GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector civiel
arrest d.d. 27 september 2011
[de man],
wonende te [gemeente],
eiser in de herroepingsprocedure,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. C.J.M. Stubenrouch te Rotterdam,
[de vrouw],
wonende te [gemeente],
gedaagde in de herroepingsproccedure,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. A.M.M. Hompus te Rotterdam
Bij arrest van 7 juni 2011 van dit hof is een comparitie van partijen gelast. Deze heeft plaatsgevonden op 30 juni 2011. Verschenen zijn de man, bijgestaan door mr W.J. van Leeuwen, en de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. Mr van Leeuwen voornoemd heeft aantekeningen ten behoeve van de comparitie van partijen overgelegd. Van het verhandelde ter comparitie is proces-verbaal opgemaakt. Na afloop van de comparitie heeft de raadsheer-commissaris aangegeven in deze herroepingszaak geen aanleiding te zien voor repliek en dupliek, nu zulks niet noodzakelijk is met het oog op artikel 19 Rv of met het oog op een goede instructie van de zaak (artikel 385 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering; hierna Rv, j.o. artikel 132 Rv).
Partijen hebben na afloop van de comparitie hun procesdossiers overgelegd en arrest gevraagd.
Verdere beoordeling van het hoger beroep
1. De man vordert op de voet van artikel 382 e.v. Rv. herroeping van het arrest van 19 augustus 2009 van dit hof, waarbij de vonnissen van de rechtbank Rotterdam tussen partijen op 19 december 2007 en 14 mei 2008 gewezen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zijn bekrachtigd. In eerstgenoemd vonnis heeft de rechtbank de verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap vastgesteld en de man veroordeeld ten titel van overbedeling aan de vrouw te betalen tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 5.113,12 te vermeerderen met een bedrag van € 51.571,38 wegens te verrekenen bedragen. Voorts is de man veroordeeld aan de vrouw te voldoen een vergoeding van € 400,- per maand ter zake van het gebruik en de bewoning van de gezamenlijke woning, gelege[straat]at] te [gemeente], zulks met ingang van 4 maart 2003 tot de datum van het verlijden van de notariële akte van levering van deze woning aan de man
2. De man baseert zijn vordering tot herroeping op bedrog door de vrouw in het geding gepleegd. Volgens hem is evident dat de vrouw essentiële feiten heeft verzwegen of verdraaid, die tot een voor de vrouw gunstigere afloop van de procedure hebben geleid. De man doelt daarbij op (1) de hypotheek op de woning van[straat]at] te [gemeente], (2) de hypotheek op de woning van de vrouw, [straat 1] te [gemeente], (3) de gang van zaken rond het appartement [straat 2] te [gemeente] en (4) de overlijdensriscioverzekering.
3. Het hof zal allereerst beoordelen of de voor herroeping aangevoerde grond juist is.
Hypotheek op de woning van[straat]at]
4. Volgens de man heeft hij op 9 november 2009 getracht een hypotheek te verkrijgen op deze woning. Zijn notaris stuitte daarbij echter op een eerdere hypotheek, die nog op zijn wonin[straat]at] rustte. Volgens de man heeft de vrouw ten overstaan van de rechter aangegeven dat de hypotheek op de woning van de man volledig was afgelost door haar. Op basis van deze verklaring heeft de rechtbank, hetgeen door het hof vervolgens is bekrachtigd, de man veroordeeld tot betaling aan de vrouw van een gebruiksvergoeding ad € 400, - per maand vanaf 3 maart 2003 tot de datum van het verlijden van de notariële akte van levering van de woning aan de man, aangezien hij kosteloos in de woning zou wonen.
5. Indien de rechter tijdens de procedure weet had gehad van de juiste feiten, was naar alle waarschijnlijkheid de hypotheekschuld voor rekening van de man gekomen, aldus de man. Zodoende zou deze hypotheekschuld ad € 40.840,- in mindering zijn gebracht op het te betalen bedrag van de man aan de vrouw. Tevens zou de man dan geen gebruikers-vergoeding verschuldigd zijn, omdat hij in dit geval niet kosteloos in de woning zou wonen. De man is zodoende benadeeld doordat de vrouw niet de juiste feiten heeft verteld ten overstaan van de rechter. De man zou immers de voorkeur hebben gegeven aan het zelf inlossen van de hypotheekschuld in verband met de aftrekbaarheid van de hypotheekrente. Bovendien is het voor de man, nu de hypotheek door de vrouw is ingelost, heel moeilijk, zo niet onmogelijk om in de huidige economische crisis een nieuwe hypotheek te krijgen.
