ECLI:NL:GHSGR:2011:BV6003

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-001706-11
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen met gebruik van braak

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 22 december 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1991, werd beschuldigd van medeplichtigheid aan een poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen. De feiten vonden plaats op 5 februari 2010, toen de verdachte en een medeverdachte zich naar een woning in 's-Gravenhage begaven met de intentie om geld en/of goederen te stelen. De verdachte heeft opzettelijk middelen verschaft door inbrekerswerktuig, in de vorm van schroevendraaiers, aan de medeverdachte te kopen. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastelegging, maar dat de uitvoering van het misdrijf niet was voltooid. De verdediging voerde aan dat het proces-verbaal van de verklaring van de verdachte uitgesloten moest worden van bewijs, omdat zij geen advocaat had kunnen raadplegen voorafgaand aan haar verhoor. Het hof verwierp dit verweer, omdat de verdachte zich vrijwillig bij de politie had gemeld en op de hoogte was gesteld van haar rechten. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en legde een werkstraf op van 10 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren werd verricht. De beslissing is genomen na zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de zaak en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001706-11
Parketnummer: 09-655170-10
Datum uitspraak: 22 december 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 18 maart 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1991,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 8 december 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 50 uren, bij niet vervulling te vervangen door 25 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
[medeverdachte] op of omstreeks 05 februari 2010 te
's-Gravenhage ter uitvoering van het door die [medeverdachte] voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning [adres] weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) en/of verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- zich naar die woning heeft/hebben begeven en/of
- (met een of meer schroevendraaier(s)) heeft/hebben geprobeerd een deur van die woning te forceren, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 05 februari 2010 te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door toen en daar
- opzettelijk op de uitkijk te staan en/of
- opzettelijk inbrekerswerktuig (te weten twee schroevendraaiers) voor die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) te kopen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
[medeverdachte] op 05 februari 2010 te
's-Gravenhage ter uitvoering van het door die [medeverdachte] voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan [adres]) weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en zijn mededader en verdachte en zijn mededader zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, met een mededader,
- zich naar die woning hebben begeven en
- (met een of meer schroevendraaier(s)) hebben geprobeerd een deur van die woning te forceren, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 05 februari 2010 te 's-Gravenhage opzettelijk middelen heeft verschaft door toen en daar
- opzettelijk inbrekerswerktuig (te weten twee schroevendraaiers) voor die [medeverdachte] en zijn mededader te kopen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Salduz
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter zitting in hoger beroep - overeenkomstig de door haar overgelegde pleitnotities - bepleit dat het proces-verbaal van de door de verdachte ten overstaan van de politie afgelegde verklaring dient te worden uitgesloten van het bewijs, nu de verdachte geen advocaat heeft kunnen raadplegen voorafgaand aan haar eerste verhoor. Zij heeft dit onderbouwd met een onder meer aan de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ontleend betoog.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het door de raadsvrouw aan de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ontleende doet er niet aan af dat de uitleg die de Hoge Raad daaraan tot nog toe heeft gegeven erop neerkomt dat de niet aangehouden verdachte niet zonder meer recht heeft op consultatie van een raadsman voorafgaand aan zijn eerste verhoor door de politie (vergelijk Hoge Raad 9 november 2010, LJN: BN7727). In hetgeen de verdediging heeft aangevoerd ziet het hof geen aanleiding om in deze zaak anders te oordelen, waarbij het hof met name in aanmerking neemt dat verdachte zich blijkens het dossier vrijwillig bij de politie heeft vervoegd om een verklaring af te leggen en dat zij, alvorens het verhoor aanving, op de hoogte is gesteld van de verdenking en erop is gewezen niet tot antwoorden verplicht te zijn.
Derhalve is het hof van oordeel dat het proces-verbaal van de door de verdachte op 10 februari 2010 bij de politie afgelegde verklaring voor het bewijs kan worden gebezigd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het kopen van een tweetal schroevendraaiers voor twee personen van wie zij wist dat deze personen die schroevendraaiers zouden gaan gebruiken om in te breken. Door de middelen te verschaffen waarmee deze feiten kunnen worden gepleegd, heeft verdachte meegewerkt aan de materiële en immateriële schade die ten gevolge van deze feiten veelal voor de benadeelden ontstaat.
Het hof heeft in het voordeel van de verdachte acht geslagen op een haar betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 november 2011, waaruit blijkt dat de verdachte voor het plegen van het onderhavige feit nog niet in aanraking was gekomen met politie en/of justitie.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Met betrekking tot de omvang van die straf overweegt het hof verder als volgt. Uit de stukken blijkt dat de verdachte door het Openbaar Ministerie in aanmerking is gebracht voor afdoening van de zaak via een zogenaamde tom-zitting door middel van een werkstraf van 10 uren. Verdachte heeft ervan afgezien om op de uitnodiging voor die tom-zitting in te gaan en haar raadsvrouw heeft daarover een brief geschreven. In afwijking van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging heeft gevorderd van het bestreden vonnis, waarbij aan de verdachte een werkstraf van langere duur is opgelegd, heeft het hof de hoogte van de werkstraf bepaald overeenkomstig het aanbod dat het openbaar ministerie de verdachte eerder heeft gedaan. Het hof is van oordeel dat het gebruik door de verdachte van het recht van iedere verdachte om zijn zaak ondanks een dergelijk aanbod voor te leggen aan de rechter, in dit geval, waarin de verdachte zich kennelijk heeft laten leiden door een niet op voorhand onverdedigbaar standpunt van haar raadsvrouw over de onderhavige jurisprudentie die in ontwikkeling is, geen aanleiding behoort te zijn om een hogere straf op te leggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 45, 48 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde zoals hiervoor overwogen heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 10 (tien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 5 (vijf) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. R.M. Bouritius,
mr. C.J. van der Wilt en mr. P.A. Offers, in bijzijn van de griffier mr. L.E.M. Meekenkamp.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 december 2011.
Mr. P.A. Offers is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.