Rolnummer: 22-005317-11
Parketnummers: 09-607852-11 en 09-607565-11
Datum uitspraak: 7 maart 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 26 oktober 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Ethiopië) op [geboortejaar] 1966,
thans gedetineerd in de PI Haaglanden, locatie Zoetermeer.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 22 februari 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is aan de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren, waarbij is bepaald dat na 12 maanden een tussentijdse beoordeling dient plaats te vinden. Tevens is het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte in de zaak met parketnummer 09/607565-11 opgeheven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 juni 2011 te Leiden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (merk: Sparta kleur: Roze), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
hij op of omstreeks 31 januari 2011 te Leiden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (merk Gazelle), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 juni 2011 te Leiden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (merk: Sparta kleur: Roze), toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2];
hij op 31 januari 2011 te Leiden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (merk Gazelle), toebehorende aan [benadeelde partij 3].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat aan de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren.
Motivering van de op te leggen maatregel
Het hof heeft de op te leggen maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee fietsendiefstallen. Dit zijn ergerlijke feiten, die doorgaans overlast en schade veroorzaken voor de betrokkenen.
Diefstal betreft een misdrijf waarvoor op de voet van artikel 67 van het Wetboek van Strafvordering voorlopige hechtenis is toegelaten. Voorts heeft het hof acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 februari 2012, waaruit blijkt dat de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de bewezen verklaarde feiten niet alleen ten minste driemaal maar zelfs veelvuldig wegens het plegen van misdrijven onherroepelijk is veroordeeld tot straffen die vrijheidsbeneming inhielden. Deze straffen waren ten uitvoer gelegd voordat de bewezen verklaarde feiten zijn gepleegd.
Voorts heeft het hof acht geslagen op het Reclasseringsadvies d.d. 5 juli 2011, opgemaakt door K. van der Heijden, werkzaam bij GGZ Palier Den Haag. Uit dit advies valt op te maken dat de verdachte in het verleden fietsen heeft gestolen om in zijn cocaïneverslaving te voorzien, dat hij medicatie krijgt in verband met de bij hem geconstateerde schizofrenie en dat hij ten tijde van het plegen van de delicten - na een langdurig bijkans dagelijks cocaïne gebruik - het gebruik naar eigen zeggen terug had gebracht tot twee bolletjes per week. Nu de fietsendiefstallen voortvloeien uit het cocaïnegebruik van de verdachte schat de rapporteur de kans op recidive hoog gemiddeld in. Verdachte heeft reeds gerecidiveerd door het plegen van feit 1 nadat hij ter zake van feit 2 in voorlopige hechtenis was gesteld en was geschorst onder de voorwaarde dat hij geen strafbare feiten zou plegen. De verdachte is van mening dat het plegen van fietsendiefstallen 'zijn werk is'. De rapporteur is van mening dat een behandelingstraject in het kader van de ISD-maatregel mogelijk meer zal bijdragen aan een gedragsverandering bij de verdachte dan de huidige ambulante behandelingen en adviseert om aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders op te leggen.
Het hof heeft verder het Pro Justitia Rapport d.d. 24 maart 2011 - opgesteld door de psychiater dr. B.A. Blansjaar - in acht genomen. Uit dit rapport komt naar voren dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de vorm van chronisch paranoïde schizofrenie. Daarnaast is sprake van afhankelijkheid van cocaïne. De ten laste gelegde feiten zijn waarschijnlijk voornamelijk voortgekomen uit de verslaving en in mindere mate uit de schizofrene stoornis. De kans op recidive lijkt sterk verhoogd, vooral door de verslaving. Oplegging van de ISD-maatregel kan de kans hierop verlagen en de mogelijkheden voor behandeling en resocialisatie van de verdachte verbeteren door het opstellen van een individueel programma, rekening houdend met de verslaving van de verdachte en zijn schizofrene stoornis.
Het hof is - dit alles overwegende - van oordeel dat oplegging van de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren passend en geboden is, nu de veiligheid van goederen zulks eist en oplegging van die maatregel strekt tot zowel de beveiliging van de maatschappij als de beëindiging van het almaar plegen van strafbare feiten door de verdachte, alsmede tot het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn verslavingsproblematiek. Gelet op de door de verdachte steeds weer veroorzaakte overlast, dient het maatschappelijk belang te prevaleren boven de persoonlijke wensen van de verdachte.
Het hof zal hierbij bepalen dat na verloop van een periode van 12 maanden tussentijds de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel zal worden beoordeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 38m, 38s, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren.
Bepaalt dat na verloop van een periode van 12 (twaalf) maanden na aanvang van de maatregel ter terechtzitting van de rechtbank 's-Gravenhage een tussentijdse beoordeling zal plaatsvinden omtrent de noodzaak van voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel en bepaalt dat het openbaar ministerie uiterlijk veertien dagen voor dat tijdstip de rechtbank bericht zal doen toekomen als bedoeld in artikel 38s, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht
Dit arrest is gewezen door mr. D.J.C. van den Broek,
mr. F.A.M. Bakker en mr. C.G.M. van Rijnberk, in bijzijn van de griffier mr. J.C.A. Verhoef.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 7 maart 2012.