ECLI:NL:GHSGR:2012:5720

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 november 2012
Publicatiedatum
27 januari 2015
Zaaknummer
200.080.064/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hypotheekfraude en deskundigenonderzoek in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage, gaat het om een hoger beroep inzake hypotheekfraude. De appellanten, Amstelhuys N.V., ABN AMRO Hypotheken Groep B.V. en Achmea Hypotheekbank N.V., hebben een rechtszaak aangespannen tegen twee geïntimeerden en Fiducia Beheer B.V. De zaak betreft de taxaties van woningen die door de geïntimeerden zijn uitgevoerd en de vraag of deze taxaties onjuist zijn. Het hof heeft in een tussenarrest van 21 februari 2012 besloten dat er een deskundigenonderzoek moet plaatsvinden om de juistheid van de taxaties te beoordelen. De deskundigen, bestaande uit drie NVM-makelaars, zijn benoemd om te onderzoeken of de omschrijving van de woningen in de taxatierapporten onjuist is en wat de onderhandse verkoopwaarde van de woningen was ten tijde van de taxaties. De kosten van het deskundigenonderzoek worden door de banken en de geïntimeerden gezamenlijk gedragen. Het hof heeft de deskundigen specifieke vragen voorgelegd en hen opgedragen om hun bevindingen schriftelijk aan het hof te rapporteren. De uitspraak van het hof is gedaan op 20 november 2012, waarbij de raadsheer-commissaris mr. J.H.W. de Planque is benoemd om toezicht te houden op het deskundigenonderzoek. De zaak is verder verwezen naar de rol voor het deskundigenbericht, waarbij partijen in de gelegenheid worden gesteld om opmerkingen te maken over het rapport van de deskundigen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector Civiel recht
Zaaknummer : 200.080.064/01
Rolnummer rechtbank : 328312 / HA ZA 09-183
arrest van 20 november 2012
inzake

1.AMSTELHUYS N.V.,gevestigd te Amsterdam,

2.
ABN AMRO HYPOTHEKEN GROEP B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
3.
ACHMEA HYPOTHEEKBANK N.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
appellanten in het principaal hoger beroep,
verweersters in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: Amstelhuys, ABN AMRO en Achmea, tezamen: de banken,
advocaat: mr. P. van der Mersch te Rotterdam,
tegen

1.[geïntimeerde 1],wonende te Rijswijk,

2.
[geïntimeerde 2],
gevestigd te Rijswijk,
geïntimeerden in het principaal hoger beroep,
appellanten in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2], tezamen: [geïntimeerden],
advocaat: mr. F.E. Boonstra te Noordwijk;
en

3.FIDUCIA BEHEER B.V.,gevestigd te Rijswijk,

geïntimeerde,
niet verschenen,
hierna te noemen: Fiducia.

1.De verdere loop van het geding

Bij tussenarrest van 21 februari 2012 is de zaak naar de rol verwezen. Partijen - eerst de banken - hebben vervolgens elk een akte uitlating deskundigenopdracht genomen. Daarna is arrest gevraagd.

