ECLI:NL:GHSGR:2012:BV9736

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-006645-10
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevaarzettend gedrag in het verkeer met letsel als gevolg

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 5 maart 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1975, werd beschuldigd van gevaarzettend gedrag in het verkeer, wat resulteerde in een verkeersongeval op 10 oktober 2009 te Rotterdam. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, had niet zijn aandacht op de weg en het verkeer voor hem gehouden, waardoor hij tegen de achterzijde van een stilstaand voertuig botste. Dit leidde tot een kettingreactie waarbij meerdere voertuigen betrokken waren en een inzittende van een van de voertuigen zwaar lichamelijk letsel opliep.

In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een geldboete van EUR 900,00, subsidiair 18 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden. De verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen en geconcludeerd dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken. Echter, het subsidiair ten laste gelegde werd wel bewezen verklaard.

Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan gevaarzettend gedrag in het verkeer, wat in strijd is met artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte had verklaard dat hij dacht dat het verkeerslicht op groen stond en dat hij niet goed oplette, wat leidde tot het ongeval. Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en heeft uiteindelijk de geldboete van EUR 900,00 opgelegd, met de mogelijkheid van 18 dagen hechtenis bij gebreke van betaling.

Uitspraak

Rolnummer: 22-006645-10
Parketnummer: 10-820007-10
Datum uitspraak: 5 maart 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 21 december 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1975,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 13 oktober 2011 en 20 februari 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van EUR 900,- subsidiair 18 dagen hechtenis alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs reeds ingevorderd is geweest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair,
hij op of omstreeks 10 oktober 2009 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Bosdreef, welk onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar, niet (voortdurend) zijn aandacht op de weg en/of het verkeer vóór hem heeft gehad en/of niet heeft opgemerkt dat meerdere voertuigen vóór een rood licht uitstralend verkeerslicht stilstonden en/of (zonder te remmen) tegen de achterzijde van het (direct) vóór hem stilstaande voertuig is aangebotst, als gevolg waarvan (al) die genoemde stilstaande voertuigen tegen of in elkaar werden gedrukt, waardoor de inzittende van één van die stilstaande voertuigen, genaamd [benadeelde partij], zwaar lichamelijk letsel (te weten breuk van een borstkaswervel) of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair,
hij op of omstreeks 10 oktober 2009 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Bosdreef, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar, niet (voortdurend) zijn aandacht op de weg en/of het verkeer vóór hem heeft gehad en/of niet heeft opgemerkt dat meerdere voertuigen vóór een rood licht uitstralend verkeerslicht stilstonden en/of (zonder te remmen) tegen de achterzijde van het (direct) vóór hem stilstaande voertuig is aangebotst, als gevolg waarvan (al) die genoemde stilstaande voertuigen tegen of in elkaar werden gedrukt.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal, daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 oktober 2009 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Bosdreef, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar, niet zijn aandacht op de weg en het verkeer vóór hem heeft gehad en niet heeft opgemerkt dat meerdere voertuigen vóór een rood licht uitstralend verkeerslicht stilstonden en zonder te remmen tegen de achterzijde van het direct vóór hem stilstaande voertuig is aangebotst, als gevolg waarvan (al) die genoemde stilstaande voertuigen tegen of in elkaar werden gedrukt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte van het primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en dat de verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van EUR 900,- subsidiair 18 dagen hechtenis.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan gevaarzettend gedrag in het verkeer door niet zijn aandacht op de weg en het verkeer voor hem te houden. Verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat het verkeerslicht op groen stond, dat op zoek was naar zijn sigaretten en dat hij even niet goed oplette. De verdachte heeft in het geheel niet geremd bij het naderen van een stoplicht dat op rood stond en is met zijn auto tegen het voor hem stilstaande voertuig aangebotst. Hierdoor ontstond een kettingreactie en werden alle daar stilstaande auto's tegen dan wel in elkaar gedrukt. Door aldus te handelen heeft de verdachte blijk gegeven van een gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef ten opzichte van zijn medeweggebruikers.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel -dat overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal een geheel onvoorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte een passende en geboden reactie vormt.
Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van EUR 900,00 (negenhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 18 (achttien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. H.C. Wiersinga,
mr. M.I. Veldt-Foglia en mr. P.J. Wurzer, in bijzijn van de griffier mr. R.T. Poort.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 5 maart 2012.
Mr. P.J. Wurzer is buiten staat dit arrest te ondertekenen.