6. Volgens de vrouw miskent de man het onderscheid tussen enerzijds een hypotheekschuld die bij een bepaalde woning hoort en anderzijds de hypothecaire inschrijving die op een bepaalde woning rust. Hij is er zeer wel mee bekend dat de hypotheekschuld ter zake van d[straat]at] in circa 5 jaar na de aankoop van de woning is afgelost. De vrouw verwijst in dat verband naar de akte na comparitie van partijen d.d. 24 november 2005, pagina 6, waarin de man dit zelf verklaart. Zij verwijst in dat verband ook naar de aangiften Inkomstenbelasting van de man over de jaren 1999, 2000 en 2001, waarin geen aftrek in verband met hypotheekrente voor deze (echtelijke) woning is opgevoerd. De wonin[straat]at] is nadien alleen als onderpand belast met een hypothecaire inschrijving tot meerdere zekerheid voor de lening die partijen gezamenlijk en hoofdelijk zijn aangegaan ten behoeve van het appartement aan de [straat 1]. De wonin[straat]at] was dus wel belast met een zekerheidsrecht, maar niet voor een schuld in verband met die woning. De hypotheek drukte uiteindelijk niet[straat]] De man wist dat althans had dat kunnen weten. Daarmee blijft ook de toegewezen gebruiksvergoeding onverkort overeind, nu de man immers kosteloos in de feitelijk onbelaste woning woonde, aldus de vrouw.
7. Het hof overweegt als volgt. De man heeft in de procedure bij de rechtbank zelf gest[straat]at] werd omstreeks 1974 gekocht. De hypotheek is in circa 5 jaar afgelost. Daaruit blijkt haar spaargedrag”. Ook uit de overige in stukken uit het dossier dat voerde tot het arrest van het hof blijkt duidelijk de juistheid van relaas van de vrouw ten aanzien van de woning [straat] en de [straat 1]. Mitsdien staat vast dat de wonin[straat]at] ten tijde van de peildatum – 4 maart 2003 – weliswaar belast was met een hypotheekrecht, maar dat de door de man bedoelde hypothecaire schuld ten aanzien van de woning reeds enige tijd was afgelost. Het hof is daar in het arrest van 19 augustus 2009 dan ook terecht van uit gegaan. Derhalve is geen sprake van de situatie dat de vrouw essentiële feiten heeft verzwegen of verdraaid, die tot een voor de vrouw gunstigere afloop van de procedure hebben geleid, en bestaat in zoverre geen grond voor herroeping.
Hypothecaire geldlening Oudedijk 126 C
8. De Flexibel Krediet Hypotheek die op het pand de [straat 1] rust, blijkt achteraf geen hypotheek te zijn, maar een flexibel krediet, aldus de man. Uit het uittreksel van 16 november 2009 van het kadaster dat afgegeven is door Van Keulen & Stigter Notarissen, blijkt dat er geen hypotheek rust op voornoemd pand. Het bedrag van € 35.881,00 waar de vrouw over rept is gewoon een persoonlijke lening. Deze heeft zij noch in de gemeenschap ingebracht, noch heeft zij dit bedrag ten bate van het gezin besteed. Derhalve kan niet anders geconcludeerd worden dan dat de vrouw dit bedrag voor privédoeleinden heeft aangewend. Dit heeft tot gevolg dat de zogenaamde Flexibel Krediet Hypotheek ad € 35.881,00 buiten de verdeling had moeten blijven. Zulks is echter niet gebeurd, aldus de man.
9. Ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft de man zijn stellingen ten deze gewijzigd. Hij stelt dat hij heeft nimmer heeft geweten dat de vrouw een krediet heeft afgesloten. Hij is op de mededelingen van de vrouw afgegaan, dat er een hypotheek is afgesloten welke vervolgens is ingelost. Als de man had geweten dat voornoemde hypotheek niet was ingelost ten tijde van de gerechtelijke procedures, had de man het krediet kunnen laten “vollopen” toen hij aan het arrest van 19 augustus 2009 wilde voldoen.
10. De vrouw betwist de stellingen van de man integraal. De stelling van de man dat van een hypothecaire geldlening aangaande dit pand geen sprake was, is niet juist. Uit productie 5 en 6 bij de memorie van antwoord, welke ook in de eerdere procedure die voerde tot het arrest van het hof van 19 augustus 2009 zijn overgelegd, blijkt duidelijk dat partijen gezamenlijk in het kader van de levering van de [straat 1] op 20 oktober 1997 op dezelfde dag een hypothecaire geldlening voor de koopsom zijn aangegaan. De lening dient voor de aankoop van het pand [straat 1], terwijl de [straat] als zekerheid is meeverbonden. Het is dan ook terecht dat aan de vrouw de schuld ter zake de [straat 1] is toegedeeld, nu zij in het kader van de verdeling dit appartement verkrijgt, terwijl voorts de man d[straat]at] krijgt toegedeeld, zonder hypothecaire schuld. De vrouw heeft na de toedeling de hypotheekschuld die op de [straat 1] drukte afgelost. Als gevolg daarvan is de hypothecaire inschrijvi[straat]at] doorgehaald, aldus de vrouw.
11. Het hof overweegt als volgt. Het betoog van de man dat het bedrag van de Flexibel Krediet Hypotheek buiten de verdeling had moeten blijven faalt. De man ziet er aan voorbij dat ook schulden welk door de ene echtgenoot buiten medeweten van de andere echtgenoot zijn aangegaan – zo daarvan al sprake zou zijn: de vrouw heeft dat betwist - in de gemeenschap vallen. Daarbij is van belang dat de [straat 1] niet de echtelijke woning betrof. De stelling van de man omtrent het buiten zijn medeweten niet inlossen van de schuld door de vrouw is in deze herroepingzaak niet van belang. Relevant is slechts dat de vrouw terecht heeft gesteld dat de schuld ter zake van de Flexibel Krediet Hypotheek ten bedrage van € 35.881,00 bestond ten tijde van de verdeling. Zij is dus ook terecht door het hof in genoemd arrest van 19 augustus 2009 in de verdeling betrokken. Derhalve is naar het oordeel van het hof ook voor wat betreft de [straat 1] geen sprake van de situatie dat de vrouw essentiële feiten heeft verzwegen of verdraaid, die tot een voor de vrouw gunstigere afloop van de procedure hebben geleid, en bestaat geen grond voor herroeping.
De woning en de hypothecaire geldlening [straat 2]
12. De man stelt dat hij geen toestemming heeft gegeven voor de aankoop van het pand aan de [straat 2]. Evenmin heeft de man voor de aankoop en hypotheek getekend, hetgeen wel een vereiste is. Volgens de man heeft de vrouw de woning, anders dan zij bij de rechtbank heeft verklaard, niet voor de zoon van partijen, maar voor zichzelf gekocht. De woning had daarom buiten de verdeling moeten worden gehouden, aldus de man. Evenzo is ook de hypotheekschuld ter zake van deze woning ten onrechte in de verdeling betrokken.
13. De vrouw kan de man niet volgen waar hij stelt dat sprake is van een ten onrechte verrekende hypotheekschuld. De waarde van het pand en de daarbij behorende hypotheekschuld dienen wel degelijk in de verrekening te worden betrokken, hetgeen de rechtbank (en het hof) ook heeft gedaan, want beide behoorden tot de huwelijksgoederengemeenschap van partijen en zijn terecht aan de vrouw toegedeeld.
