haar handen op haar hoofd en/of
- aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (dreigend) toevoegen van de woorden "Dat is niet genoeg!" en/of "Maak die fucking kluis nu open!" en/of "Blijf zitten, jullie blijven zitten hier", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- (meermalen) tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] zeggen dat zij op de grond moest(en) gaan en/of blijven liggen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 december 2010 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van 410 euro, toebehorende aan [bedrijf], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken welk geweld en welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- zonder toestemming en onverhoeds binnendringen in het magazijn van [bedrijf] en
- duwen van die [slachtoffer 2] waardoor die [slachtoffer 2] ten val kwam en het vervolgens beetpakken van die [slachtoffer 2] bij de armen en benen en het sleuren van die [slachtoffer 2] naar een andere ruimte in die winkel (kantoor) en
- meermalen dreigend met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp richten op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
- slaan met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd van die [slachtoffer 1] en
- richten en plaatsen van een op en vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] en
- vervolgens trekken van die [slachtoffer 1] in de richting van een andere ruimte in die winkel (kantoor) en vervolgens tegen die [slachtoffer 1] zeggen dat zij moest blijven zitten met haar handen op haar hoofd en
- aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dreigend toevoegen van de woorden "Dat is niet genoeg!" en "Maak die fucking kluis nu open!" en "Blijf zitten, jullie blijven zitten hier", en
- meermalen tegen die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] zeggen dat zij op de grond moest(en) gaan en blijven liggen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met uitzondering van de op te leggen staf, en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal ten aanzien van het inbeslaggenomen balletjes pistool gevorderd dat deze zal worden onttrokken aan het verkeer.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof - met gedeeltelijke overneming van de strafmotivering in het bestreden vonnis - in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan een overval op de [bedrijf] te 's-Gravenhage. Bij die overval heeft de verdachte zijn gezicht bedekt om herkenning te voorkomen en heeft hij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (hierna: het vuurwapen) gebruikt om de aldaar aanwezige twee medewerksters (hierna: slachtoffers) daarmee te bedreigen en te dwingen de kluis open te maken. De verdachte heeft de slachtoffers zeer grof benaderd door één van hen beet te pakken en haar vervolgens de kantoorruimte van de winkel in te sleuren. Om zijn daad verder kracht bij te zetten heeft de verdachte één van de slachtoffers op het hoofd geslagen met het vuurwapen en heeft hij dat vuurwapen vervolgens meermalen op de slachtoffers gericht. Voorts heeft de verdachte de slachtoffers meermalen gesommeerd dat zij op de grond moesten blijven liggen en heeft hij hierbij bovendien het vuurwapen nog op het hoofd gezet van één van de slachtoffers.
Het gedrag van de verdachte dient als volstrekt onverantwoordelijk en respectloos voor anderen te worden beoordeeld, gespeend van enig inlevingsgevoel voor zijn slachtoffers. De verdachte heeft met zijn handelen alleen aan geldelijk gewin gedacht en heeft met de overval de slachtoffers doodsangst aangejaagd, zoals ook blijkt uit de (aanvullende) processen-verbaal van aangifte en de slachtofferverklaringen. Dat de overval werd gepleegd met een nepvuurwapen - te weten een zogenaamd balletjespistool - konden de slachtoffers niet weten, te meer niet nu dit grote gelijkenis vertoonde met een echt vuurwapen. De verdachte is daar ook willens en wetens vanuit gegaan, nu het doel van het gebruik van dit nepvuurwapen immers was dat het voor afdreiging kon worden gebruikt. De ervaring leert dat slachtoffers van een dergelijk delict nog gedurende lange tijd ernstige lichamelijk en/of psychische gevolgen van het gebeurde kunnen ondervinden. Dat deze gevolgen zich bij deze slachtoffers daadwerkelijk voordoen, blijkt treffend uit de schriftelijke slachtofferverklaringen die zij hebben ingezonden. Daarnaast maakt een gewapende overval als de onderhavige een ernstige inbreuk op de rechtsorde en brengt deze gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving teweeg.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 november 2011, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
In beginsel acht het hof de gevangenisstraf, zoals die is opgelegd door de rechtbank, passend en geboden. Het hof houdt echter, naast de relatief jonge leeftijd van de verdachte, bij de strafoplegging in strafverminderende zin rekening met de (proces)houding van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep. In tegenstelling tot in eerste aanleg heeft de verdachte a. de overval bekend en b. lijkt hij thans de ernst van onderhavige delict in te zien en heeft hij ter terechtzitting in hoger beroep, op een voor het hof oprechte wijze, zijn spijt betuigd aan de slachtoffers.