ECLI:NL:GHSGR:2012:BV9017

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.094.407.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Lückers
  • A. Husson
  • J. van Dijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale zaak inzake gezag, omgang, informatieregeling en kinderalimentatie

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage werd behandeld, ging het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage. De man, die in [land] woont, verzocht het hof om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen bij hem te bepalen en om een nieuwe omgangsregeling vast te stellen. De vrouw, die in Nederland woont, verzocht het hof om haar te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen. De rechtbank had eerder bepaald dat de man € 226,- per maand per kind aan kinderalimentatie moest betalen, maar de man stelde dat hij door gewijzigde omstandigheden geen draagkracht meer had.

Het hof oordeelde dat de man niet in staat was om gezamenlijk gezag uit te oefenen, gezien de communicatieproblemen tussen de ouders. Het hof wees het verzoek van de man tot wijziging van de hoofdverblijfplaats af, omdat er geen bewijs was dat de kinderen niet goed zouden gedijen bij de vrouw. De omgangsregeling werd aangepast, zodat de kinderen de helft van de vakanties bij de man zouden zijn, en de man werd verplicht om de kosten van deze regeling te dragen. De kinderalimentatie werd met ingang van 1 augustus 2011 op nihil vastgesteld, maar de man had wel een inspanningsverplichting om in de toekomst weer een financiële bijdrage te leveren.

De beslissing van het hof werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de proceskosten werden door iedere partij zelf gedragen. De beschikking werd uitgesproken op 29 februari 2012.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 29 februari 2012
Zaaknummer : 200.094.407.01 + 200.094.408.01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 11-127
[de man],
wonende in de [land],
verzoeker, tevens incidenteel verweerder, in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. E.J. Kim-Meijer te 's-Gravenhage,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster, tevens incidenteel verzoekster, in hoger beroep
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M. van Olffen te ‘s-Gravenhage.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 21 september 2011 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 22 juni 2011 van de rechtbank 's-Gravenhage.
De vrouw heeft op 14 november 2011 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend.
De man heeft op 27 december 2011 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de man:
- op 9 januari 2012 een brief van 8 januari 2012 met bijlagen;
- op 9 januari 2012 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
- op 9 januari 2012 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
- op 10 januari 2012 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
van de zijde van de vrouw:
- op 10 januari 2012 een brief van 9 januari 2012 met bijlagen.
De zaak is op 19 januari 2012 mondeling behandeld. Ter zitting zijn verschenen: de advocaat van de man en de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. De advocaat van de man heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is – uitvoerbaar bij voorraad – bepaald dat aan de vrouw en de man het gezamenlijk ouderlijk gezag zal toekomen over na te noemen minderjarigen, dat na te noemen minderjarigen bij de man zullen zijn om de week van woensdagmiddag na school tot dinsdagochtend voor school, alsmede de helft van de schoolvakanties, en dat de man met ingang van 31 december 2010 voor de verzorging en opvoeding van na te noemen minderjarigen aan de vrouw zal betalen een bedrag van € 226,- per maand per kind, vanaf 22 juni 2011 telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTE¬LE HOGER BEROEP
1. In geschil zijn:
- het gezag over de minderjarigen [X], geboren [in] 2000 te [woonplaats], [Y], geboren [in] 2001 te [woonplaats], en [Z], geboren [in] 2004 te [woonplaats] (hierna: de minderjarigen),
- de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ten aanzien van de minderjarigen (hierna: zorgregeling), dan wel de omgang tussen de minderjarigen en de man,
- de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen en
- de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (hierna: kinderalimentatie) voor de minderjarigen.
2. De man verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen aangaande de zorgregeling en de vastgestelde kinderalimentatie en, opnieuw beschikkende, uitvoerbaar bij voorraad:
• een raadsonderzoek te gelasten die het hof ten aanzien van het welzijn van de kinderen, de door de man geuite zorgen, alsmede hun verzoek om bij de man in [land] te mogen gaan wonen per datum beschikking kan adviseren.
• Primair de hoofdverblijfplaats van de kinderen per datum te wijzen beschikking bij de man in [land] te bepalen en hem vervangende toestemming te willen verlenen zijn drie minderjarige kinderen per datum te wijzen beschikking mee te mogen nemen naar [land].
