Rolnummer: 22-003919-10
Parketnummer: 11-711379-09
Datum uitspraak: 20 oktober 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Dordrecht van 19 november 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
[adres]
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
6 oktober 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat aan de verdachte zich eerst op 7 juli 2010 een omstandigheid heeft voorgedaan (een telefonisch onderhoud met de officier van justitie) op grond waarvan kan worden aangenomen dat hij op de hoogte was van de uitspraak van de politierechter van 19 november 2009. Vervolgens heeft de verdachte - blijkens een akte rechtsmiddel - op 20 juli 2010 hoger beroep ingesteld tegen dat vonnis. De verdachte is mitsdien ontvankelijk in het ingestelde hoger beroep.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder
1 primair en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. Voorts is een beslissing gegeven omtrent de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij en met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, als nader in het vonnis omschreven.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 29 april 2009 te Oud-Beijerland met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Beneden Molendijk, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het slaan en/of stompen in het gezicht van genoemde [slachtoffer 1];
1. subsidiair
hij op of omstreeks 29 april 2009 te Oud-Beijerland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]) in het gezicht heeft geslagen en/of gestompt, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
(ter berechting gevoegd 710241/09)
hij op of omstreeks 30 december 2007 te Heinenoord, gemeente Binnenmaas, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes getoond en/of (daarbij) dreigend de woorden toegevoegd
- naar genoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]: "Ik snijd je keel door!" en/of "Ik maak je dood!" en/of "Kom, we gaan het nu uitvechten!" en/of "Ik snijd jullie allemaal open!" en/of
- naar genoemde [slachtoffer 4]: "Roep die kankerturk, anders snijd ik je open!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 29 april 2009 te Oud-Beijerland anderen, op of aan de openbare weg, de Beneden Molendijk, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het stompen in het gezicht van genoemde [slachtoffer 1];
2.
hij op 30 december 2007 te Heinenoord, gemeente Binnenmaas, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en[slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes getoond en daarbij dreigend de woorden toegevoegd
- naar genoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]: "Ik snijd je keel door!" en "Ik maak je dood!" en "Kom, we gaan het nu uitvechten!" en "Ik snijd jullie allemaal open!" en
- naar genoemde [slachtoffer 4]: "Roep die kankerturk, anders snijd ik je open!".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging en ter zake van het onder 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, waarvan 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde en van de verdachte
Ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde is ter terechtzitting in hoger beroep zowel van de zijde van de verdachte als van de zijde van het openbaar ministerie betoogd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer en derhalve dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op grond van de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is naar ’s hofs oordeel komen vast te staan dat de verdachte door Y. werd vastgepakt, dat de jas van de verdachte over zijn hoofd werd getrokken en dat hij door enkele personen, behorende bij de groep van Y., werd geslagen en geschopt. Vervolgens heeft de verdachte zijn jas over zijn hoofd uitgetrokken en is om zich heen gaan slaan en daarbij heeft hij de aangeefster [slachtoffer 1] – die eveneens behoorde tot de groep van Y. - in het gezicht geslagen.
Het hof overweegt hieromtrent dat aannemelijk is geworden dat het handelen van de verdachte onder die omstandigheden geboden was ter verdediging tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van zijn lijf. Naar het oordeel van het hof komt de verdachte
- overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - dan ook een beroep op noodweer toe en dient hij ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde feit te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Met betrekking tot het onder 2 bewezen verklaarde is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van meerdere personen met een mes.
Dergelijke feiten worden over het algemeen door degenen die zijn bedreigd en degenen die daarvan getuige zijn geweest als buitengewoon beangstigend ervaren.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 23 september 2011, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens het plegen van geweldsdelicten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te begaan.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 1.050,-, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In eerste aanleg is de vordering toegewezen tot een bedrag van € 150,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Blijkens een Voegingsformulier hoger beroep d.d.
28 november 2010 heeft de benadeelde partij zich opnieuw gevoegd tot een bedrag van € 1.050,-, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde wordt ontslagen van alle rechtsvervolging, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde zoals hiervoor overwogen heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer 1], in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mr. R.M. Bouritius,
mr. C.J. van der Wilt en mr. W.J. van Boven, in bijzijn van de griffier mr. C.J.A. Sabatier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 oktober 2011.
mrs. C.J. van der Wilt en W.J. van Boven zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.