14. Het hof overweegt als volgt. Ook hier miskent de man dat de omstandigheid dat hij niet voor de aankoop van de woning en de hypotheek op de woning [straat 2] getekend heeft, niet meebrengt dat de woning en de schuld geen deel uitmaken van de huwelijksgoederengemeenschap. Derhalve zijn de waarde van het pand en de daarbij behorende hypotheekschuld door het hof in 2009 terecht in de verdeling betrokken. Van het verzwijgen of verdraaien van essentiële feiten door de vrouw is geen sprake. Derhalve vormt hetgeen de man te dien aanzien opwerpt geen grond voor herroeping. Hetgeen de man overigens in dit kader opwerpt met betrekking tot de vraag of de woning al dan niet door de zoon van partijen is bewoond is in het kader van de verdeling verder irrelevant.
Overlijdensrisicoverzekering (ABN AMRO Risicoverzekering met polisnummer [nummer])
15. Tot slot gaat de man nog in op de overlijdensrisicoverzekering (ABN AMRO Risicoverzekering met polisnummer [nummer]), welke verbonden is met de hypotheek die rust op het pand [straat 2]. De rechtbank overweegt in r.o. 5.10.2 van het vonnis van 19 december 2007 dat de door de vrouw betaalde premie van € 670,21 met per jaar met de man verrekend dient te worden. Uit de polis blijkt dat deze verzekering ten behoeve van beide partijen is afgesloten. Nu de vrouw deze premies heeft voldaan, zal dit met de man worden verrekend. Hij dient in dat kader een bedrag van € 1.340,42 te voldoen, aldus de rechtbank. De man stelt thans in het kader van de herroeping dat het polisblad noch de akte van verpanding is getekend door de man. De man heeft geen weet gehad van deze verzekering en stelt dat de vrouw zulks verzwegen heeft. De verzekering had daarom buiten de verdeling (hof: althans genoemde verrekening) moeten worden gehouden, aldus de man.
16. De vrouw herhaalt dat van bedrog geen sprake is. Zij heeft ook hier geen essentiële feiten verzwegen. Als de man het met de verrekening niet eens was, had hij dat in het hoger beroep, dat voerde tot het arrest van 19 augustus 2009, aan de orde moeten stellen.
17. Het hof overweegt als volgt. De man heeft volstrekt onvoldoende duidelijk gemaakt waarom voor wat betreft genoemde overlijdensrisicoverzekering sprake zou zijn van een grond voor herroeping. In de eerdere procedure, welke voerde tot het arrest waarvan thans herroeping wordt gevraagd, is de polis uitgebreid aan de orde gekomen en heeft de rechtbank beslist als gedaan in genoemde rechtsoverweging 5.10.2. Het enkele feite dat de man het met die overweging - thans - kennelijk niet eens is geen grond voor herroeping.
Tot slot
18. Het hof overweegt naar aanleiding van de comparitie van partijen nog het volgende. De man heeft ter gelegenheid daarvan doen opmerken dat van groot belang is dat de man gebrekkig onderwijs heeft genoten, te weten anderhalf jaar LBO, en hij door een ongeluk in het verleden ernstige hersenbeschadiging heeft, waarvan de vrouw weet heeft. Door deze hersenbeschadiging kan hij minder goed nadenken dan voorheen en gaan bepaalde zaken volledig aan hem voorbij. De vrouw heeft daarom alle financiële zaken op zich genomen. De man vertrouwde haar blindelings en tekende wanneer de vrouw hem dat verzocht. Het hof hecht er in dat verband aan op te merken dat hetgeen de man hier stelt geen grond voor herroeping is. Daar komt bij dat, zoals hierboven is overwogen, niet is komen vast te staan dat de vrouw in onderhavige zaak essentiële feiten heeft verzwegen of verdraaid, die tot een voor de vrouw gunstigere afloop van de procedure hebben geleid. Zij heeft in het kader van de verdeling niet alleen de man, maar ook de rechtbank en het hof in de (eerdere) procedure welke leidde tot het arrest van 19 augustus 2009, volledige openheid van zaken gegeven.
19. De conclusie is dat het hof de vordering tot herroeping zal afwijzen. Gezien het feit dat sprake is van ex-echtgenoten, zal het hof de proceskosten tussen partijen compenseren.
wijst de vordering tot herroeping af;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin dat de partijen ieder de eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door mrs. Kamminga, van Nievelt en Stollenwerck en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 september 2011 in aanwezigheid van de griffier.