• Primair een bijzondere curator te benoemen die de drie minderjarige kinderen, nu zij geheel klem zitten en dreigen ondergesneeuwd te raken in het conflict tussen hun ouders aangaande hun hoofdverblijfplaats in de onderhavige procedure, voor de duur van de procedure en een eventueel raadsonderzoek kan bijstaan en namens de kinderen het hof kan informeren en adviseren. De man verzoekt het hof als bijzondere curator mevrouw drs. Annelies Hendriks te willen benoemen in deze procedure.
• Primair in het geval de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de man in [land] zal worden bepaald per datum beschikking en hij toestemming verkrijgt de drie minderjarige kinderen per datum beschikking meer te nemen naar [land] verzoekt de man het hof een vakantieregeling tussen de vrouw en de kinderen vast te stellen luidende:
- dat de vrouw in de zomervakantie gerechtigd is vijf aaneengesloten weken zomervakantie met haar drie minderjarige kinderen door te brengen in Nederland dan wel het buitenland, waaronder [land]. Ieder jaar zullen de eerste vijf weken van de zomervakantie met de vrouw kunnen worden doorgebracht. De vrouw zal de man minimaal vier weken voor haar vakantie nader schriftelijk informeren over haar vakantieadres en haar bereikbaarheid aldaar. De vrouw zal ervoor zorg dragen dat de man per email zal worden geïnformeerd over de aankomst van de kinderen op het vakantieadres en zij zal ervoor zorg dragen dat de kinderen eenmaal per week telefonisch contact met de man hebben tot het moment van terugkeer naar het huis van de man. De vrouw zal er uiteraard voor zorg dragen dat de kinderen na afloop van de vakanties alsdan zullen worden teruggebracht naar de man in [land];
- dat de vrouw de kerstvakanties (twee weken) de kinderen in de even jaren bij zich mag hebben in Nederland dan wel het buitenland, waaronder [land] en dat zij in de oneven jaren de drie kinderen in de meivakantie twee weken bij zich mag hebben in Nederland, het buitenland (waaronder [land]);
- dat de man ieder jaar de kleine vakanties (voorjaarsvakantie, herfstvakantie en de laatste week van de zomervakantie) met de kinderen en in de oneven jaren de kerstvakanties mag doorbrengen of andere kleine vakanties die de kinderen in [land] zullen hebben;
- dat de vrouw te allen tijde het recht heeft haar kinderen in [land] te bezoeken en bij zich te hebben. De vrouw zal, als zij ten tijde van de schoolperiode van de kinderen in [land] is, ervoor zorg dragen dat de kinderen alsdan naar school zullen worden gebracht en opgehaald zullen worden.
• Subsidiair, indien het hof de mening is toegedaan dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen niet gewijzigd dient te worden en indien het hof bepaalt dat de kinderen niet bij de man in [land] mogen gaan wonen, per datum beschikking, alsdan de navolgende vakantieregeling tussen de man en zijn minderjarige kinderen vast te stellen per datum beschikking:
- dat hij in de zomervakantie gerechtigd is vijf aaneengesloten weken zomervakantie met zijn drie minderjarige kinderen door te brengen in Nederland dan wel het buitenland, waaronder [land]. Ieder jaar zullen de eerste vijf weken van de zomervakantie met de man kunnen worden doorgebracht. De man zal de vrouw minimaal vier weken voor zijn vakantie nader schriftelijk informeren over zijn vakantieadres en zijn bereikbaarheid aldaar. De man zal ervoor zorg dragen dat de vrouw per email zal worden geïnformeerd over de aankomst van de kinderen op het vakantieadres en hij zal ervoor zorg dragen dat de kinderen eenmaal per week telefonisch contact met de vrouw hebben tot het moment van terugkeer naar het huis van de vrouw. De man zal er uiteraard voor zorg dragen dat de kinderen na afloop van de vakanties alsdan zullen worden teruggebracht naar de vrouw in Nederland;
- dat hij de kerstvakanties (twee weken) de kinderen in de even jaren bij zich mag hebben in Nederland dan wel het buitenland, waaronder [land] en dat hij in de oneven jaren zijn drie kinderen in de meivakantie twee weken bij zich mag hebben in Nederland, het buitenland (waaronder [land]);
- dat de vrouw ieder jaar de kleine vakanties (voorjaarsvakantie, herfstvakantie en de laatste week van de zomervakantie) met de kinderen en in de oneven jaren de kerstvakanties mag doorbrengen;
- dat de vader te allen tijde het recht heeft zijn kinderen in Nederland te bezoeken en bij zich te hebben, ook ‘s nachts. De man zal, als hij ten tijde van de schoolperiode van zijn kinderen in Nederland is, ervoor zorg dragen dat de kinderen alsdan naar school zullen worden gebracht en opgehaald zullen worden.
