ECLI:NL:GHSGR:2011:BU8538

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-006502-09
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A.H. de Wild
  • C.M. le Clercq-Meijer
  • N.C. van Bellen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 6 oktober 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een slachtoffer door met zijn auto op deze in te rijden. De tenlastelegging omvatte verschillende varianten van opzet, waaronder voorwaardelijk opzet, maar het hof oordeelde dat het opzet niet bewezen kon worden. De verdachte had aangevoerd dat hij per ongeluk tegen de scooter van het slachtoffer was aangereden, omdat hij de versnelling van zijn auto niet goed had ingesteld. Het hof achtte het niet uitgesloten dat de aanrijding het gevolg was van een vergissing en dat de verdachte niet met opzet handelde. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Daarnaast werd de benadeelde partij, die een schadevergoeding had gevorderd, niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken. Dit arrest is gewezen na onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het hoger beroep, waarbij de advocaat-generaal een werkstraf had gevorderd en de vordering van de benadeelde partij had ondersteund. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-006502-09
Parketnummer: 10-653243-08
Datum uitspraak: 6 oktober 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van
1 december 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1947,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
22 september 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. Tevens vordert hij dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen tot een bedrag van EUR 714,77 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken, met aftrek van voorarrest en een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. Tevens is de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van EUR 714,77 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 26 augustus 2008 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een (personen)auto (met kracht, in elk geval met hoge, althans aanzienlijke snelheid) op die [slachtoffer] is ingereden en/of tegen de bromfiets van die van [slachtoffer] is aangereden en/of die bromfiets (vervolgens) (naar achteren) heeft geduwd/gedrukt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 26 augustus 2008 te Rotterdam
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend als bestuurder van een (personen)auto (met kracht, in elk geval met hoge, althans aanzienlijke snelheid) op die [slachtoffer] is ingereden en/of tegen de bromfiets van die van [slachtoffer] is aangereden en/of die bromfiets (naar achteren) heeft geduwd/gedrukt;
meer subsidiair:
hij op 26 augustus 2008 in Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een bromfiets, in ieder geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door tegen de bromfiets van die Van [slachtoffer] aan te rijden en/of die bromfiets (naar achteren) te duwen/drukken;
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de auto waarin hij reed een automatische versnelling heeft en dat hij, na tegenover de scooterrijder tot stilstand te zijn gekomen, uit wilde stappen om met deze scooterrijder te gaan praten.
Hierbij liet hij kennelijk de versnelling per ongeluk in “drive” staan, waardoor de auto toen hij zijn voet van het rempedaal haalde naar voren schoot en een aanrijding veroorzaakte met de scooter van [slachtoffer].
De verdachte ontkent met opzet tegen de scooter te zijn aangereden.
Gelet op de in het dossier aanwezige stukken en verklaringen acht het hof het niet uitgesloten dat door het loslaten van het rempedaal de auto van de verdachte inderdaad naar voren is geschoten en tegen de scooter van
[slachtoffer] is aangereden. Dat een dergelijke vergissing zou inhouden dat de verdachte daarmee de aanmerkelijke kans op een aanrijding willens en wetens heeft aanvaard, zoals door de advocaat-generaal subsidiair is aangevoerd, is naar het oordeel van het hof een onjuiste rechtsopvatting.
Het hof acht de opzet op de ten laste gelegde gedragingen – ook in voorwaardelijke zin – derhalve niet bewezen.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële –en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte meer subsidiair ten laste gelegde, tot een bedrag van EUR 1.164,77.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van 714,77.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte deels betwist.
Nu de verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer], in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door mr. A.H. de Wild,
mr. C.M. le Clercq-Meijer en mr. N.C. van Bellen, in bijzijn van de griffier M. van der Mark.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 6 oktober 2011.
De raadsheer Van Bellen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.