2.De nadere beoordeling van het hoger beroep

2.1
In het tussenarrest is onder meer het volgende overwogen:
2.1
Het hof acht het - overeenkomstig het voorstel van de banken zoals dat ter gelegenheid van de pleidooien is gedaan - aangewezen om ter beantwoording van de vraag of en in hoeverre de taxaties van [geïntimeerde 1] onjuist zijn een deskundigenbericht te gelasten.
Naar voorlopig oordeel dienen als onpartijdige deskundigen te worden benoemd, drie (eventueel voormalige) NVM-makelaars die bij voorkeur in 2004-2006 vertrouwd waren met het onderhavige marktsegment ter plaatse en zelf ook taxaties hebben uitgevoerd.
Het hof stelt voor aan de deskundigen de volgende vragen te stellen:
a. zijn er aanwijzingen dat de omschrijving van de woningen en het gebruik daarvan in de taxatierapporten van [geïntimeerde 1] onjuist is, en dat [geïntimeerde 1] dat in redelijkheid moet hebben begrepen?;
b. met inachtneming van het antwoord op de vorige vraag: wat was ten tijde van de taxaties door [geïntimeerde 1] naar het oordeel van de deskundigen de onderhandse verkoopwaarde van de betrokken woningen?;
c. wat is - ervan uitgaande dat er een zekere beoordelingmarge is - het hoogste bedrag waarop een redelijk bekwaam en redelijk handelend taxateur de onderhandse verkoopwaarde van de onderhavige woningen destijds heeft kunnen taxeren?
Het hof zal bepalen dat de deskundigen met alle van belang zijnde, door partijen in de processtukken aangevoerde en eventueel nog aan de deskundigen kenbaar te maken argumenten, rekening dienen te houden.
De kosten van het deskundigenbericht zullen door de banken en [geïntimeerden] - ieder voor de helft - dienen te worden voorgeschoten.
Alvorens over het deskundigenbericht verder te beslissen, zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld zich over de merites van de opdracht aan deskundigen uit te laten.
2.2
De banken hebben na het tussenarrest geen bezwaar gemaakt tegen hetgeen het hof heeft overwogen, en van hun kant geen voorstellen gedaan.
2.3
[geïntimeerden] hebben het volgende aangevoerd:
de objectvergelijkingsmethode van VBO-taxateurs is in deze maatgevend;
de deskundigen dienen hun oordeel te geven over de vraag wat de relevantie is van taxatierapporten die meer dan zes maanden na de in het geding zijnde taxaties zijn opgesteld;
de aan de deskundigen te stellen vragen dienen te luiden zoals onder 5. van de akte van [geïntimeerden] is aangegeven;
voorgesteld wordt dat partijen elk een deskundige benoemen, waarna die twee deskundigen een derde deskundige aanwijzen.
Voorts hebben zij opmerkingen gemaakt over de hoogte van de beweerdelijk door de banken geleden schade.
2.4
Hetgeen hiervoor onder 2.3 sub a. is vermeld is reden voor het hof om aan de deskundigen een aanvullende vraag te stellen. Hetgeen onder b. is opgemerkt noopt niet tot wijziging of aanvulling van de in het tussenarrest genoemde vragen, aangezien de door [geïntimeerden] bedoelde latere taxaties voor de deskundigen niet (zonder meer) bepalend zijn. De onder c. en d. weergegeven opmerkingen vormen geen reden om anders te beslissen dan in het tussenarrest is aangegeven.
2.5
Het hof is, zoekende naar deskundigen, tot het oordeel gekomen dat de heren A.C. Rommelse, P. Blonk en L. van der Velde, over de vereiste kennis en ervaring beschikken en bovendien onpartijdig zijn. De heer Rommelse - tegen wiens benoeming [geïntimeerden] bezwaar hebben gemaakt - wordt door de rechtbank Rotterdam als deskundige in soortgelijke en ander zaken ingezet. Deze kennis en ervaring maakt het niet nodig om aan hem ook de eis te stelen van een (voormalig) NVM-lidmaatschap.
2.6
De deskundigen hebben voor het hun toekomende voorschot een bedrag van afgerond € 32.000,- genoemd voor deze en de daarmee samenhangende zaak met nummer 200.076.808/01 tezamen. Anders dan [geïntimeerden] acht het hof dat bedrag niet buitenproportioneel. Wel zal het totale bedrag worden verlaagd tot € 30.000, nu een van de panden in de andere zaak alsnog buiten het onderzoek is komen te vallen. Voor deze zaak zal het voorschot worden bepaald op € 17.143, waarvan partijen, conform hetgeen in het tussenarrest is overwogen, ieder de helft (€ 8.571,50) hebben te betalen.