De man is bereid met de vrouw af te spreken dat als, om welke reden dan ook, de vrouw de voorkeur geeft aan een andere vakantie dan in de basisregeling gepland, de vrouw, maar ook de man, tot twee maanden voor de geplande vakantie een schriftelijk verzoek tot wijziging van de vakantie neer kunnen leggen waarbij de andere ouder alsdan binnen twee weken op dient te reageren.
• Subsidiair, indien er geen wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de man in [land] zal worden vastgesteld per datum beschikking en de man de kinderen niet mee mag nemen daar [land] per datum beschikking een informatie- en consultatieverplichting vast te stellen, inhoudende:
dat de vrouw de man tenminste maandelijks schriftelijk en tijdig op de hoogte stelt omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van de minderjarige kinderen en hem raadpleegt over daaromtrent te nemen beslissingen waaronder: lichamelijke verzorging, het dagritme, bedtijd, bezoeken arts/ziekenhuis/tandarts, inentingen, medische behandelingen en ingrepen, bezoeken ouderavonden die door de school worden georganiseerd, in de nabije toekomst de schoolkeuze, bezoek ouderavonden, schoolprestatie,
sportkeuze, vakanties met de vrouw in binnen- en buitenland.
• Subsidiair indien het hof de mening is toegedaan dat de kinderen niet bij de man in [land] hun hoofdverblijfplaats zullen krijgen, per datum beschikking dat de drie minderjarige kinderen onbeperkt e-mail contact of msn contact met de man mogen hebben alsmede te bepalen dat de vrouw ervoor dient zorg te dragen dat de zogeheten Magic Jack die de man aan zijn kinderen heeft gegeven in de computer van de kinderen zal worden geïnstalleerd zodat de man en zijn kinderen minimaal driemaal per week op woensdagavond tussen 19.30 uur en 21.00 uur, vrijdagavond tussen 10.30 uur en 21.00 uur en zondagavond tussen 19.30 uur en 21.00 uur telefonisch contact met de man kunnen hebben.
• Te bepalen dat de door de rechtbank vastgestelde kinderalimentatie per 31 december 2010 nihil zal zijn. Subsidiair, indien het hof een andere mening is toegedaan te bepalen dat de kinderalimentatie per datum ontslag van de man bij zijn werkgever VN Tribunaal Libanon nihil zal zijn.
• De man verzoekt een schorsing van de uitvoerbaarheid van de betaling van de kinderalimentatie per 31 december 2010.
• De man verzoekt het hof te bepalen dat de vrouw binnen een maand na de te wijzen beschikking haar medewerking dient te verlenen aan de financiële afwikkeling van de
niet-huwelijkse relatie met de man, waar onder de verdeling van de inboedel. De man verzoekt het hof primair, te bepalen dat de vrouw aan hem dient af te geven, binnen een week na de door het hof te wijzen beschikking:
- Bedrijfsboekhouding Neca Taxi;
- Samsung LCD TV scherm;
- Dell computer beeldscherm;
- Set computer boxen;
- Dell Laptop;
- Foto camera;
- Oude computers;
- Boek Oosterse vechtkunst (filosofie);
- Restant gereedschap (staat in de schuur, o.a. grasmaaier);
- Sony DVD speler;
- Speelgoed van de kinderen.
Subsidiair, indien de vrouw niet instemt met afgifte van de voornoemde inboedelzaken, dan verzoekt de man het hof voor recht te verklaren dat, mocht uw Hof de mening zijn toegedaan, dat de kinderalimentatie per 31 december 2010 wel verschuldigd zou zijn, een eventuele achterstand in alimentatie voor de kinderen tot en met de datum van het indienen van dit hoger beroepschrift is verrekend door voldoening door de man in natura, nu de vrouw voornoemde inboedelzaken zal behouden.
3. De vrouw bestrijdt het beroep van de man en verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, primair de man in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren en subsidiair de bestreden beschikking te bevestigen zo nodig met verbetering van gronden. In incidenteel appel verzoekt de vrouw het hof om haar te bekleden met het eenhoofdig gezag over de kinderen, met veroordeling van de man in de kosten van de procedure.
