ECLI:NL:GHSGR:2012:BV8428

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-001814-11
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van verkoop door misdrijf verkregen goed

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 21 februari 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 1 april 2011. De verdachte, geboren in 1963, werd beschuldigd van het verwerven en doorverkopen van een sloep, waarvan werd gesteld dat deze door misdrijf was verkregen. De advocaat-generaal had gevorderd dat het eerdere vonnis zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van EUR 1.000,--, subsidiair twintig dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaar.

In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis. De verdachte ging in hoger beroep tegen deze veroordeling. Tijdens de zitting in hoger beroep op 7 februari 2012 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. De verdachte had de sloep aangekocht van een bekende verkoper en deze vervolgens doorverkocht aan een derde partij. De aankoopprijs was redelijk en er was een factuur verstrekt voor de transactie.

Het hof oordeelde dat de verdachte niet redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat de sloep een door misdrijf verkregen goed was. Bovendien had de verdachte voldaan aan zijn onderzoeksplicht met betrekking tot de herkomst van de sloep. Gezien deze omstandigheden oordeelde het hof dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001814-11
Parketnummer: 09-655082-10
Datum uitspraak: 21 februari 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van
1 april 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1963,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 7 februari 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van EUR 1.000,--, subsidiair twintig dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaar.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 6 juli 2007 tot en met 11 september 2007 te Vinkeveen en/of Schipluiden, gemeente Midden-Delfland en/of Delft, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een sloep (merk Antaris, type 630, CIN-nummer [nr]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die sloep wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
De verdachte heeft van een een hem bekende persoon genaamd [medeverdachte], die bij hem al vaste klant was, een sloep aangekocht en die sloep vervolgens aan een derde doorverkocht. De aankoopprijs voor deze sloep was een alleszins redelijke prijs. Door de verkoper is voor deze overeenkomst bovendien een factuur gestuurd aan de verdachte. Gelet op deze omstandigheden kan de verdachte naar het oordeel van het hof niet worden verweten dat hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de sloep een door misdrijf verkregen goed betrof. Daar komt nog bij dat gelet op de destijds bestaande mogelijkheden voor de verdachte om de herkomst van een dergelijke sloep na te gaan, de verdachte naar het oordeel van het hof in voldoende mate heeft voldaan aan zijn onderzoeksplicht.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries,
mr. A.M.P. Gaakeer en mr. G. Knobbout, in bijzijn van de griffier M. van der Mark.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 februari 2012.