3.Beslissing

Het hof,
alvorens verder te beslissen:
- beveelt een onderzoek door drie deskundigen teneinde aan het hof bericht uit te brengen omtrent de volgende vragen:
  • i) zijn er aanwijzingen dat de omschrijving van de in het tussenarrest onder 2.3 vermelde vier woningen en het gebruik daarvan in de taxatierapporten van [geïntimeerde 1] onjuist is, en dat [geïntimeerde 1] dat in redelijkheid moet hebben begrepen?;
  • ii) met inachtneming van het antwoord op de vorige vraag: wat was ten tijde van de taxaties door [geïntimeerde 1] naar het oordeel van de deskundigen de onderhandse verkoopwaarde van de betrokken woningen, uitgaande van het gebruik van de woningen dat [geïntimeerde 1] in redelijkheid had moeten aannemen?;
  • iii) wat is - ervan uitgaande dat er een zekere beoordelingmarge is - het hoogste bedrag waarop een redelijk bekwaam en redelijk handelend taxateur de onderhandse verkoopwaarde van de onderhavige woningen destijds heeft kunnen taxeren?;
  • iv) leidt de door [geïntimeerden] bedoelde objectvergelijkingsmethode tot een andere uitkomst?; zo ja, welke?
- bepaalt dat de deskundigen met alle van belang zijnde, door partijen in de processtukken aangevoerde en eventueel nog aan de deskundigen kenbaar te maken argumenten, rekening dienen te houden;
- benoemt als zodanig:
de heren A.C. Rommelse (voorzitter), P. Blonk en L. van der Velde,
tezamen:
Willem-Alexanderhof 19
3331AS Zwijndrecht,
telefoon 078-6198110,
rommelse.a.c@planet.nl
- benoemt tot raadsheer-commissaris mr. J.H.W. de Planque;
- bepaalt dat de deskundigen hun onderzoek in beginsel zelfstandig zullen verrichten, doch indien de raadsheer-commissaris daartoe aanleiding ziet, onder diens leiding;
- bepaalt dat de deskundigen bij het verrichten van hun werkzaamheden naast de normen van hun beroepsgroep tevens de leidraad deskundigen in civiele zaken in acht dienen te nemen;
- bepaalt dat de deskundigen hun werkzaamheden niet zullen behoeven aan te vangen voordat door de banken respectievelijk [geïntimeerden] als voorschot op de nader te bepalen kosten van het deskundigenonderzoek elk een bedrag van € 8.571,50, zal zijn gestort op bankrekeningnummer 56.99.90.580 ten name van Ministerie van Justitie MvJ Arrondissement Den Haag 537, zulks onder vermelding: "voorschot deskundige Gerechtshof ’s-Gravenhage" alsmede de namen van partijen en het zaaknummer;
  • bepaalt dat dit voorschot uiterlijk vier weken na heden moet zijn voldaan en dat de griffier aan de deskundigen mededeling zal doen van de ontvangst van het voorschot;
  • bepaalt dat ingeval de deskundigen tot het inzicht komen dat het voorschot niet toereikend zal zijn, zij
- bepaalt dat de deskundigen hun schriftelijk bericht ter griffie handel van dit hof (Postbus 20302, 2500 EH Den Haag, P2-267A) zullen deponeren
vóór 26 februari 2013. Uit dat bericht moet blijken:
a. dat de deskundigen partijen in de gelegenheid hebben gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen waarvan de inhoud in het bericht vermeld dient te worden;
b. dat de deskundigen, alvorens een definitief rapport op te maken, partijen een conceptrapport hebben doen toekomen en zij partijen daarbij in de gelegenheid hebben gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen, waarvan de inhoud in het definitieve bericht vermeld dient te worden;
- bepaalt dat de deskundigen tegelijk met dit bericht een declaratie van loon en kosten ter griffie zullen indienen onder vermelding van de namen van partijen en het zaaknummer;
- wijst partijen erop dat indien zij schriftelijke opmerkingen aan de deskundigen doen toekomen, daarvan terstond een afschrift aan de wederpartij dient te worden verstrekt;
- bepaalt dat de banken een kopie van het procesdossier binnen drie weken na heden aan de deskundigen doen toekomen;
- verwijst de zaak naar de rol van
26 februari 2013voor deskundigenbericht en bepaalt dat indien de deskundigen hun schriftelijk bericht niet vóór die datum kunnen deponeren, zij uiterlijk twee weken voor deze datum aan de raadsheer-commissaris dienen te verzoeken om een nadere datum voor het deponeren van dat deskundigenbericht, zulks via de griffie handel van dit hof (Postbus 20302, 2500 EH Den Haag, P2-267A);
- bepaalt dat de griffier een afschrift van dit arrest aan de deskundigen zendt;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H.W. de Planque, A.A. Rijperman en R. van der Vlist,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 november 2012 in aanwezigheid van de griffier.