4. De man verzet zich tegen het incidenteel appel van de vrouw en verzoekt het hof dit incidenteel appel af te wijzen, alsmede het verzoek van de vrouw de man te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure af te wijzen.
5. De man heeft ter terechtzitting zijn verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking, alsmede zijn verzoek aangaande de financiële afwikkeling van de niet-huwelijkse relatie, waaronder zijn subsidiaire verzoek te verklaren voor recht dat een achterstand in kinderalimentatie tot en met de datum van indiening van het beroepschrift is verrekend door voldoening van de man in natura, ingetrokken. Deze verzoeken van de man zullen dan ook worden afgewezen.
6. In hoger beroep staat als onweersproken vast dat de man na de datum van de bestreden beschikking is verhuisd naar [land], waardoor hetgeen de rechtbank heeft overwogen en beslist een herbeoordeling behoeft. In het hiernavolgende zal het hof het geschil, mede gelet op de door partijen aangedragen gronden, in volle omvang opnieuw beoordelen.
Gezag
7. De vrouw verzoekt het hof haar te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen. Volgens de vrouw is er geen communicatie tussen haar en de man mogelijk. Zo vraagt de man, zonder haar te consulteren, visa voor de minderjarigen aan voor vertrek naar [land]. Dit terwijl hij geen toestemming heeft gevraagd de woonplaats van de minderjarigen te wijzigen en geen inzicht heeft gegeven in zijn plannen om te verhuizen.
8. De man betoogt dat door gezamenlijk gezag wordt voorkomen dat na eventueel overlijden van de vrouw een rechterlijke beslissing nodig is om de man als vader met het gezag over de kinderen te belasten en de kinderen mee te nemen naar [land]. Daarnaast wordt door gezamenlijk gezag bewerkstelligd dat de vrouw de rechtbank niet zo maar kan verzoeken om haar en een derde te belasten met het gezamenlijk gezag over de minderjarigen. Volgens de man zal hij niets meer over de kinderen vernemen indien hij niet met het gezag belast is. Informatie over de kinderen mag immers dan niet door derden worden verstrekt.
9. Het hof overweegt als volgt. Ingevolge artikel 1:253c, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde vader van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders gezamenlijk met het gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Ingevolge het tweede lid wordt het verzoek, indien het verzoek ertoe strekt de ouders gezamenlijk met het gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, slechts afgewezen indien (a) er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of (b) afwijzing van het verzoek anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
10. Voor gezamenlijk gezag is ten minste een dusdanige vorm van communicatie tussen partijen noodzakelijk dat partijen belangrijke beslissingen over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen. Naar het oordeel van het hof ontbreekt op dit moment een dergelijke basis. Door de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de bestreden beschikking zijn partijen sinds 22 juni 2011 gezamenlijk belast met de uitoefening van het ouderlijk gezag. De man is zonder enig overleg daartoe, dan wel zonder de vrouw daarvan ruimschoots tevoren op de hoogte te stellen, na de bestreden beschikking vertrokken naar [land] om bij zijn huidige vrouw te gaan wonen. De vrouw heeft ter terechtzitting verklaard dat zij geen contact (meer) heeft met de man. Zij weet niet waar de man in [land] woont en zij heeft ook zijn e-mail adres niet. De door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling wordt, kennelijk vanwege de verhuizing van de man naar [land], niet uitgevoerd. Tussen de man en de kinderen was tot december 2011 contact via Skype. Het hof is van oordeel dat partijen niet in staat zijn gebleken op een positieve wijze invulling te geven aan de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag. Mede gelet op het feit dat de huidige situatie reeds ruim een half jaar bestaat en de verhouding tussen partijen in de periode dat zij het gezamenlijk gezag hebben niet is verbeterd, acht het hof het niet aannemelijk dat de communicatie tussen hen zich op korte termijn zal verbeteren. De spanningen die dit voor met name de vrouw met zich brengt hebben hun weerslag op de kinderen. Het hof acht het, gelet op de reële kans dat de spanningen tussen partijen bij het in stand laten van de bestreden beschikking zullen toenemen, noodzakelijk in het belang van de kinderen dat het verzoek van de man tot gezamenlijk gezag wordt afgewezen en de vrouw alleen met het ouderlijk gezag blijft belast. De wens van de man om een gelijkwaardiger positie in de opvoeding van de kinderen te krijgen, weegt naar het oordeel van het hof onder deze omstandigheden minder zwaar dan het belang van de kinderen bij een stabiele opvoedsituatie. Het hof zal de bestreden beschikking in zoverre dan ook vernietigen.
