1. Ten aanzien van de feiten (vervolg):
1.1 Tijdens de comparitie is geen regeling in der minne tussen partijen bereikt.
1.2 Bij brief van 9 september 2011 is namens Ipse De Bruggen, in verband met de comparitie van partijen van 22 september 2011, onder meer een functiebeschrijving medewerker linnenvoorziening toegezonden, vastgesteld door de Raad van Bestuur op 13 mei 2008. In deze functiebeschrijving wordt onder resultaatsgebieden onder meer vermeld: "het herstellen van kleding van cliënten, zoals nieuwe ritsen inzetten, scheuren repareren" en " het, op afspraak, controleren en merken van kleding". Bij plaats van de functie binnen de dienst worden onder de manager interne dienst niet alleen de medewerker linnenvoorziening en de eerste medewerker linnenvoorziening vermeld, maar ook de verstelnaaister.
In de functiebeschrijvingen medewerker linnenvoorziening (prod. 3a bij conclusie van antwoord) en verstelnaaister (prod. 22 bij akte uitlaten van 25 maart 2010), beide (in concept) vastgesteld door de Raad van Bestuur in oktober 2000, is er voor beide functies nog sprake van verschillende rapportagelijnen en verschillende verantwoordelijkheidsgebieden, linnenvoorziening respectievelijk verstellen van kleding.
In de functiebeschrijving medewerker linnenvoorziening van oktober 2000 wordt ook al bij de resultaatgebieden vermeld: "het herstellen van kleding van cliënten, zoals nieuwe ritsen inzetten, scheuren repareren" en " het, op afspraak, controleren en merken van kleding". Tussen partijen is in confesso dat een medewerker linnenvoorziening in principe alleen kleding repareert bij afwezigheid van of het ontbreken van tijd hiervoor bij [appellante]. In de onderhavige procedure verschillen partijen, ook na de comparitie van 22 september 2011, (nog steeds) van mening of tot november 2007, toen besloten werd tot het indelen van de merkwerkzaamheden bij rooster (zie rechtsoverweging 2.10 van het arrest van 5 juli 2011), voor de merkwerkzaamheden hetzelfde gold, waarbij door partijen dienaangaande over en weer wel het nodige gesteld is.
1.3 Van de zijde van Ipse De Brugge is bij de comparitie verklaard dat de vouwwerkzaamheden staand moeten worden verricht. Omdat er grote partijen kleding/textiel met geregeld grote kledingstukken en stukken textiel gevouwen moeten worden, is het niet goed mogelijk om dit zittend te doen. De kledingstukken en stukken textiel moeten na te zijn gevouwen in containers gelegd worden, die langs de muren van de vouwruimte staan. Dat kan niet goed zittend gebeuren, want dat geeft onwerkbaar grote/veel stapels op de vouwtafel. Als dat wel zou gebeuren, leidt dat tot productieverlies, alles aldus Ipse De Bruggen. [appellante] stelt tijdens de comparitie hiertegenover dat de vouwwerkzaamheden pas twee jaar (vanaf 2009) staand gebeuren. Voorheen was er een speciale kruk voor de vouwwerkzaamheden, die nu is weggehaald, alles aldus [appellante]. Bij brief van 14 september 2011 is namens [appellante], in verband met de comparitie van partijen van 22 september 2011, onder meer een verklaring van mevrouw […] toegezonden, die bij de linnendienst van (toen nog) Ipse werkzaam is geweest (1999-2008). Mevrouw [...] verklaart onder meer: " (...) en dat we op een gegeven moment vouwtafels, die in de hoogte en de laagte verstelbaar waren, en zadelkrukjes kregen, (...)."
1.4 Ter comparitie is van de zijde van Ipse De Bruggen verklaard dat [appellante] het loon over de twaalf uren heeft ontvangen (vanaf 1 augustus 2008) tot 4 maart 2009, terwijl er geen sprake is geweest van verrekening van dit voldane bedrag en er evenmin anderszins loon is ingehouden. Van de zijde van [appellante] is dit niet betwist.