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het Reclasseringsadvies, van Reclassering Nederland in de persoon van reclasseringsmedewerker R. Scheenstra, van 24 maart 2011. Hieruit blijkt onder meer dat de Reclassering - gezien de samenhang tussen het vermeende delict en de persoonlijkheid van de verdachte - het van groot belang achtte dat de verdachte een behandeltraject aangaat dat onder meer gericht is op het aanleren van gedragsalternatieven. Ten tijde van het opstellen van het voornoemde rapport was de verdachte echter onvoldoende gemotiveerd om dit behandeltraject aan te gaan. De Reclassering heeft in het voornoemde rapport wel aangegeven dat er bereidheid is om de verdachte te behandelen. Op verzoek van de verdediging is er, nadat duidelijk was dat de verdachte een andere proceshouding had ingenomen, gewerkt aan een nieuw reclasseringsadvies, hetwelk ter terechtzitting in hoger beroep van 30 november 2011 nog niet gereed was. Het hof gaat er echter, mede gelet op de eerder getoonde bereidheid van de reclassering om de verdachte te behandelen en de wijziging in verdachtes proceshouding, van uit dat de Reclassering thans nog steeds bereid is verdachte hulp en steun te verlenen bij het op te leggen reclasseringstoezicht.
De verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep uitdrukkelijk bereid verklaard om mee te werken aan reclasseringstoezicht indien dat zou worden opgelegd.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt, alsmede dat als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact zal worden opgelegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het op de beslaglijst genoemde voorwerp, te weten een balletjes pistool, aan het verkeer zal worden onttrokken.
Met betrekking tot dit inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp overweegt het hof het volgende.
Het hof zal het op de in kopie aan dit arrest gehechte beslaglijst onder nummer 1 genoemde balletjespistool onttrekken aan het verkeer, nu het bewezen verklaarde feit met behulp daarvan is begaan.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 2]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 2.752,-, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte deels betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde immateriële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 2.752,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2].
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 1]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 1.850,-, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte deels betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde immateriële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Betaling aan de Staat ten behoeve [slachtoffer 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 1.850,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1].
Vordering tot schadevergoeding [bedrijf]
In het onderhavige strafproces heeft [bedrijf] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 7.157.93.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag € 7.157,93.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 6.507,93, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en tot niet-ontvankelijkverklaring voor wat betreft het overig verzochte.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof is aannemelijk geworden dat er materiële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van€ 1.500,-.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk is in de vordering. Deze vordering kan in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het [bedrijf]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 1.500,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36c, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 (veertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van Stichting Reclassering Nederland te 's-Gravenhage en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven.
Verstrekt aan deze instelling opdracht om aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1.00 STK Pistool Kl:zwart BALLETJES chrome loop.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] terzake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.752,- (tweeduizend zevenhonderdtweeënvijftig euro) bestaande uit immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 21 december 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], een bedrag te betalen van € 2.752,- (tweeduizend zevenhonderdtweeënvijftig euro) bestaande uit immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 37 (zevenendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 21 december 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] terzake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.850,- (eenduizend achthonderdvijftig euro) bestaande uit immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 21 december 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van € 1.850,- (eenduizend achthonderdvijftig euro) bestaande uit immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 28 (achtentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 21 december 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [bedrijf] terzake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.500,- (eenduizend vijfhonderd euro) bestaande uit materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [bedrijf], een bedrag te betalen van € 1.500,- (eenduizend vijfhonderd euro) bestaande uit materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 (vijfentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 21 december 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. L.F. Gerretsen-Visser,
mr. W.P.C.M. Bruinsma en mr. I.P.A. van Engelen, in bijzijn van de griffier mr. R.W. van Zanten.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 december 2011.