Hoofdverblijfplaats
11. Gelet op hetgeen hiervoor onder 10 is overwogen, zal het hof het verzoek van de man tot bepaling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij hem afwijzen. Het hof overweegt daartoe nog dat, wat er ook zij van het verleden van de vrouw, niet is gebleken dat het thans niet goed gaat met de minderjarigen bij de vrouw.
Omgangsregeling en informatie/consultatieregeling
12. De man stelt zich op het standpunt dat vanwege een wijziging van omstandigheden de door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling niet meer werkbaar is. Deze wijziging van omstandigheden is daarin gelegen dat hij sinds 1 september 2011 gehuwd is met zijn [nationaliteit] vriendin [S] en bij haar in [land] woonachtig is. Volgens de man dient dan ook een nieuwe omgangsregeling te worden vastgesteld. Voorts wenst de man een vakantieregeling tussen hem en de minderjarigen, alsmede een informatie- en consultatieregeling, de mogelijkheid voor de minderjarigen om onbeperkt email en msn contact met hem te hebben en minimaal drie maal per week telefonisch contact.
13. De vrouw stelt dat de man niet-ontvankelijk verklaard dient te worden waar het de wijziging van de omgangsregeling betreft voortvloeiende uit de verhuizing van de man naar [land]. De man had volgens de vrouw bij de rechtbank een nieuw verzoek voor een omgangsregeling moeten indienen. Voorts stelt de vrouw dat het juist de man is die geen enkele afspraak aangaande de omgangsregeling nakomt.
14. Het hof overweegt als volgt. Zoals hiervoor onder 6 overwogen, beoordeelt het hof het onderhavige geschil in volle omvang en naar de situatie van dit moment
15. Het hof acht het in het belang van de minderjarigen een omgangsregeling vast te stellen inhoudende dat de minderjarigen de helft van de vakanties, in onderling overleg tussen partijen vast te stellen en op tijdig verzoek van de man, bij de man zijn. Het hof is van oordeel dat de man de kosten van deze omgangsregeling voor zijn rekening dient te nemen, nu hij degene is geweest die is vertrokken naar [land].
16. Ten aanzien van het verzoek van de man tot het opleggen van een informatie/consultatieregeling overweegt het hof als volgt. Ingevolge artikel 1:377b lid 1 BW is de ouder die met het gezag is belast, gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen – zo nodig door tussenkomst van derden – om daaromtrent te nemen beslissingen.
17. Het hof is van oordeel dat het vaststellen van een informatieregeling niet strijdig is met de belangen van de minderjarigen en zal dan ook bepalen dat de vrouw aan de man eenmaal per vier maanden een kopie van de schoolrapporten van de minderjarigen dient te sturen tezamen met recente foto’s van de minderjarigen en een kort verslagje omtrent de vorderingen en ontwikkelingen van de minderjarigen.
18. Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht, is het hof echter gebleken dat het raadplegen van de man door de vrouw omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van de minderjarigen, gelet op de verhouding tussen partijen, niet uitvoerbaar is. Het verzoek van de man daartoe zal dan ook worden afgewezen.
Raadsonderzoek
19. Het hof acht zich op grond van de stukken en de mondelinge behandeling voldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen, zodat geen noodzaak bestaat om een nader onderzoek te gelasten. Het hof zal het verzoek van de man daartoe dan ook afwijzen.
Benoeming bijzondere curator
20. Het hof acht het niet in het belang van de minderjarigen noodzakelijk een bijzondere curator te benoemen. Niet is gebleken dat de belangen van de met het gezag belaste ouder, in casu de vrouw, in strijd zijn met die van de minderjarigen. Het hof zal het verzoek van de man daartoe dan ook afwijzen.
Kinderalimentatie
21. De man stelt zich op het standpunt dat hij gelet op gewijzigde omstandigheden geen draagkracht heeft enige kinderalimentatie te betalen. Deze wijziging van omstandigheden is daarin gelegen dat hij thans is gehuwd, in [land] woonachtig is en geen inkomsten uit arbeid heeft. Voorts dienen bij de bepaling van zijn draagkracht alle schulden te worden meegenomen, alsmede zijn huidige maandelijkse lasten, aldus de man.
