ECLI:NL:GHSGR:2011:BV3543

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-004844-10
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Noodweer als verweer tegen beschuldiging van mishandeling door portier

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 22 december 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1962 en werkzaam als portier, was beschuldigd van mishandeling. De tenlastelegging betrof een incident op 13 december 2008, waarbij de verdachte een persoon, aangeduid als [benadeelde partij], in het gezicht zou hebben geslagen, wat resulteerde in letsel en pijn voor de benadeelde partij. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 280,- of 5 dagen hechtenis. De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte handelde uit noodweer, aangezien hij zich verdedigde tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door de benadeelde partij. De verdachte had eerder geprobeerd om de benadeelde partij te verwijderen uit de horecagelegenheid, maar deze weigerde te vertrekken en greep de verdachte vast. Het hof oordeelde dat de verdachte binnen de grenzen van zijn taak als portier handelde en dat zijn reactie proportioneel was in het licht van de omstandigheden.

Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle rechtsvervolging. De beslissing is gebaseerd op artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht, dat van toepassing was ten tijde van het bewezenverklaarde. Het hof concludeerde dat de verdachte niet strafbaar was voor het bewezen verklaarde feit en dat het beroep op noodweer slaagde.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004844-10
Parketnummer: 09-655153-09
Datum uitspraak: 22 december 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 21 september 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1962,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 22 december 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 280,- subsidiair 5 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 december 2008 te 's-Gravenhage opzettelijk een persoon [benadeelde partij], in het gezicht heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering en het hof zich ook overigens daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 december 2008 te 's-Gravenhage opzettelijk een persoon te weten [benadeelde partij], in het gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Mishandeling.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de verdachte
Ten aanzien van het bewezenverklaarde is ter terechtzitting in hoger beroep zowel van de zijde van de verdediging als van de zijde van het openbaar ministerie betoogd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer en derhalve dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op grond van de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is naar 's hofs oordeel genoegzaam aannemelijk geworden dat de verdachte en [benadeelde partij] op 13 december 2008 bij een horecagelegenheid te 's-Gravenhage een confrontatie met elkaar hebben gehad. De verdachte was die avond aldaar als portier werkzaam. In die hoedanigheid had hij enige personen - vrienden/kennissen van [benadeelde partij] - die zich niet konden legitimeren de toegang tot de horecagelegenheid geweigerd. [benadeelde partij] was het hier niet mee eens. Ondanks herhaald aandringen en sommeren door de verdachte om zich bij de ingang van de horecagelegenheid te verwijderen, bleef [benadeelde partij] meermalen terugkomen naar de ingang. Vervolgens leidde ook het aanwenden van enige drang, onder meer bestaande uit het wegduwen van die [benadeelde partij] door de verdachte, niet tot verwijdering van [benadeelde partij] bij de ingang van de horecagelegenheid. Integendeel, de verdachte werd op enig moment door [benadeelde partij] beetgepakt in diens poging hem tegen de grond te duwen. De verdachte heeft vervolgens [benadeelde partij] met één klap van zich af geslagen.
Het hof overweegt hieromtrent dat het handelen van de verdachte onder die omstandigheden geboden was ter verdediging tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van die [benadeelde partij]. De verdachte heeft - gelet op de weergegeven omstandigheden - gehandeld binnen de maatschappelijk aanvaardbare grenzen van zijn taakuitoefening als portier, welke (met name) gericht is op het ordentelijke verloop in en om de horecagelegenheid. Naar het oordeel van het hof komt de verdachte dan ook een beroep op noodweer toe en dient hij ter zake van het ten laste gelegde te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Het verweer slaagt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit gold ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte niet strafbaar ter zake van het bewezen verklaarde en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is gewezen door mr. T.E. van der Spoel,
mr. T.L Tan en mr. C.M.P. Flint-Van Noort,
in bijzijn van de griffier mr. R.W. van Zanten.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 december 2011.
Mr. C.M.P. Flint-Van Noort en mr. R.W. van Zanten zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.