ECLI:NL:GHSGR:2011:BU8532

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-001959-11
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke uitvoer van heroïne en cocaïne en onbevoegd wapenbezit

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 14 september 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Turkije en thans gedetineerd, is beschuldigd van de opzettelijke uitvoer van ruim anderhalve kilo heroïne en bijna 90 gram cocaïne vanuit Nederland naar Frankrijk, evenals het onbevoegd voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen deze drugs heeft uitgevoerd en daarbij een organiserende rol heeft gespeeld. De verdachte is eerder in Frankrijk veroordeeld voor soortgelijke delicten, wat het hof heeft meegewogen in de strafmaat. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft ook gelast dat het in beslag genomen geldbedrag van € 2.060,- aan de verdachte wordt teruggegeven. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij het hof zich niet kon verenigen met het eerdere vonnis van de rechtbank.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001959-11
Parketnummers: 10-700191-10 en 10-691324-09
Datum uitspraak: 14 september 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 5 april 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1970,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in PI Rijnmond - Gev. De IJssel te Krimpen aan den IJssel.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
31 augustus 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het bij inleidende dagvaarding met parketnummer 10-691324-09 onder 2 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het bij inleidende dagvaarding met parketnummer 10-700191-10 onder 1 primair en 2 tenlastegelegde alsmede het bij inleidende dagvaarding met parketnummer 10-691324-09 onder 1 – in het onderstaande vernummerd tot 3 - tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van voorarrest. Ten aanzien van het inbeslaggenomen geldbedrag is de teruggave aan de verdachte gelast.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak van het bij inleidende dagvaarding met parketnummer
10-691324-09 onder 2 tenlastegelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Het hof heeft de feiten die in de inleidende dagvaardingen zijn opgenomen – voor zover in hoger beroep nog aan de orde - van een doorlopende nummering voorzien. Het zal die nummering in dit arrest verder aanhouden. Aan de verdachte is aldus tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 03 juni 2010 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 9968,70 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of ongeveer 89,6 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
immers is/zijn/heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk
- vanuit Frankrijk in een (personen)auto (met Duits kenteken) naar Nederland gereisd en/of (vervolgens) die (personen)auto (met Duits kenteken) in Rotterdam geparkeerd, en/of
- (vervolgens) in Rotterdam die cocaïne en/of heroïne aangeschaft, en/of
- (vervolgens) die cocaïne en/of heroïne in een (personen)auto (met Nederlands kenteken) richting Frankrijk, althans Venlo, laten vervoeren en/of (vervolgens) met die (personen)auto (met Duits kenteken) achter voornoemde (personen)auto (met Nederlands kenteken) is aangereden;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 juni 2010 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 9968,70 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of ongeveer 89,6 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 30 juni 2010 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1, categorie III onder 1,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk [naam], type Spec. Ausf., kaliber 7.65 mm, en/of de daarbij behorende munitie, te weten zeven, althans een of meer kogelpatronen van het kaliber 7.65 mm, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 21 december 2009 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 15 pillen, althans ongeveer 5,73 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of MDEA, zijnde MDMA en/of MDEA (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 03 juni 2010 te Rotterdam tezamen en in vereniging met opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet 1523,90 gram van een materiaal bevattende heroïne en 89,6 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne middelen als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I,
immers hebben verdachte en zijn mededaders opzettelijk
die cocaïne en/of heroïne in een personenauto met Nederlands kenteken richting Frankrijk vervoerd en met een personenauto met Duits kenteken achter voornoemde personenauto met Nederlands kenteken aangereden;
2.
hij op 30 juni 2010 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1, categorie III onder 1o, van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3o, van die wet in de vorm van een pistool van het merk [naam], type Spec. Ausf., kaliber 7.65 mm, en de daarbij behorende munitie, te weten zeven kogelpatronen van het kaliber 7.65 mm, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 21 december 2009 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 15 pillen van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de opzettelijke uitvoer – in de zin van artikel 1, vijfde lid, van de Opiumwet - van ruim anderhalve kilo heroïne en bijna 90 gram cocaïne vanuit Nederland richting Frankrijk. Indien deze harddrugs niet zouden zijn onderschept, zouden de verdachte en zijn mededaders doelbewust een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan het op de – buitenlandse - markt brengen daarvan. Voorts is ten laste van de verdachte bewezen verklaard dat hij ongeveer een half jaar daarvoor opzettelijk 15 pillen bevattende MDMA aanwezig heeft gehad.
Het is algemeen bekend dat het gebruik van dergelijke verdovende middelen de criminaliteit bevordert en de volksgezondheid bedreigt. Het bewezenverklaarde handelen van de verdachte is maatschappelijk gezien dan ook onaanvaardbaar en rechtvaardigt een forse strafrechtelijke sanctie.
Tevens heeft de verdachte onbevoegd een vuurwapen en daarbij horende munitie voorhanden gehad. Gezien de gevaarsaspecten van onbevoegd wapenbezit dient ook dit streng te worden bestraft.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf
houdt het hof er tevens rekening mee dat de verdachte bij de onder 1 bewezenverklaarde uitvoer van harddrugs een organiserende en leidende rol heeft gespeeld.
Het hof houdt ten nadele van de verdachte voorts rekening met het gegeven dat hij blijkens het hem betreffende uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 augustus 2011 eerder in Frankrijk al tweemaal onherroepelijk tot aanzienlijke vrijheidsstraffen is veroordeeld wegens door hem begane drugsdelicten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft kunnen weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
Het hof zal – overeenkomstig hetgeen in de vordering van de advocaat-generaal besloten ligt – gelasten dat het in beslag genomen geldbedrag van € 2.060,- aan de verdachte dient te worden teruggegeven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven geldbedrag van € 2.060,-.
Dit arrest is gewezen door mr. D.J.C. van den Broek,
mr. L.A.J.M. van Dijk en mr. I.P.A. van Engelen, in bijzijn van de griffier mr. S.N. Keuning.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 september 2011.