22. Voorts stelt de man dat de rechtbank ten onrechte de te betalen kinderalimentatie met terugwerkende kracht heeft bepaald op 31 december 2010. De man voert daartoe aan dat hij niet de middelen heeft een alimentatie met terugwerkende kracht te voldoen. Hij wordt, naast de schulden die hij al heeft, geconfronteerd met een aanzienlijke betalingsverplichting aangaande de kinderalimentatie.
23. De vrouw stelt dat de man in zijn verzoek de kinderalimentatie op nihil te bepalen
niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Hij had, nu hij stelt dat sprake is van een wijziging van omstandigheden, een wijzigingsverzoek moeten indienen bij de rechtbank. Voorts stelt de vrouw dat de rechtbank bij de berekening van de draagkracht van de man al rekening heeft gehouden met een bedrag van € 700,- voor aflossing op schulden.
24. Het hof overweegt als volgt. Zoals hiervoor onder 6 overwogen, beoordeelt het hof het onderhavige geschil in volle omvang. De huidige stand van zaken wordt bij de beoordeling betrokken.
25. Het hof is op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en beslist dat de man over de periode
31 december 2010 tot 1 augustus 2011 draagkracht heeft een kinderalimentatie van € 226,- per maand per kind te betalen. Het hof neemt deze gronden over en maakt deze tot de zijne. In hoger beroep is niet gebleken van feiten of omstandigheden die kunnen leiden tot een ander oordeel. Ook in hoger beroep heeft de man onvoldoende onderbouwd dat hij daartoe niet in staat is. Het hof zal de bestreden beschikking in zoverre dan ook bekrachtigen.
26. Hoewel gesteld kan worden dat de man bij de keuzes die hij heeft gemaakt onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn verplichtingen ten aanzien van de minderjarigen en het aan de man te wijten is dat hij thans nauwelijks, dan wel geen, inkomen geniet, nu hij in verband met een nieuwe relatie naar [land] is verhuisd, is het hof van oordeel dat rekening moet worden gehouden met de feitelijke situatie zoals die thans voorligt. Niet aannemelijk is dat de man binnen afzienbare tijd eenzelfde inkomen kan genereren. Gelet op deze situatie is het hof van oordeel dat de man ingaande 1 augustus 2011 geen draagkracht heeft enige kinderalimentatie te betalen. Het hof zal de bestreden beschikking in zoverre dan ook vernietigen en de door de man met ingang van 1 augustus 2011 te betalen kinderalimentatie vaststellen op nihil. Overigens is het hof eveneens van oordeel dat de man een inspanningsverplichting heeft een inkomen te verwerven conform zijn verdiencapaciteit om in de toekomst weer een financiële bijdrage te gaan leveren.
Proceskostenveroordeling
27. Het hof ziet geen reden, zoals door de vrouw is verzocht, om de man te veroordelen in de proceskosten en zal het verzoek derhalve afwijzen.
28. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en, in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst af het inleidende verzoek van de man, inhoudende dat hij samen met de vrouw belast wordt met het gezamenlijk gezag over de minderjarigen [X], [Y] en [Z];
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze beschikking te zenden aan de griffier van de rechtbank ‘s-Gravenhage;
bepaalt een omgangsregeling tussen de man en de minderjarigen, inhoudende dat de minderjarigen gedurende de helft van alle vakanties bij de man zullen zijn, in onderling overleg tussen partijen, op tijdig verzoek van de man vast te stellen en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat de man de kosten verbonden aan de omgangsregeling voor zijn rekening neemt en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt een informatieregeling ten behoeve van de man met betrekking tot de minderjarigen, inhoudende dat de vrouw aan hem eenmaal per vier maanden een kopie van de schoolrapporten van de minderjarigen zal sturen tezamen met recente foto’s van de minderjarigen en een kort verslagje omtrent de vorderingen en ontwikkelingen van de minderjarigen en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat de man, gedurende de periode van 31 december 2010 tot 1 augustus 2011, voor de verzorging en opvoeding van de minderjarigen aan de vrouw dient te betalen een bedrag van € 226,- per maand per kind en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt met ingang van 1 augustus 2011 deze bijdrage op nihil;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Lückers, Husson en Van Dijk, bijgestaan door mr. Van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 februari 2012.