Rolnummer: 22-005654-10
Parketnummers: 10-691136-10, 10-691056-10, 10-732717-10 en 10-691137-06 (TUL)
Datum uitspraak: 6 februari 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 27 oktober 2010 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Kaapverdië) op [geboortejaar] 1987,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek
op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 23 januari 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 218 dagen, waarvan 56 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een bijzondere voorwaarde zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is bij een drietal inleidende dagvaardingen - waarvan de feiten, nu de zaken in eerste aanleg zijn gevoegd, door het hof zijn doorgenummerd - ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 10-691136-10:
hij op of omstreeks 27 juni 2010 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van een voordeur van een woning, gelegen op/aan de Groenezoom), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt door (met kracht) met een/de (tot vuist gebalde) hand(en) op/tegen die ruit te slaan en/of stompen;
hij op of omstreeks 29 juni 2010 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een (tuin)hek (van een woning, gelegen op/aan de Groenezoom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt door (met kracht) op/tegen dat (tuin)hek te schoppen en/of trappen;
Zaak met parketnummer 10-691056-10:
hij op of omstreeks 08 maart 2010 te Rotterdam opzettelijk mishandelend zijn moeder, althans een persoon, te weten [benadeelde partij], meermalen, althans eenmaal
- op/tegen het lichaam heeft geduwd en/of
- in/op/tegen het gezicht en/of in/op/tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of
- in/op/tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of
- aan de haren heeft getrokken,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
hij op of omstreeks 08 maart 2010 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij 2]),
- op/tegen het lichaam heeft geduwd en/of
- in/op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
hij op of omstreeks 09 maart 2010 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een raam/ruit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Stichting Com Wonen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door een bloempot/plantenbak in/op/tegen/door dat raam/die ruit te gooien;
hij op of omstreeks 10 maart 2010 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een raam/ruit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Stichting Com Wonen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door met zijn vuist(en)/hand(en) in/op/tegen/door dat raam/die ruit te slaan/stompen;
Zaak met parketnummer 10-732717-10:
hij op of omstreeks 18 december 2009 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten
[benadeelde partij 3]), meermalen, althans éénmaal, (telkens) (met kracht) in/op/tegen het oog en/of het gezicht, althans het hoofd, heeft geslagen en/of gestompt, waardoor die [benadeelde partij 3] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 juni 2010 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een voordeur van een woning, gelegen aan de Groenezoom, toebehorende aan een ander dan aan verdachte, heeft vernield door (met kracht) tegen die ruit te slaan en/of te stompen;
hij op 29 juni 2010 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een tuinhek van een woning, gelegen aan de Groenezoom, toebehorende aan een ander dan aan verdachte, heeft beschadigd door (met kracht) tegen dat tuinhek te schoppen en/of te trappen;
hij op 08 maart 2010 te Rotterdam opzettelijk mishandelend zijn moeder, te weten [benadeelde partij], meermalen, althans eenmaal
- tegen het lichaam heeft geduwd en
- in het gezicht heeft gestompt en
- tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en
- aan de haren heeft getrokken,
waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
hij op 08 maart 2010 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij 2]),
- tegen het lichaam heeft geduwd en
- tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
hij op 09 maart 2010 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, toebehorende aan de Stichting Com Wonen, heeft vernield door een bloempot door die ruit te gooien;
hij op 10 maart 2010 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, toebehorende aan de Stichting Com Wonen, heeft vernield door met zijn vuisten tegen die ruit te slaan;
hij op 18 december 2009 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij 3]) meermalen(telkens) (met kracht) tegen het oog en/of het gezicht, heeft gestompt, waardoor die [benadeelde partij 3] pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1, 5 en 6 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Mishandeling, begaan tegen zijn moeder.
Het onder 4 en 7 bewezen verklaarde levert op:
Mishandeling, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is
dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd behoudens ten aanzien van de opgelegde straf en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 218 dagen, waarvan 56 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan alsook op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn moeder, zijn broertje en een toenmalige huisgenoot, een en ander op de wijze zoals bewezen verklaard. Aldus heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers.
Dergelijke misdrijven veroorzaken doorgaans gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling van ruiten van de huurwoning van zijn moeder en beschadiging van een tuinhekje behorende bij die woning. Door aldus te handelen heeft de verdachte de benadeelden overlast en financiële schade bezorgd.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 januari 2012, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van onder meer mishandelingen - waaronder van zijn moeder - en vernielingen. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte
- overeenkomstig de zich in het dossier bevindende rapportages omtrent de persoon van de verdachte - verklaard dat hij ten tijde van de bewezen verklaarde feiten en de behandeling van de onderhavige zaak in eerste aanleg psychische problemen had. De verdachte heeft verklaard dat hij van oktober 2010 tot en met juni 2011 in psychiatrisch centrum Delta te Rotterdam heeft verbleven, dat hij toen medicatie heeft gebruikt en dat dit tot aanzienlijke verbetering heeft geleid. De verdachte heeft voorts verklaard dat hij thans zelfstandig woont en dat hij momenteel op vrijwillige basis door Delta wordt begeleid bij allerhande zaken.
Rekening houdend met de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte alsmede met de ernst van de feiten komt het hof, ofschoon het de beslissing van de rechtbank mede gelet op de toen geldende omstandigheden begrijpelijk acht, tot een andere strafmodaliteit en strafmaat dan de rechtbank.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien weken een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter te Rotterdam van 1 februari 2008 onder parketnummer 10-691137-06 is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uren, met bevel dat die taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
Met de advocaat-generaal is het hof evenwel van oordeel dat er - gelet op de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de tijd die de verdachte al langer in voorarrest heeft doorgebracht dan hem aan gevangenisstraf door het hof wordt opgelegd - geen termen aanwezig zijn voor toewijzing van de vordering. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde zoals hiervoor overwogen heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Rotterdam van 10 mei 2010, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Rotterdam van 1 februari 2008, parketnummer 10-691137-06, voorwaardelijk opgelegde taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uren.
Dit arrest is gewezen door mr. G.P.A. Aler,
mr. R.M. Bouritius en mr. C.J. van der Wilt, in bijzijn van de griffier mr. H. Biemond.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 6 februari 2012.