ECLI:NL:GHSGR:2012:5214

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 december 2012
Publicatiedatum
19 augustus 2013
Zaaknummer
BK-11-00895
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake leges voor bouwvergunning en procespositie belanghebbende

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage, gaat het om een hoger beroep van de besloten vennootschap [X] tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De zaak betreft de leges die zijn opgelegd voor een aanvraag van een bouwvergunning. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de belanghebbende voldoende tijd had gehad om te reageren op een bouwkostenraming die door de Inspecteur was overgelegd. De belanghebbende stelde echter dat zij door de weigering van de rechtbank om haar meer tijd te geven in haar procespositie was benadeeld. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 december 2012 was de belanghebbende niet aanwezig, maar had zij wel laten weten dat zij door ziekte niet kon verschijnen. Het Hof oordeelde dat de rechtbank de behandeling van de zaak had moeten schorsen, zodat de belanghebbende de gelegenheid had gekregen om schriftelijk te reageren op de kostenraming. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en wees de zaak terug naar de rechtbank voor een volledige herbehandeling. Tevens werd de Inspecteur gelast het griffierecht dat in hoger beroep was betaald, aan de belanghebbende te vergoeden. De uitspraak werd op 19 december 2012 openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over hun recht om in cassatie te gaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector belasting
Nummer BK-11/00895
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de zesde enkelvoudige belastingkamer d.d. 19 december 2012
in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X], statutair gevestigd te [Z], belanghebbende,
en
de directeur der Gemeentebelastingen van de gemeente Den Haag, de Inspecteur,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 20 oktober 2011, nummer AWB 11/4938, op het beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur op het bezwaar tegen de nota leges van 27 november 2008, nummer [...], inzake het in behandeling nemen van een aanvraag van een bouwvergunning.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 5 december 2012, gehouden te ’s-Gravenhage. Verschenen zijn [A] en [B] namens de Inspecteur. Van de zijde van belanghebbende is niemand verschenen.
Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, gericht aan [X] BV, t.a.v. [C], [adres] en verzonden op 2 november 2012, onder vermelding van plaats, datum en tijdstip uitgenodigd ter zitting te verschijnen. Blijkens bij PostNL ingewonnen informatie is die brief op 7 november 2012 uitgereikt aan [D]. [E] heeft het Hof kort voor de zitting per telefoon bericht in verband met ziekte niet ter zitting aanwezig te zijn.

Beslissing

Het Gerechtshof:
  • vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
  • wijst de zaak terug naar de rechtbank ten einde het geding in volle omvang opnieuw te behandelen, zulks met inachtneming van deze uitspraak;
  • gelast de Inspecteur het voor deze zaak in hoger beroep betaalde griffierecht van € 454 aan belanghebbende te vergoeden.

Gronden

1.
Tot de bijlagen bij het verweerschrift bij de rechtbank behoort een bouwkostenraming, opgesteld door [F], zulks op verzoek van de Dienst Stedelijke Ontwikkeling van de gemeente Den Haag. De griffier van de rechtbank heeft een kopie van het verweerschrift met de bijlagen op 16 september 2011, dat wil zeggen twintig dagen voor de zitting van de rechtbank, aan belanghebbende gezonden. Belanghebbende heeft de rechtbank ter zitting verzocht in de gelegenheid te worden gesteld een schriftelijke reactie op te stellen op die raming.
2.
De rechtbank heeft dit geweigerd. Daartoe heeft zij redengevend geoordeeld:
”(…) dat volgens de uitspraak op bezwaar de bouwkostenraming al bij die uitspraak was gevoegd, dat eiseres, indien deze bijlage bij de uitspraak op bezwaar zou hebben ontbroken, voldoende tijd heeft gehad om de bijlage bij verweerder op te vragen en dat eiseres bovendien na ontvangst van de bijlage bij het verweerschrift voldoende tijd heeft gehad om op de bouwkostenraming te reageren.”
3.
In hoger beroep vraagt belanghebbende het Hof de zaak terug te wijzen naar de rechtbank omdat zij zich door de weigering van de rechtbank benadeeld voelt in haar procespositie.
4.
De rechtbank heeft de Inspecteur bij brief van 21 juli 2011 verzocht binnen vier weken de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift in te dienen. Bij brieven van gelijke datum zijn partijen ingelicht over het voornemen van de rechtbank de mondelinge behandeling van de zaak te doen plaatsvinden op 6 oktober 2011. Bij brief van 19 augustus 2011 is op verzoek van de Inspecteur de termijn voor het indienen van het verweerschrift en de stukken verlengd tot 15 september 2011. Bij brieven van 7 september 2011 heeft de rechtbank partijen definitief uitgenodigd voor de zitting van 6 oktober 2011. Eerst op 15 september 2011 heeft de Inspecteur het verweerschrift met bijlagen ingediend.
5.
Bij het verweerschrift in eerste aanleg behoort als bijlage een kopie van de uitspraak op bezwaar, gedagtekend 27 april 2011. Een onderbouwing als bedoeld op bladzijde 2 van die uitspraak ontbreekt. Belanghebbende heeft gesteld bij de uitspraak op bezwaar geen onderbouwing te hebben aangetroffen. De rechtbank heeft kennelijk niet opgemerkt dat de kostenraming, blijkens de voetregel op elke pagina van dat document, de datum 29 augustus 2011 draagt. Zij heeft verondersteld dat deze kostenraming de onderbouwing is die in de uitspraak op bezwaar is bedoeld. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat belanghebbende hoe dan ook door de toezending op 16 september 2011 genoeg tijd heeft gehad zich over de kostenraming te buigen en zich daarover uit te laten.
6.
Op 7 september 2011, dat wil zeggen voor het aflopen van de verlengde termijn die de Inspecteur was gegund een verweerschrift in te dienen, heeft de rechtbank partijen uitgenodigd voor de zitting. Het verweerschrift met de bijlagen is nadien ingekomen en op 16 september 2011, dat wil zeggen twintig dagen voor de zitting, aan belanghebbende gezonden. Gelegenheid voor het indienen van een schriftelijke reactie, zoals bijvoorbeeld een conclusie van repliek, is belanghebbende niet uitdrukkelijk geboden. Nu de kostenraming, die niet eenvoudig is te doorzien, is opgesteld door een externe deskundige waardoor dit een belangrijk bewijsmiddel is, en belanghebbende ter zitting van 6 oktober 2011 te kennen heeft gegeven voor de bestudering van de kostenraming en het opstellen van een schriftelijke reactie  wellicht met hulp van een eigen deskundige  meer tijd nodig te hebben, had de rechtbank de behandeling van de zaak behoren te schorsen ten einde belanghebbende in de gelegenheid te stellen binnen een redelijke termijn van ten minste vier weken schriftelijk op het verweerschrift en de kostenraming te reageren.
7.
Het hoger beroep slaagt. De uitspraak van de rechtbank kan niet in stand blijven en de zaak moet worden teruggewezen.
8.
Het Hof heeft geen reden de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten die belanghebbende in hoger beroep heeft gemaakt, omdat gesteld noch gebleken is dat zij kosten heeft gemaakt van een aard en omvang dat deze op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage voor vergoeding in aanmerking komen. Wel moet de Inspecteur het griffierecht dat in hoger beroep is geheven aan belanghebbende vergoeden.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. J.W. baron van Knobelsdorff, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.W. Otto. De beslissing is op 19 december 2012 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1.
Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2.
Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
  • de naam en het adres van de indiener;
  • de dagtekening;
  • de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof de mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog te verstrekken of aan te vullen. De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.