ECLI:NL:GHSGR:2012:BV8000

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-003395-11
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op supermarkt met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 7 maart 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1987 en thans gedetineerd in de PI Rotterdam, werd beschuldigd van het medeplegen van een gewapende overval op een supermarkt in Moerkapelle op 14 december 2010. Samen met twee mededaders heeft hij geld weggenomen, waarbij geweld en bedreiging met een vuurwapen tegen meerdere slachtoffers zijn gepleegd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een cruciale rol heeft gespeeld in de voorbereiding en uitvoering van de overval, ondanks dat hij zelf niet fysiek aanwezig was in de supermarkt tijdens de overval. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van voorarrest. Het hof oordeelde dat de ernst van het feit, de bedreiging van de slachtoffers en de maatschappelijke onrust die de overval teweegbracht, een aanzienlijke straf rechtvaardigen. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden. Het hof heeft de teruggave van in beslag genomen voorwerpen gelast, waaronder een auto en een mobiele telefoon.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003395-11
Parketnummer: 09-753827-10
Datum uitspraak: 7 maart 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 5 juli 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
thans gedetineerd in de PI Rotterdam, locatie De Schie.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 9 december 2011, 23 december 2011 en 22 februari 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist omtrent de in beslag genomen en nog niet terug gegeven voorwerpen, zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is primair het medeplegen van diefstal met geweld ten laste gelegd, subsidiair het medeplegen van poging tot diefstal met geweld, meer subsidiair medeplichtigheid aan diefstal met geweld en meest subsidiair medeplichtigheid aan poging tot diefstal met geweld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 december 2010 te Moerkapelle, gemeente Zuidplas, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geld toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het:
- meermalen slaan van die [slachtoffer 2] op/tegen het hoofd en
- richten van een vuurwapen op het hoofd van die [slachtoffer 2] en op het hoofd van die [slachtoffer 3] en op het hoofd/de nek van die [slachtoffer 1] en op die [slachtoffer 4] en
- die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] dwingen op hun knieën te gaan zitten en
- tegen die [slachtoffer 1] zeggen: "Dit is een overval, waar is de kluis, dit is geen geintje" en "Pas op, want ik schiet je in je knie", althans woorden van gelijke aard of strekking en
- tegen die [slachtoffer 2] zeggen: "Rustig blijven anders ga ik schieten" en
- tegen die [slachtoffer 4] zeggen: "Maak open die kassalades of ik schiet" en
- meermalen afvuren van patronen met dat vuurwapen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Ter terechtzitting in hoger beroep is door de raadsman van de verdachte betoogd - op gronden als nader vermeld in zijn pleitnota - dat de bij de politie afgelegde verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte 1], alsmede van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] zodanig onbetrouwbaar zijn dat deze niet kunnen dienen als bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval.
Het hof overweegt te dien aanzien als volgt. Met de raadsman is het hof van oordeel dat de medeverdachte [naam] als getuige ter terechtzitting in hoger beroep op een aantal onderdelen andersluidend heeft verklaard dan tijdens zijn verhoren door de politie. Bij het onderdeel van zijn verklaring dat het de verdachte is geweest die hem en de mededader [medeverdachte 2] per auto naar Moerkapelle heeft gereden - is hij ter terechtzitting in hoger beroep echter gebleven. Dat de verdachte degene is geweest die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar Moerkapelle heeft gereden, is ook door de verdachte zelf toegegeven, vindt steun in de telefoongegevens van de verdachte en staat naar het oordeel van het hof vast. De omstandigheid dat de verdachte wetenschap had van de aldaar door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] te plegen overval op de Spar volgt echter niet alleen uit de tegenover de politie in aanwezigheid van zijn raadsvrouw afgelegde verklaringen van [medeverdachte 1], maar eveneens uit de tegenover de politie afgelegde verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] - oom en broer van de mededader [medeverdachte 2] - die verklaren dit uit de mond van de verdachte zelf te hebben vernomen. Het hof heeft deze getuigen ter terechtzitting in hoger beroep gehoord. Hoewel hun herinnering aan de met de verdachte gevoerde gesprekken inmiddels vervaagd was, heeft het hof geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van hun destijds tegenover de politie afgelegde verklaringen ten aanzien waarvan beide getuigen desgevraagd hebben verklaard bij de politie de waarheid te hebben gesproken. De getuige [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat verdachte op de uitkijk heeft gestaan. De getuige [getuige 2] heeft bij de politie verklaard dat hij van de verdachte zelf heeft gehoord dat deze had gezien dat de jongens die hij had meegenomen in de auto waren gepakt. Mede gelet op de verklaringen van deze getuigen stelt het hof vast dat de medeverdachte [medeverdachte 1] tijdens zijn verhoren door de politie met '[naam]' de verdachte heeft bedoeld. Het hof heeft dan ook geen twijfel aan de juistheid van diens verklaringen bij de politie, met name dat verdachte wist dat de overval zou worden gepleegd, dat hij kennis had van de situatie in de supermarkt en dat hij hierover in de auto met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft gesproken. Zo wist verdachte volgens [medeverdachte 1] dat er geld was in de supermarkt, waar de kluis stond en dat wanneer de bakker kwam de deur openstond en zij dan naar binnen konden gaan om het geld uit de kluis te halen.
