Rolnummer: 22-005557-10
Parketnummer: 11-023006-03
Datum uitspraak: 19 oktober 2011
VERSTEK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Dordrecht van 19 augustus 2003 in de strafzaak tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren op 16 mei 1945 te [geboorteplaats],
[adres] (België).
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
19 oktober 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder
1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
[naam] B.V. (Uitgaans Centrum "[naam]"), tezamen en in vereniging met één (of meer) ander(en), althans alleen, op één (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 26 februari 1999 tot en met 4 februari 2002, te Gorinchem en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk één (of meer) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene Wet inzake rijksbelastingen, te weten één (of meer) aangifte(n) Loonbelasting / Premie volksverzekeringen (bijlage D/08, D/10 tot en met D/28, D/60, D/61, D/63 tot en met D/71, gevoegd in het dossier van de FIOD-ECD met het nummer [nummer]), ten name gesteld van [naam] B.V. (Uitgaans Centrum "[naam]"), betrekking hebbend op één (of meer) aangiftetijdvak(ken) van de maanden januari 1999, maart 1999 tot en met juli 2000, september 2000 tot en met november 2000, januari 2001, februari 2001, april 2001 tot en met december 2001, onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of heeft doen doen, immers heeft/hebben [naam]B.V. (Uitgaans Centrum "[naam]") en/of haar mededader(s), (telkens) opzettelijk op het/de bij/aan de Belastingdienst (Ondernemingen Gorinchem) ingeleverde en/of toegezonden aangiftebiljet(ten) een te laag bedrag aan (totaal) te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen vermeld en/of doen vermelden, terwijl het/de feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven;
tot welk(e) bovenomschreven feit(en) verdachte, (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
Hij, tezamen en in vereniging met één (of meer) ander(en), althans alleen, op één (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 26 februari 1999 tot en met 4 februari 2002, te Gorinchem en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk één (of meer) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene Wet inzake rijksbelastingen, te weten één (of meer) aangifte(n) Loonbelasting / Premie volksverzekeringen (bijlage D/08, D/10 tot en met D/28, D/60, D/61, D/63 tot en met D/71, gevoegd in het dossier van de FIOD-ECD met het nummer [nummer]), ten name gesteld van [naam] B.V. (Uitgaans Centrum "[naam]"), betrekking hebbend op één (of meer) aangiftetijdvak(ken) van de maanden januari 1999, maart 1999 tot en met juli 2000, september 2000 tot en met november 2000, januari 2001, februari 2001, april 2001 tot en met december 2001, onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of heeft doen doen, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) opzettelijk op het/de bij/aan de Belastingdienst (Ondernemingen Gorinchem) ingeleverde en/of toegezonden aangiftebiljet(ten) een te laag bedrag aan (totaal) te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen vermeld en/of doen vermelden, terwijl het/de feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering, alsmede omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, nu de verdachte de kwaliteit van aangifteplichtige ontbeert.
Derhalve behoort de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
[naam] B.V. (Uitgaans Centrum "[naam]"), in de periode van 26 februari 1999 tot en met 4 februari 2002, te Gorinchem, meermalen, opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene Wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften Loonbelasting / Premie volksverzekeringen, ten name gesteld van [naam] B.V. (Uitgaans Centrum "[naam]"), betrekking hebbend op aangiftetijdvakken van de maanden januari 1999, maart 1999 tot en met juli 2000, september 2000 tot en met oktober 2000, januari 2001, februari 2001, april 2001 tot en met december 2001, onjuist en onvolledig heeft gedaan, immers heeft [naam] B.V. (Uitgaans Centrum "[naam]"), telkens opzettelijk op de aan de Belastingdienst (Ondernemingen Gorinchem) toegezonden aangiftebiljet ten een te laag bedrag aan (totaal) te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen vermeld, terwijl de feit en telkens ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven;
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven.
meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich – als feitelijk leidinggever - gedurende een aantal jaren schuldig gemaakt aan het doen van onjuiste aangiften voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen. Door aldus te handelen is te weinig belasting afgedragen en zijn de overheid en de samenleving benadeeld.
Het hof constateert voorts dat de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, nu uit de inhoud van het dossier niet kan worden vastgesteld dat door het Openbaar Ministerie is getracht de verstekmededeling van het vonnis in eerste aanleg binnen een jaar na het wijzen van het vonnis rechtsgeldig te betekenen. Het hof is evenwel van oordeel dat deze schending, gelet op de na te melden aan de verdachte op te leggen straf, voldoende is gecompenseerd met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op genoemde verdragsbepaling.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. J. Borgesius,
mr. M. Mees en dr. G.J. Fleers, in bijzijn van de griffier mr. S.N. Keuning.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 oktober 2011.
Mr. M. Mees en dr. G.J. Fleers zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.