Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Zaak-rolnummer rechtbank : 1186046 \ CV EXPL 10-76610
Arrest d.d. 27 december 2011 (bij vervroeging)
[appellant] ,
eiser in het incident,
NATIONAAL GRONDBEZIT B.V.,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
€ 794,68 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
Daarbij is [appellant] de volgende ‘terme de grace’ ex artikel 7:280 BW verleend:
“staat [appellant] toe om het totaal van de aan NG B.V.(hof: NGB)
verschuldigde bedragen, inclusief rente en kosten zoals hiervoor genoemd, naast de lopende huur, aan NG B.V. te betalen binnen één maand na de uitspraak van dit vonnis;”Voor het geval [appellant] niet binnen die gestelde termijn geheel aan zijn betalingsverplichtingen voldoet, heeft de kantonrechter de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden met ingang van de dag na afloop van deze termijn van één maand en [appellant] veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde, dit met veroordeling van [appellant] tot betaling van € 794,64 per maand met ingang van april 2011 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt.
De griffier heeft op 18 juli 2011 een afschrift van dit vonnis aan [appellant] gestuurd.
na het vonnisin plaats van op de dag
betekeningvan het vonnis. [appellant] heeft naar zijn zeggen het afschrift van het vonnis, dat de kantonrechter hem per post had moeten doen toekomen, nooit ontvangen. Hierdoor heeft hij pas bij de betekening van het vonnis op 24 augustus 2011 notie gekregen van de inhoud van het vonnis. De dag erop heeft hij meteen betaald. Toen was de ‘terme de grace’ al verstreken.
Volgens [appellant] is de ingangsdatum van de ‘terme de grace’ ten onrechte gekoppeld aan de vonnisdatum in plaats van aan het moment van betekening. Dit acht hij blijkens zijn memorie van grieven in strijd met de wet (artikel 231 lid 1 Rv in samenhang met artikel 430 lid 3 Rv), blijkens welke artikelen tenuitvoerlegging van een vonnis pas kan plaatsvinden na betekening van het vonnis. Bij pleidooi heeft [appellant] betoogd dat, bij gebreke van een uitputtende wettelijke regeling, dit voortvloeit uit ongeschreven regels van een goede procesorde. De kantonrechter had, aldus nog steeds [appellant] , aansluiting moeten zoeken bij de regels die ten grondslag liggen aan het executiestelsel. In ieder geval acht [appellant] de ingangsdatum van de ‘terme de grace’ in strijd met de ratio ervan, te weten het gunnen van een laatste kans. Ook al zou [appellant] overigens wel eerder het vonnis van de griffie ontvangen hebben, dan mocht hij ervan uitgaan dat NGB niet berustte in het vonnis zolang dit niet was betekend. Ook kon niet van hem gevergd worden dat hij zelfstandig de verschuldigde wettelijke rente zou berekenen, terwijl bovendien het vonnis onvoldoende is gemotiveerd. Tot slot meent [appellant] dat het uitvoering geven aan een juridische misslag NGB te verwijten valt.
bij in persoon procederende partijenvoortvloeit uit ongeschreven regels van een goede procesorde. Ook dit betoog wordt verworpen.
Het geven van deze laatste kans is overgelaten aan de discretionaire bevoegdheid van de kantonrechter, waarbij de kantonrechter ervan mag uitgaan dat een in het geding verschenen partij tijdig op de hoogte is, althans redelijkerwijs kan komen, van het vonnis, en waarbij de rechter in geval van tegenspraak de ingangsdatum van de ‘terme de grace’ mag koppelen aan de vonnisdatum. Dit geldt zeker voor [appellant] , die niet alleen erkent alle correspondentie, behoudens het vonnis van 15 juli 2011, van de rechtbank te hebben ontvangen maar die bovendien tijdig op de hoogte was gesteld van de vonnisdatum 15 juli 2011. Zelfs al zou het op 18 juli 2011 door de griffie verzonden vonnis [appellant] niet hebben bereikt, dan nóg had van [appellant] als verschenen procespartij gevergd mogen worden dat hij tijdig bij de griffie had geïnformeerd over het uitblijven van het vonnis. Dit klemt temeer, nu inzet van het geding onder meer de (voor [appellant] belangrijke) ontruiming van zijn eigen woning betrof. De algemene stelling van [appellant] dat in persoon procederende partijen anders behandeld moeten worden dan partijen met een gemachtigde/advocaat vindt geen steun in het recht. In dit concrete geval wordt dit niet anders, temeer niet nu [appellant] geen ongeletterd persoon is maar een academicus, van wie enig initiatief op dit punt gevergd mag worden.
Voor zover [appellant] heeft betoogd dat hij bij gebreke van betekening niet wist wat de exacte hoogte van de verschuldigde wettelijke rente was, kan hem dit niet baten, en wel reeds op grond van het feit dat het overgrote deel van het verschuldigde wél bekend was – dit geldt zeker voor de maandelijks verschuldigde huur – althans redelijkerwijs bekend had kunnen zijn (zie rechtsoverweging 3), maar [appellant] ook met de betaling hiervan ernstig in gebreke is gebleven. Overigens had hij de exacte hoogte van het verschuldigde bedrag kunnen opvragen bij NGB of haar gemachtigde (deurwaarder), hetgeen hij heeft nagelaten. De stelling van [appellant] dat hij zonder betekening van het vonnis mocht aannemen dat NGB niet berustte in het vonnis, mist deugdelijke grondslag en is bovendien onbegrijpelijk. Grief I wordt daarom verworpen.
Ook deze grief wordt verworpen. Voor zover [appellant] hiermee heeft willen stellen dat er geen sprake meer is van een tekortkoming, miskent [appellant] dat hij weliswaar inmiddels heeft betaald, maar dat hij hiermee niet heeft voldaan aan zijn verplichting om
op tijdte betalen. Hier komt bij dat dit inmiddels de tweede veroordeling van [appellant] is wegens huurachterstand, zodat zijn stelling dat er geen vrees voor een hernieuwde achterstand is, een deugdelijke grondslag mist.
De provisionele vordering
Beslissing
- bekrachtigt het bestreden vonnis;
- wijst af de vordering van [appellant] in het incident;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, die van het incident daaronder begrepen, tot zover aan de zijde van NGB begroot op € 649,-- aan griffierecht en € 2.682,-- aan salaris van de advocaat.