Rolnummer: 22-002816-11
Parketnummers: 09-900120-11, 22-006345-06 (TUL) en
v.i.-zaaknummer 99/000086-31
Datum uitspraak: 24 februari 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 17 mei 2011 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging en tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortejaar] 1981,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 15 november 2011 en 10 februari 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist omtrent de vordering benadeelde partij, de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling en de vordering tenuitvoerlegging, zoals nader in het vonnis waarvan beroep is omschreven.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 04 december 2010 te 's-Gravenhage, op de openbare weg (de Vlierboomstraat) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon (merk Sony-Ericsson) en/of een sleutelbos, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die De Vos, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- achterna lopen van die [benadeelde partij] en/of
- geven van een (karate)trap tegen/op de buik althans op het lichaam van die [benadeelde partij] (waardoor die [benadeelde partij] is gevallen) en/of
- doorzoeken van de(jas)zakken van die [benadeelde partij] en/of
- zeggen tegen die [benadeelde partij]dat die geen aangifte moest doen want dan zou hij, verdachte, een pistool trekken (en/of vervolgens/daarbij zijn, verdachtes, vest omhoog tillen ) en/of dat hij, verdachte [benadeelde partij] zou opzoeken en in elkaar slaan als die [benadeelde partij] aangifte zou doen, althans woorden van gelijke dreigende aard/strekking.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 04 december 2010 te 's-Gravenhage, op de openbare weg (de Vlierboomstraat) tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon (merk Sony-Ericsson) en een sleutelbos, toebehorende aan [benadeelde partij], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het:
- achterna lopen van die [benadeelde partij] en
- geven van een (karate)trap tegen de buik van die [benadeelde partij] (waardoor die [benadeelde partij] is gevallen) en
- doorzoeken van de jaszakken van die [benadeelde partij] en
- zeggen tegen die [benadeelde partij]dat die [benadeelde partij] geen aangifte moest doen want dan zou hij, verdachte, een pistool trekken (en vervolgens/daarbij zijn, verdachtes, vest omhoog tillen) en dat hij, verdachte, [benadeelde partij] zou opzoeken en in elkaar slaan als die [benadeelde partij] aangifte zou doen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Verweren gevoerd door de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken, omdat er sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de aangever de verdachte niet heeft herkend en onduidelijk is van wie de telefoon die zich in het huis van de verdachte bevond, is afgepakt. Daarnaast heeft de raadsman bepleit dat de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] te onbetrouwbaar zijn om als bewijs gebruikt te kunnen worden, omdat - kort gezegd - medeverdachte [medeverdachte 2] tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd en medeverdachte [medeverdachte 1] onder zijn straf uit wil komen en uit wraak tegen de verdachte heeft verklaard.
Het hof overweegt dat de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de aangifte van [benadeelde partij] ondersteunen. Het hof heeft in het verweer van de raadsman geen reden gevonden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de medeverdachten dat de verdachte bij de plek waar de diefstal met geweld heeft plaatsgevonden aanwezig was. Voor wat betreft het achterwege blijven van de herkenning van de verdachte door aangever [benadeelde partij] is het hof van oordeel, dat hieraan minder waarde moet worden gehecht, omdat de verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] om [benadeelde partij] heen liepen zodat hij kennelijk zich de gezichten minder heeft kunnen inprenten, anders dan de globale aanduiding van de herkomst van de daders (Marokkaans voor de verdachte).
Het hof overweegt voorts dat, nu de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de verdachte bij de plek van de diefstal met geweld hebben geplaatst en de telefoon door de moeder van de verdachte - toen aangever na verwijzing door de medeverdachten naar het huis van de verdachte was gegaan - aldaar aan aangever is teruggegeven, de verklaring van de verdachte dat hij de telefoon zou hebben gekregen van een zwarte man, ongeloofwaardig wordt geacht.
De verweren worden verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 75 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, alsmede herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling en daarmee de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf voor de duur van 314 dagen. Daarnaast vordert de advocaat-generaal afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging. Voorts vordert de advocaat-generaal toewijzing van de vordering benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld, waarbij het slachtoffer werd beroofd van zijn mobiele telefoon en zijn sleutels. Het hof beschouwt het onderhavige feit als ernstig, dat het veiligheidsgevoel van burgers direct raakt.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 januari 2012, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk misdrijf, tot een langdurige gevangenisstraf en voor andere strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [gemachtigde] zich als gemachtigde van [benadeelde partij] als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van EUR 274,39.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist, daar de raadsman heeft gepleit voor vrijspraak.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van EUR 274,39 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
Herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling
Het hof heeft geconstateerd dat de verdachte bij vonnis van de rechtbank Zutphen van 4 maart 2009 (onder parketnummer 06-580552-08) onherroepelijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
Bij arrest van dit hof van 24 december 2008 (rolnummer 22-006360-07) is de verdachte onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken.
De verdachte is met ingang van 21 juli 2010 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de algemene voorwaarde dat hij zich gedurende een proeftijd van 365 dagen niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De niet ten uitvoer gelegde vrijheidsstraf bedraagt 314 dagen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt herroepen en dat de tenuitvoerlegging van de resterende 314 dagen detentie wordt gelast.
De verdachte heeft zich voor het einde van de genoemde proeftijd schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, zoals blijkt uit de bewezenverklaring van dit arrest.
Het hof zal daarom de tenuitvoerlegging gelasten.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 28 februari 2008 onder parketnummer 22-006345-06 is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, met bevel dat die voorwaardelijke taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
Met de advocaat-generaal is het hof evenwel van oordeel dat er - gelet ook op de toewijzing van de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling - geen termen aanwezig voor toewijzing van die vordering.
De vordering zal dan ook worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 15j, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 274,39 (tweehonderdvierenzeventig euro en negenendertig cent) aan materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij], een bedrag te betalen van EUR 274,39 (tweehonderdvierenzeventig euro en negenendertig cent) aan materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 (vijf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te 's-Gravenhage van 22 maart 2011, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 28 februari 2008, parketnummer 22-006345-06, voorwaardelijk opgelegde werkstraf.
Wijst toe de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling in de zaken met parketnummer 06-580552-08 en rolnummer 22-006360-07;
Gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog geheel moet worden ondergaan, te weten voor een duur van 314 dagen.
Dit arrest is gewezen door mr. A.E. Mos-Verstraten,
mr. A.J.M. Kaptein en mr. J.J.H.M. van Gennip, in bijzijn van de griffier mr. M. Simpelaar.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 24 februari 2012.
Mr. Van Gennip is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.