ECLI:NL:GHSGR:2012:BV9616

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.087.497/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens niet voldoen aan appelverbod

In deze zaak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Dordrecht van 16 maart 2011, waarin het verzoek van [appellante] om de Gemeente Giessenlanden te verplichten medewerking te verlenen aan de overdracht van percelen werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen hoger beroep openstond tegen deze beschikking op basis van artikel 27, derde lid, (oud) Wvg, dat een appelverbod bevat. Dit appelverbod kan alleen worden doorbroken onder specifieke omstandigheden, zoals onjuiste toepassing van de wet of een essentieel vormverzuim. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 maart 2012 heeft [appellante] zes grieven aangevoerd, die door de Gemeente zijn bestreden. Het hof heeft vastgesteld dat er geen bewijs is voor een essentieel vormverzuim en dat de rechtbank terecht geen analoge toepassing van artikel 27 Wvg heeft gegeven. Het hof concludeert dat de rechtbank artikel 12, derde lid, Wvg niet onjuist heeft toegepast en dat de stellingen van [appellante] berusten op een verkeerde lezing van de beschikking. Het hof oordeelt dat [appellante] niet kan worden ontvangen in haar hoger beroep en veroordeelt haar in de proceskosten van de Gemeente. De beschikking is gegeven op 17 april 2012 door mrs. A.V. van den Berg, S.A. Boele en A.G.M. Zander.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector handel
Zaaknummer : 200.087.497/01
Zaaknummer rechtbank : 87588
Beschikking van 17 april 2012
inzake
[Naam],
wonende te […], gemeente […],
appellante,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. N.S. Commijs te Zwolle,
tegen
DE GEMEENTE GIESSENLANDEN,
zetelend te Hoornaar, gemeente Giessenlanden,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de Gemeente,
advocaat: mr. W.J.E. van der Werf te 's-Gravenhage.
Het geding in hoger beroep
Bij op 19 mei 2011 ter griffie ingekomen beroepschrift van 17 mei 2011 heeft [appellante] hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Dordrecht van 16 maart 2011, waarbij de rechtbank heeft afgewezen het op artikel 27 van de Wet voorkeursrecht gemeenten (oud) (verder: Wvg) gegronde verzoek van [appellante] om te bepalen dat de Gemeente gehouden is medewerking te verlenen aan de overdracht van door haar aan de Gemeente aangeboden percelen aan de Gemeente tegen de tussen partijen overeengekomen prijs van € 620.000,- k.k. Daarbij heeft [appellante] zes grieven tegen de beschikking aangevoerd, welke door de Gemeente bij verweerschrift zijn bestreden. Ter zitting van het hof van 5 maart 2012 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Bij die gelegenheid hebben partijen hun standpunten door hun advocaten doen toelichten, beiden aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt. Ten slotte hebben partijen uitspraak gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. Ingevolge het ten deze ingevolge het geldende overgangsrecht nog toepasselijke artikel 27, derde lid, (oud) Wvg staat tegen de beschikking van de rechtbank op een verzoek tot toepassing van dat artikel geen hoger beroep open. Dat appelverbod kan volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad alleen worden doorbroken indien
- de rechtbank een wetsbepaling ten onrechte heeft toegepast of ten onrechte buiten toepassing heeft gelaten,
- de rechtbank buiten het toepassingsgebied van het desbetreffende artikel is getreden, of
- sprake is van een essentieel vormverzuim.
2. Niet is gesteld of gebleken dat de rechtbank een essentieel vormverzuim heeft gepleegd. Indien de rechtbank, zoals door [appellante] is verzocht, analoge toepassing aan artikel 27 Wvg had gegeven, was zij buiten het toepassingsgebied van dat artikel getreden. Zij heeft dat evenwel terecht niet gedaan.
3. [appellante] heeft naar voren gebracht dat de rechtbank ten onrechte artikel 12, derde lid, Wvg heeft toegepast en ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan artikel 27 Wvg.
4. De stelling van [appellante] dat de rechtbank ten onrechte toepassing heeft gegeven aan artikel 12, derde lid, Wvg, berust op een verkeerde lezing van de bestreden beschikking. De omstandigheid dat de rechtbank in een rechtsoverweging heeft gewezen op de rechtsgevolgen die artikel 12, derde lid, Wvg aan een bepaalde termijnoverschrijding verbindt, betekent niet dat zij haar beslissing ter zake van het op artikel 27 Wvg gegronde verzoek heeft gebaseerd op artikel 12, derde lid, Wvg. Van toepassing door de rechtbank van artikel 12, derde lid, Wvg is geen sprake.
5. Ter zake van artikel 27 Wvg overweegt het hof als volgt. In artikel 27, tweede lid, Wvg is bepaald in welke (limitatief omschreven) omstandigheden een verzoek als bedoeld in het derde lid van dat artikel kan worden gedaan. Dat is in de eerste plaats mogelijk als het college niet binnen twee weken nadat de verkoper heeft te kennen gegeven dat hij wenst dat over de koopprijs advies zal worden uitgebracht door een deskundige, een verzoek om daartoe een deskundige te benoemen bij de rechtbank heeft ingediend. In de tweede plaats is dat mogelijk indien, nadat die door de rechtbank benoemde deskundige advies heeft uitgebracht, het college meedeelt van aankoop af te zien of niet binnen een maand hetzij zich met het advies verenigt, hetzij het oordeel van de rechtbank over de geadviseerde prijs vraagt. De rechtbank heeft in concreto aan de hand van een beoordeling van de gevolgde procedure onderzocht of één van de in genoemd artikellid genoemde omstandigheden zich voordeed en heeft geoordeeld dat dat niet het geval is. In het onderhavige geval heeft de rechtbank bevonden dat [appellante] geen verzoek heeft gedaan om een deskundige te benoemen en dat het verzoek van [appellante] daarom niet kan leiden tot toepassing van het derde lid van artikel 27 Wvg. Door op deze wijze te oordelen heeft de rechtbank artikel 27 Wvg toegepast. De stelling van [appellante] dat de rechtbank artikel 27 Wvg niet heeft toegepast, is dus onjuist.
6. De slotsom is dat [appellante] niet kan worden ontvangen in haar hoger beroep. Het hof zal aldus beslissen. Daarbij past een veroordeling van [appellante] in de proceskosten van de Gemeente in het hoger beroep.
Beslissing
Het hof:
- verklaart [appellante] niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep van de beschikking van de rechtbank Dordrecht van 16 maart 2011;
- veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van de Gemeente tot op heden vastgesteld op € 649,- aan griffierecht en € 3.895,- aan salaris advocaat.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.V. van den Berg, S.A. Boele en A.G.M. Zander en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 april 2012 in aanwezigheid van de griffier.