ECLI:NL:GHSGR:2011:BV2153
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van het overhandigen van een verkeerde identiteitskaart door verdachte
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 7 december 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Irak in 1982, was eerder veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden voor het opzettelijk gebruik maken van een niet op haar naam gesteld reisdocument, een Nederlandse identiteitskaart. De tenlastelegging betrof het overhandigen van deze identiteitskaart aan politieambtenaren in Rotterdam op 20 juli 2008.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 23 november 2011 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van twee maanden eiste. De verdachte heeft echter aangevoerd dat zij de identiteitskaart per vergissing heeft overhandigd, mede gezien haar emotionele toestand en het feit dat zij de Nederlandse taal niet machtig was. Het hof heeft de zaak zorgvuldig onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat de precieze toedracht van het overhandigen van de identiteitskaart niet vaststaat.
Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte opzettelijk de verkeerde identiteitskaart had overhandigd. Gezien de omstandigheden, waaronder de taalbarrière en de emotionele toestand van de verdachte, kon niet worden uitgesloten dat zij de verkeerde kaart per vergissing had gegeven. Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Deze uitspraak is gedaan in het openbaar op 7 december 2011.