Rolnummer: 22-005730-10
Parketnummer: 09-925412-09
Datum uitspraak: 25 november 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank
's-Gravenhage van 4 oktober 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1964,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 11 november 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 mei 2009 te Zoetermeer aan een persoon genaamd [benadeelde partij], verdachtes echtgenote, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een afgebroken kroon en/of steek/snijwonden en/of een gebroken neus), heeft toegebracht, door deze opzettelijk
- met een (groot vlees)mes in de hand en/of arm te steken en/of snijden en/of
- tegen het gezicht te slaan en/of stompen en/of
- tegen de neus, althans het gezicht, alhans het hoofd een kopstoot te geven en/of
- met een waterpas op het hoofd te slaan;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 mei 2009 te Zoetermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde partij], verdachtes echtgenote, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- die [benadeelde partij] met een (groot vlees)mes in de hand en/of arm heeft gestoken en/of gesneden en/of
- in de directe nabijheid van die [benadeelde partij] en in haar richting met een (groot vlees)mes zwaaiende bewegingen heeft gemaakt en/of
- die [benadeelde partij] tegen het gezicht heeft geslagen en/of gestompt en/of
- die [benadeelde partij] tegen de neus, althans het gezicht, alhans het hoofd een kopstoot heeft gegeven en/of
- die [benadeelde partij] met een waterpas op het hoofd heeft geslagen en/of;
- een theedoek om de nek/hals van die [benadeelde partij] strak heeft aangetrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in of omstreeks 14 mei 2009 te Zoetermeer [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- met een of meer messen stekende en/of zwaaiende bewegingen in de richting van die [benadeelde partij] gemaakt en/of
- een theedoek om de nek/hals van die [benadeelde partij] (strak) aangetrokken;
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, met een proeftijd van 2 jaren en onder de bijzondere voorwaarde zich - kort gezegd - gedurende de proeftijd te houden aan de aanwijzingen van de reclassering. Voorts is het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair ten laste is gelegd, zodat de verdachte daarvan - overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - behoort te worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 14 mei 2009 te Zoetermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde partij], verdachtes echtgenote, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- die [benadeelde partij] met een groot vleesmes in de hand heeft gestoken en/of gesneden en
- die [benadeelde partij] tegen het gezicht heeft geslagen en
- die [benadeelde partij] tegen de neus een kopstoot heeft gegeven en
- die [benadeelde partij] met een waterpas op het hoofd heeft geslagen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 14 mei 2009 te Zoetermeer [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- met meer messen stekende bewegingen in de richting van die [benadeelde partij] gemaakt en
- een theedoek om de nek van die [benadeelde partij] strak aangetrokken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met dien verstande dat de verdachte behoort te worden vrijgesproken van hetgeen hem achter het laatste gedachtestreepje onder 1 subsidiair ten laste is gelegd.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn echtgenote en gepoogd haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Daarbij heeft de verdachte zijn echtgenote, die zich juist bij de verdachte bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen, thuis, een plaats waar zij zich evenzeer bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen, onder meer met een groot vleesmes gestoken en/of gesneden, haar een kopstoot gegeven en een theedoek om haar nek aangetrokken. Een en ander is voor de echtgenote dermate bedreigend en beangstigend geweest, dat zij zich genoodzaakt heeft gezien de woning te ontvluchten en de politie te alarmeren. De ter plaatse gekomen verbalisanten hebben haar in een op enkele straten van de woning geparkeerde auto aangetroffen, gewond, in paniek en angstig dat de verdachte naar haar toe zou komen.
Het hof heeft acht geslagen op het rapport d.d.
28 augustus 2009 van de psycholoog W.J.L. Lander. Deze heeft geconcludeerd dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een aanpassingsstoornis met een stoornis in het gedrag. De verdachte heeft bij het plegen van de ten laste gelegde feiten op impulsieve wijze gehandeld en deze handelwijze kan worden verklaard vanuit de aanpassingsstoornis waarbij de verdachte zijn wil en gedrag (deels) niet in vrijheid heeft kunnen bepalen, zodat, aldus de psycholoog, het plegen van deze feiten hem (deels) niet kan worden toegerekend. De verdachte heeft echter voorafgaand aan het ten laste gelegde ook overmatig alcohol gebruikt, hetgeen een ontremmende werking op zijn gedrag heeft gehad. Dát valt hem wel toe te rekenen. De psycholoog komt tot de conclusie dat de verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd en adviseert - in geval van bewezenverklaring - een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact, waarbij het overmatige alcoholgebruik van de verdachte een punt van aandacht dient te zijn en de verdachte voorts op een meer adequate wijze met zijn gevoelens van irritatie en frustratie moet leren omgaan, bijvoorbeeld middels een behandeling bij "De Waag", aangezien juist deze gevoelens van irritatie en frustratie en het overmatige alcoholgebruik waar de verdachte dan toe zal neigen maken dat de kans op recidive van soortgelijke delicten niet valt uit te sluiten.
Het hof heeft de conclusie en het advies van de psycholoog bij zijn oordeel omtrent de straftoemeting meegewogen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur met daaraan verbonden de na te noemen bijzondere voorwaarde een passende en geboden reactie vormen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 45, 57, 285, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van de Stichting Reclassering Nederland te Den Haag en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven, ook als deze inhouden het volgen van een ambulante behandeling bij "De Waag" of een soortgelijke instelling.
Geeft eerstgenoemde instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren werkstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. D.J.C. van den Broek,
mr. L.A.J.M. van Dijk en mr. C.G.M. van Rijnberk, in bijzijn van de griffier mr. F.L.C. Schoolderman.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 november 2011.