ECLI:NL:GHSGR:2011:BU8665

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.067.709
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Labohm
  • A. Dusamos
  • J. Stollenwerck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing incidentele vordering inzake inzage financiële gegevens in echtscheidingsprocedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 6 december 2011 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door de vrouw tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De vrouw had in eerste aanleg een vordering ingesteld en was in hoger beroep gekomen van het vonnis van 3 maart 2010. In het hoger beroep heeft de vrouw drie grieven geformuleerd en een incidentele vordering ingesteld op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Deze vordering was gericht op het verkrijgen van inzage in financiële gegevens van de man, die volgens de vrouw opzettelijk waren verzwegen bij de verdeling van de gemeenschap van goederen na de ontbinding van hun huwelijk.

De vrouw stelde dat zij rechtmatig belang had bij de officiële bescheiden van de saldi van alle bankrekeningen en beleggingen op de datum van de ontbinding van het huwelijk. Het hof heeft echter geoordeeld dat de vordering van de vrouw niet voldeed aan de eisen van artikel 843a Rv, omdat het niet ging om inzage of afschrift van bepaalde bescheiden, maar om een verzoek om rekening en verantwoording over een lange periode. Het hof concludeerde dat een dergelijke vordering niet past binnen het stelsel van de wet.

Daarom heeft het hof de incidentele vordering van de vrouw afgewezen en de zaak verwezen naar de rol voor memorie van antwoord aan de zijde van de man, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden. Deze uitspraak is gedaan door de rechters M. Labohm, A. Dusamos en J. Stollenwerck en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector civiel
Zaaknummer : 200.067.709
Zaak- rolnummer Rechtbank : 238182 / HA ZA 05-1353
arrest van 6 december 2011
inzake
[A],
wonende te [gemeente],
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. U. Altintas-Gümüs, te Rotterdam
tegen
[B],
wonende te [gemeente R],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. W.H.P. de Jongh, te Roosendaal .
1. Het geding
Bij exploot van 1 juni 2010 is de vrouw in hoger beroep gekomen van het vonnis van 3 maart 2010 van de rechtbank Rotterdam tussen de partijen gewezen.
Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de rechtbank daaromtrent in het bestreden vonnis heeft vermeld.
Bij memorie van grieven heeft de vrouw drie grieven geformuleerd, haar eis vermeerderd en een incidentele vordering ex art 843 A Rv ingesteld.
De man heeft niet op de incidentele vordering van de vrouw geantwoord.
De vrouw heeft haar procesdossier aan het hof overgelegd en in het incident om arrest gevraagd.
2. Beoordeling van de incidentele vordering
De vrouw stelt dat zij heeft aangetoond dat de man het vermogen bij de [D bank] bank, [F bank] bank, beleggersbank [C bank] en bij beleggingsmaatschappij [G maatschappij] bij de verdeling van de gemeenschap tussen partijen opzettelijk heeft verzwegen. De vrouw heeft in deze rechtsverhouding tussen partijen derhalve een rechtmatig belang bij de officiële bescheiden van de saldi van alle bankrekeningen en beleggingen op de datum van de ontbinding van het huwelijk van partijen, welke officiële bescheiden reeds genoegzaam door de vrouw in deze memorie zijn bepaald.
De vrouw verzoekt het hof dan ook om de man te gebieden aan de vrouw alle inlichtingen en gegevens te verstrekken van alle bankrekeningen, beleggingen en overige vermogensbestanddelen aanwezig in het jaar 2002 tot en met de datum van de ontbinding van het huwelijk van partijen, alsmede de man te gebieden alle inlichtingen en gegevens te verstrekken van de saldi van de beleggerrekening bij [C bank] beleggerbank met rekeningnummer 742798038 (meer in het bijzonder de saldi van de beleggingsrekening en de beleggingsportefeuille), de rekening bij de [D bank] bank met rekeningnummer 26.31.72.759 / 770, de rekening bij de [D bank] bank met rekeningnummer 26.31.72.759 / 301, de rekening bij de [D bank] bank met rekeningnummer 501-5005644- 11, de rekening bij de [D bank] met rekeningnummer 501-4000021 – 84 / 770, de rekening bij de [D bank] bank met rekeningnummer 320-0854780-86, de rekening 0742798038 bij de [E bank] Bank, de rekening bij de [F bank] met rekeningnummer 48.34.50.332, de rekening bij de [F bank] met rekeningnummer 61.41.78.215, de waarde van de belegging in de beleggingsmaatschappij [G maatschappij] met nummer 0010t0170.
Tevens verzoekt de vrouw de man te gebieden bescheiden te overleggen van verzekeringsmaatschappijen of organen, in ieder geval bescheiden van Fortis, waaruit blijkt welke aanspraken op ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen de man heeft opgebouwd, met tevens opgaaf van de hoogte van de aanspraken die de vrouw daaruit jegens de man kan ontlenen per datum ontbinding van het huwelijk of een datum die voornoemde datum nadert.
Het hof overweegt als volgt. De bijzondere exhibitieplicht van 843 a BW betreft de inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden. In het onderhavige geval vraagt de vrouw aan de man alle inlichtingen en gegevens met betrekking een groot aantal financiële gegevens over een periode van 2002 tot datum ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap. Naar het oordeel van het hof voldoet de vordering van de vrouw niet aan het gestelde van 843 a Rv maar komt de vordering van de vrouw er op neer dat de man aan de vrouw rekening en verantwoording dient te verstrekken over de periode van 2002 tot en met ontbinding van het huwelijk. Een dergelijke vordering past niet binnen het stelsel van de wet.
3. Beslissing
Het hof:
wijst de incidentele vordering van de vrouw af;
verwijst de zaak naar de rol voor memorie van antwoord aan de zijde van de man;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Labohm, Dusamos en Stollenwerck en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 december 2011 in aanwezigheid van de griffier.