Het voorgaande dient bovendien te worden bezien in het licht van de volstrekt ongeloofwaardige verklaring van de verdachte, die stelt dat hij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op hun verzoek in de vroege ochtend van 14 december 2010 vanuit Delft naar Moerkapelle heeft gereden omdat zij daar 'chickies', oftewel meisjes, wilden ontmoeten, vervolgens een uur lang heeft gewacht en pas is weggereden toen deze ontmoeting langer duurde dan hij van tevoren had verwacht. Uit het dossier blijkt voorts dat in de onder de verdachte in beslag genomen mobiele telefoon - waarover hij ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij deze nooit heeft uitgeleend - onder een andere naam het telefoonnummer van de overvallen Spar supermarkt in Moerkapelle in het telefoonboek is opgenomen, een omstandigheid waarvoor de verdachte - mede in het licht van zijn verklaring ter terechtzitting in hoger beroep dat hij nog nooit van Moerkapelle had gehoord en daar nooit eerder was geweest - geen aannemelijke uitleg heeft kunnen geven.
Mitsdien is het hof van oordeel dat de mededaders [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met de verdachte hebben samengewerkt aan het voorbereiden en uitvoeren van de overval. De drie zijn immers gezamenlijk naar Moerkapelle gereden, hebben onderweg over de overval gesproken en afgesproken de buit gelijkelijk te verdelen, waarna twee van hen, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], de winkel zijn binnengegaan terwijl de verdachte geruime tijd heeft gewacht tot de twee terug zouden keren. Naar het oordeel van het hof volgt uit het voorhanden bewijs derhalve dat sprake is geweest van een zodanige bewuste en nauwe samenwerking, dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat ook ten aanzien van de verdachte sprake is van medeplegen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het primair bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 jaren met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich samen met twee mededaders schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een supermarkt. Hierbij zijn personeelsleden bedreigd met een vuurwapen, is geslagen en zijn schoten afgevuurd. Dit is een zeer ernstig en voor de rechtsorde schokkend feit en daarnaast een bijzonder beangstigende ervaring voor de slachtoffers, temeer nu uit de diverse zich in het dossier bevindende slachtofferverklaringen valt op te maken dat een aantal van hen nog geruime tijd de gevolgen zal ondervinden van dat wat hen door de verdachte en zijn mededaders is aangedaan. Voorts is het hof gebleken dat deze overval in en rond Moerkapelle grote maatschappelijke onrust teweeg heeft gebracht, mede vanwege het tragische gegeven dat de mededader [medeverdachte 2] aan de gevolgen van een val tijdens de overval is komen te overlijden.
De omstandigheid dat de verdachte - anders dan zijn twee mededaders - zelf niet fysiek aan de overval in de supermarkt heeft deelgenomen - acht het hof gelet op zijn cruciale rol bij het beramen en mogelijk maken van de overval allerminst een strafverminderende factor. In het nadeel van de verdachte heeft het hof voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 februari 2012, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Op dit feit kan niet anders dan met een aanzienlijke gevangenisstraf worden gereageerd. Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat de door de rechtbank in eerste aanleg opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
Ten aanzien van de na te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zal het hof - overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - de teruggave gelasten aan de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten
de op de zich in het dossier bevindende beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen, zijnde een auto van het merk [merk], type [type], voorzien van het kenteken [kenteken], alsmede een mobiele telefoon van merk Blackberry, type Bold 9700.
Dit arrest is gewezen door mr. D.J.C. van den Broek, mr. F.A.M. Bakker en mr. C.G.M. van Rijnberk, in bijzijn van de griffier mr. J.C.A. Verhoef.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 7 maart 2012.