ECLI:NL:GHSGR:2011:BU8564

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-003293-10
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door meerdere personen in woning van hoog bejaarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 25 november 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in Joegoslavië in 1972, werd beschuldigd van diefstal in vereniging. De feiten vonden plaats op 24 februari 2010, toen de verdachte samen met mededaders de woning van twee hoog bejaarden binnendrongen en een portemonnee met contant geld stalen. Tijdens de rechtszitting heeft de raadsvrouw van de verdachte betoogd dat er geen bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal. Het hof heeft echter vastgesteld dat de getuigenverklaringen van K. en [slachtoffer] de betrokkenheid van de verdachte ondersteunen. De verdachte werd gezien in de nabijheid van de woning en vluchtte samen met de mededaders toen zij werden aangesproken door de getuige. Het hof oordeelde dat de verklaring van de verdachte over haar aanwezigheid in de buurt van de woning ongeloofwaardig was, omdat zij geen details kon geven over de advertentie die zij op Marktplaats had gezien. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 weken en een werkstraf van 120 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft geen rekening gehouden met de beweringen van de verdachte over mishandeling door familieleden van de slachtoffers, omdat deze niet aannemelijk waren gemaakt. De uitspraak is gedaan in het kader van de strafrechtelijke procedure en is gebaseerd op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003293-10
Parketnummer: 09-630082-10
Datum uitspraak: 25 november 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 10 juni 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Joegoslavië) in het jaar 1972,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 24 juni 2011 en 11 november 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes weken, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 24 februari 2010 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één portemonnee (inhoud: 3 x E.50,-), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
subsidiair
zij op of omstreeks 24 februari 2010 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen [adres] en in gebruik bij [slachtoffer], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte en/of haar mededader(s).
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 24 februari 2010 te Leiden tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één portemonnee (inhoud: 3 x E.50,-), toebehorende aan een ander dan aan verdachte en haar mededaders.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte – overeenkomstig de door haar overgelegde en aan het proces-verbaal gehechte pleitnotities – betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Daartoe heeft zij aangevoerd dat er geen link bestaat tussen de verdachte en de andere personen die de getuige
K. in het trappenhuis heeft gezien. Volgens de raadsvrouw is de verdachte wel in de buurt geweest van de woning van aangevers en heeft zij inderdaad aangebeld bij een woning, maar dat was omdat zij via Marktplaats een advertentie had gezien voor beeldjes die zij wilde gaan kopen.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting en de gebezigde bewijsmiddelen gaat het hof uit van de volgende feiten en omstandigheden. De getuige K. verblijft op 24 februari 2010 in een woning die middels een babyfoon in verbinding staat met de nabijgelegen woning van haar grootouders op de [straat] te Leiden. Wanneer K. rond 19.30 uur over de babyfoon vreemde stemmen in de woning van haar grootouders hoort, waarbij zij één van de stemmen hoort zeggen “zo, bent u ziek”, rent zij naar de woning van haar grootouders. Daar ziet zij op de trap in de portiek twee vrouwen en één man staan. Wanneer zij wat verder de trap op loopt, ziet zij aan de binnenzijde van de deuropening van de woning van haar grootouders de verdachte staan. Als zij de personen in de portiek en de verdachte vervolgens aanspreekt, schrikken zij en lopen zij alle vier langs haar heen richting de uitgang van de portiek. Eenmaal buiten rennen zij alle vier meteen weg. Hierop zet [slachtoffer] de achtervolging in en weet zij de verdachte aan te houden. Tijdens de achtervolging ziet K. dat de voorste persoon (de man) in eerste instantie een zijstraat in wil rennen in de richting van een geparkeerde auto. De man bedenkt zich echter en rent toch door, waarbij hij iets roept naar de drie vrouwen die achter hem aan rennen.
De verklaring van K. wordt ondersteund door de verklaring van [slachtoffer], die tijdens de achtervolging drie vrouwen en één man vanuit de richting van de portiek van aangevers op de [straat] naar de Meerhof ziet lopen en vervolgens samen met K. achter deze personen aangaat, waarna de personen linksaf rennen, de Telderskade op.
Bovendien wordt de verklaring van K. ondersteund door de verklaring van haar grootmoeder H., die op 24 februari 2010 rond 19.30 uur hoort dat haar echtgenoot in de hal bij de voordeur met iemand een gesprek voert, vervolgens een voor haar onbekende vrouw in de woonkamer aan haar bed ziet staan en deze onbekende vrouw tegen haar hoort zeggen “Bent u ziek.” H. ziet bovendien een andere vrouw staan in de deuropening van de hal naar de woning en zij hoort een hoop geluiden in de hal. Beide vrouwen zijn slechts kort binnen.
Gelet op het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof is van oordeel dat de verdachte hoorde bij de drie andere personen in de portiek, nu zij met deze personen is aangetroffen en samen met hen is weggevlucht.
Daarnaast acht het hof de verklaring van de verdachte, dat zij daar alleen was om beeldjes te kopen die voor circa € 80,- op internet stonden aangeboden, ongeloofwaardig. De verdachte heeft immers niets kunnen verklaren over de advertentie die zij op internet heeft zien staan, over het adres waar zij moest zijn en over haar treinreis van Capelle aan den IJssel naar Leiden.
Het hof verwerpt het verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes weken, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich tezamen met haar mededaders schuldig gemaakt aan diefstal door op geraffineerde wijze de woning van twee hoog bejaarden binnen te komen en uit deze woning een portemonnee te stelen. Dit is een zeer ernstig en laf feit, dat naast onrustgevoelens financiële schade voor de slachtoffers met zich mee brengt.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 31 oktober 2011, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Dat heeft haar er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Naar oordeel van het hof rechtvaardigt het feit in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals is gevorderd door de advocaat-generaal. Het hof zal evenwel – gelet op de zorg die de verdachte als alleenstaande moeder over vier (minderjarige) kinderen heeft – een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf alsmede een geheel onvoorwaardelijke werkstraf van na te melden duur opleggen.
Het hof heeft bij de strafoplegging geen rekening gehouden met de – volgens de verdachte hardhandige - wijze waarop familieleden van de slachtoffers de verdachte zouden hebben vastgehouden in afwachting van de komst van de politie. De verdachte heeft aangifte van mishandeling gedaan bij de politie, waarna de officier van justitie heeft besloten de familieleden ter zake niet te vervolgen.
Nog daargelaten dat het hier geen vormverzuim betreft in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering, is het gelet op de verklaringen van K. en [slachtoffer] - die bij de aanhouding waren betrokken - niet aannemelijk geworden dat er tijdens de aanhouding van de verdachte buitensporig veel geweld is toegepast. Blijkens deze verklaringen is de verdachte wel vastgehouden, maar is zij niet geslagen, zoals de verdachte stelt.
Bovendien heeft de verdachte haar stelling betreffende de verwondingen die zij tijdens de aanhouding zou hebben opgelopen niet onderbouwd met medische gegevens, hoewel zij wel heeft verklaard dat zij een arts heeft bezocht in verband met deze verwondingen. Het hof verwerpt derhalve het verweer betreffende de hardhandige aanhouding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
8 (acht) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren,
indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren werkstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. A.L.J. van Strien,
mr. T.L Tan en mr. M. Jongeneel-van Amerongen, in bijzijn van de griffier mr. N.N.D. Bos.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 november 2011.
mr. M. Jongeneel-van Amerongen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.