Rolnummer: 22-001010-11
Parketnummer: 10-702000-11
Datum uitspraak: 19 januari 2012
VERSTEK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 17 februari 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] (1979),
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 5 januari 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete ten bedrage van € 250,-, subsidiair 5 dagen hechtenis. Bepaald is dat de geldboete mag worden betaald in vijf maandelijkse termijnen van € 50,-. De vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij is afgewezen.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 01 januari 2011 te Rotterdam opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer] en/of [benadeelde partij], hoofdagent en/of aspirant van Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Kankerneuzen" en/of "Ik heb niets met jullie kankerhomo's te maken" en/of "Kankerflikkers", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 01 januari 2011 te Rotterdam opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten [slachtoffer] en [benadeelde partij], hoofdagent en aspirant van Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond, gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Kankerneuzen" en "Ik heb niets met jullie kankerhomo's te maken" en "Kankerflikkers".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ten bedrage van € 850,-, subsidiair 17 dagen hechtenis.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich tijdens de jaarwisseling schuldig gemaakt aan belediging van politieambtenaren. Door aldus te handelen heeft de verdachte blijk gegeven van een gebrek aan respect voor het ambtelijk gezag en het publieke belang dat door opsporingsambtenaren wordt gediend. De verdachte heeft dit gedrag vertoond hoewel via diverse media door de overheid veelvuldig was aangekondigd dat dit soort gedragingen niet zouden worden getolereerd. De bijkomende omstandigheid dat het feit tijdens de jaarwisseling - een evenement dat ongestoord en veilig gevierd moet kunnen worden - heeft plaatsgevonden rechtvaardigt naar 's hofs oordeel een zwaardere bestraffing.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 december 2011, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof neemt voorts in aanmerking dat de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg noch ter terechtzitting in hoger beroep bij de behandeling van de zaak aanwezig is geweest, zodat het hof niet heeft kunnen vaststellen of de verdachte inzicht heeft gekregen in het laakbare van zijn handelen.
Alles overwegende is het hof - gelet op de omstandigheden van het geval - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte een passende en geboden reactie vormt.
Bij de vaststelling van de geldboete is - voor zover mogelijk - rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft mr. E. Abramse, advocaat te Rotterdam, zich als gemachtigde van [benadeelde partij], als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 50,-.
In hoger beroep is de vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Naar het oordeel van het hof is in het licht van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek onvoldoende onderbouwd dat de gestelde schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde.
De benadeelde partij dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 400,- (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 (acht) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]. Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde partij], in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit arrest is gewezen door mr. T.W.H.E. Schmitz,
mr. W.J. van Boven en mr. N. Zandbergen, in bijzijn van de griffier mr. S. Imami.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 januari 2012.
Mr. N. Zandbergen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.